Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuige [(ex)vrouw verdachte] , overweegt het hof met de rechtbank als volgt.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van
[(ex)vrouw verdachte] , voor zover deze tot het bewijs hebben gediend. De bewijsmiddelen hebben vrijwel
uitsluitend betrekking op hetgeen [(ex)vrouw verdachte] in afgeluisterde telefoongesprekken met haar
moeder, met [betrokkene 1] en met verdachte heeft gevoerd. Niet valt aan te nemen dat zij in
deze gesprekken met personen uit haar familie- en vriendenkring leugenachtig heeft
verklaard. Voor zover verklaringen uit de politieverhoren zijn gebruikt voor het bewijs,
vinden deze verklaringen bevestiging in die telefoongesprekken. Uit de processen-verbaal
blijkt ook niet dat de verhorende politiemedewerkers haar onder ontoelaatbare druk hebben
gezet.
Met betrekking tot het verhoor van 6 juli 2016 wijst het hof erop dat [(ex)vrouw verdachte] op de meeste vragen steevast geen antwoord heeft willen geven. Het proces-verbaal van verhoor is
op verzoek van [(ex)vrouw verdachte] nog aangepast, waarna zij het op 13 september 2016 alsnog heeft
ondertekend. Dat daarbij in de woorden van de verdediging sprake is geweest van koehandel, waardoor [(ex)vrouw verdachte] min of meer gedwongen werd te tekenen, is het hof evenmin gebleken. Bij de rechter-commissaris verklaarde [(ex)vrouw verdachte] hierover: 'Het verslag is
aangepast en uiteindelijk heb ik ondertekend, maar niet met een goed gevoel. Ik was bang
als de informatie over [zoontje verdachte] in handen van [verdachte] zou komen, hij dat zou gebruiken op de
zitting en mij daarmee om mijn oren zou slaan. Mijn gevoel is geweest dat de rechercheurs
daar gebruik van hebben gemaakt. Dat is een gevoel'.
Naar het oordeel van het hof is daarmee onvoldoende concreet onderbouwd dat [(ex)vrouw verdachte] onder ontoelaatbare druk is gezet om een verklaring af te leggen en daarna het proces-verbaal van verhoor te ondertekenen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van 7 september 2016 is het hof evenmin gebleken
dat [(ex)vrouw verdachte] onder ontoelaatbare druk is gezet. Zij heeft die verklaring ook direct na het
verhoor ondertekend.
Dat [(ex)vrouw verdachte] is teruggekomen op eerder afgelegde verklaringen en ook tot tweemaal toe per
e-mail de politie heeft bericht dat ze haar verklaringen wilde intrekken, maakt het oordeel van het hof niet anders. Het eerste verzoek tot intrekking is gedaan op 13 juli 2016 en
betreft naar het hof aanneemt het verhoor van 6 juli 2016. [(ex)vrouw verdachte] heeft uiteindelijk
een aangepaste versie van dit proces-verbaal alsnog op 13 september 2013 ondertekend. Het
tweede verzoek is gedaan op 6 april 2017. Daarin schrijft ze zonder nadere toelichting dat ze
haar verklaring wil intrekken. In een e-mailbericht van 13 april 2017 licht ze dit nader toe: 'Je kunt van mij niet eisen dat ik in een zaak betrokken raak waar de vader van mijn zoon
volgens jullie in betrokken is waar ik feitelijk gezien niets van afweet'. Dat ze niets (meer) met de strafzaak tegen haar voormalige vriend te maken wil hebben, maakt haar verklaringen niet minder betrouwbaar. In het verhoor bij de rechter-commissaris op 16 mei 2017 verklaart ze bovendien dat ze 'niet het gevoel heeft dat ze heeft gelogen' tijdens de politieverhoren.