ECLI:NL:GHSHE:2020:1607

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
20-000674-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het ambtsgeheim door politieambtenaar en omkoping

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1985, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de schending van het ambtsgeheim door een politieambtenaar, [medeverdachte 1], die vertrouwelijke informatie uit politiesystemen had opgevraagd en gedeeld met derden, waaronder de verdachte zelf. De verdachte had [medeverdachte 1] de benodigde persoonsgegevens verstrekt voor het aanmaken van een KENO-sleutel, waarmee deze informatie kon worden opgevraagd. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk inlichtingen had verschaft en daarmee de schending van het ambtsgeheim had bevorderd.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van omkoping van [medeverdachte 1]. Het hof oordeelde dat de verdachte aan de politieambtenaar giften had gedaan met het oogmerk om hem te bewegen om in strijd met zijn plicht vertrouwelijke informatie te verstrekken. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van de schending van het ambtsgeheim en de gevolgen van omkoping voor het functioneren van de politie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000674-18
Uitspraak : 4 mei 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-880348-16 tegen:

[verdachte]

[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan hem onder 1, primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is blijkens de appelakte gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Uit het vorenstaande volgt, dat het vonnis in zijn geheel aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, met een beslissing op het beslag overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met
29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een geheim, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat hij en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun ambt (namelijk het ambt van politieagent) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was/waren het te bewaren, opzettelijk heeft/hebben geschonden (telkens) door in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen op (een) gegevensdrager(s) en/of in (een) document(en) te plaatsen en/of (naar zichzelf) te mailen en/of te exporteren en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en/of te openbaren;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer andere personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een geheim, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat hij en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun ambt (namelijk het ambt van politieagent) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was/waren het te bewaren, opzettelijk heeft/hebben geschonden (telkens) door in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen op (een) gegevensdrager(s) en/of in (een) document(en) te plaatsen en/of (naar zichzelf) te mailen en/of te exporteren en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en/of te openbaren,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) persoonsgegevens en/of informatie te verschaffen over (te bevragen) personen en/of informatie over (te bevragen) opsporingsonderzoeken en/of door die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) (ten behoeve van en/of met het oog op diens/hun bevragingen) te voorzien van eventuele zoektermen en/of door (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan te horen en/of aan te nemen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met
29 september 2015 te Eindhoven en/of Utrecht en/of Veldhoven en/of Weert en/of Liempde en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een politieambtenaar (namelijk [medeverdachte 1] ) een of meer giften (namelijk een of meer geldbedragen) heeft gedaan en/of aangeboden met het oogmerk hem te bewegen om (in strijd met zijn plicht) in zijn bediening iets te doen en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem (in strijd met zijn plicht) in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan (namelijk (telkens) het verstrekken en/of openbaren van (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft zich onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie in eerste aanleg en het beroepen vonnis op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen (in de medeplegen-variant).
De verdediging heeft daarentegen op de gronden als verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Deze gronden komen in de kern neer op het volgende. Verdachte heeft op geen enkele wijze bijgedragen aan de schending van het ambtsgeheim door medeverdachte [medeverdachte 1] . Dat er achtmaal op verdachtes naam is gezocht in het politiesysteem Blue View zegt niets. Het zoeken op zijn naam kan het gevolg zijn van doorklikken. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
De ex-vrouw van verdachte, [(ex)vrouw verdachte] , heeft weliswaar bij de politie belastend over verdachte verklaard, maar haar verklaring is niet geloofwaardig. Zij had destijds namelijk ruzie met verdachte over de omgang met hun zoontje. Verder heeft zij verklaard instabiel te zijn en dat zij tijdens het verhoor is gestuurd door de politie. Ook heeft zij wisselend verklaard. Zij is later op die belastende verklaring teruggekomen. Het onder 1 primair tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Inleiding
Zoals hierna uit de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal blijken, was medeverdachte [medeverdachte 1] vanaf 26 januari 2009 in dienst bij de Dienst Nationale Recherche (DNR). Hij had in dat kader een geheimhoudingsplicht.
Blue View is een indexsysteem van de politie, waarin dumps plaatsvinden van diverse politiesystemen, zoals BVO, Summ-it, HKS, BVH, Luris, FIU, afkomstig van bijna alle opsporingsinstanties van Nederland (Kmar, FIOD et cetera). De informatie uit Blue View is vertrouwelijk en mag door gebruikers van het systeem niet worden gedeeld met personen die niet gerechtigd zijn tot die informatie. [medeverdachte 1] had vanaf 29 augustus 2011 een account voor Blue View en had tot het voor hem geldende opsporingsniveau toegang tot informatie uit dat systeem.
Bevragingen in Blue View geschieden op een zogenaamde lange KENO, een zoeksleutel gebaseerd op onder andere achternaam en geboortejaar van de te bevragen persoon. Het is ook mogelijk om een abonnement te nemen op personen. Abonnementen moeten actief worden aangemaakt, verlengd (driemaandelijks) en afgesloten worden.

Feit 1 primair: (mede)plegen van schending van het ambtsgeheim

Aan verdachte is onder 1 primair – kort gezegd – tenlastegelegd het (mede)plegen van het schenden van het ambtsgeheim (art. 272 lid 1 Sr).
Het hof overweegt het volgende.
Artikel 272 lid 1 Sr luidt als volgt:
Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
Het hof stelt allereerst met de advocaat-generaal en in navolging van de rechtbank vast, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde niet alleen kan hebben gepleegd, omdat hij de daarvoor vereiste kwaliteit mist. Verdachte was namelijk niet degene die uit hoofde van (een vroeger) ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht was tot het bewaren van enig geheim.
Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte dit feit heeft medegepleegd in de zin van art. 47 eerste lid, sub 1, Sr.
Het hof stelt als toetsingskader het volgende voorop. Op grond van bestendige jurisprudentie voor medeplegen moet daarbij sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht dient te zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. In de praktijk is een belangrijke en moeilijke vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. Die vraag laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en derhalve eerder zien op het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf, rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Voor de vraag of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan in dat geval onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, nu het erom gaat dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Indien de verdachte hoofdzakelijk gedragingen na de uitvoering van het strafbare feit heeft verricht, is in uitzonderlijke gevallen medeplegen denkbaar. Maar een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering in zulke uitzonderlijke gevallen ook bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
Het beslissingskader zoals dat in het hier voorgaande is weergegeven kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn. Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen. Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. in dezen: HR 02 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411).
Het hof overweegt voorts – voor wat betreft de weergave van de feiten gedeeltelijk overeenkomstig de rechtbank – als volgt.
Uit het dossier blijkt het volgende.
Blue View gegevens
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] volgens de logbestanden van Blue View op 8 data een persoon heeft bevraagd aan de hand van zoeksleutels (zogeheten KENO-sleutels) die verwijzen naar de voornamen, achternaam en geboortedatum van verdachte. De eerste bevraging was op 17 februari 2012, de laatste bevraging was op 12 augustus 2015. Ook heeft [medeverdachte 1] twee keer (op 17 februari 2013 en 30 maart 2015) Blue View bevraagd op een KENO-sleutel die verwijst naar het toenmalige woonadres van verdachte. [medeverdachte 1] had een Blue View abonnement lopen op verdachte van juli 2012 tot en met september 2013. Hierdoor kreeg [medeverdachte 1] wekelijks een automatische update van nieuwe politiegegevens over verdachte.
Getuige [(ex)vrouw verdachte]
Verdachte had van 2012 tot april 2014 een relatie met [(ex)vrouw verdachte] (hierna:
). Zij heeft vanaf eind 2013 meermalen aangifte gedaan van mishandeling, stalking
en huisvredebreuk door verdachte. Volgens [(ex)vrouw verdachte] zelf is haar relatie met verdachte in
2013 verslechterd en is ze tijdens de zwangerschap van hun zoontje [zoontje verdachte] (geboren op
28 november 2013) al naar de politie gegaan. Ze denkt dat ze wel 20 keer aangifte of een
melding heeft gedaan.
is op 6 juli 2016 en 7 september 2016 door de politie gehoord. In het dossier
bevinden zich ook prints van afgeluisterde telefoongesprekken van [(ex)vrouw verdachte] met haar vader
en moeder, met [betrokkene 1] en met verdachte. Verder is [(ex)vrouw verdachte] op 16 mei 2017 als
getuige gehoord bij de rechter-commissaris.
Tijdens het verhoor van 6 juli 2016 verklaarde [(ex)vrouw verdachte] dat verdachte kort nadat ze aangifte
had gedaan, daarvan op de hoogte was.
In een telefoongesprek met haar moeder op 8 juli 2016 zegt [(ex)vrouw verdachte] : 'hij [het hof begrijpt: verdachte] heeft ook toegegeven dat hij degene is geweest die de mol naar Nederland heeft
gehaald. (...) Die [medeverdachte 1] die was toen [zoontje verdachte] één was (…) zat [verdachte] in Kiev. En [verdachte] [het hof begrijpt: verdachte] heeft vandaag tegen mij gezegd dat hij daar dat daar die rechercheur was. Want [verdachte] vertrouwt mij. (…) Dat [verdachte] had gezegd wil jij niet wat verdienen? Ja ja, zei die, dat wil ik wel. [verdachte] heeft hem naar Nederland gehaald, in die zin van in Nederland geïntroduceerd als bij hem kun je dingen kopen en dat is zo'n groot netwerk geworden. Alle criminelen bij hem informatie kopen.'
In haar politieverhoor van 7 september 2016 bevestigt [(ex)vrouw verdachte] dat 'zoiets' wel door verdachte is gezegd, 'anders zeg ik dat niet in dit gesprek met mijn moeder'.
In een telefoongesprek met [betrokkene 1] op 11 juli 2016 zegt [(ex)vrouw verdachte] : ' [verdachte] is degene
geweest die [medeverdachte 1] heeft geïntroduceerd. En zodoende en met name in de onderwereld
van Noord-Brabant heeft hij connecties, die [medeverdachte 1] . Komt daar een inval, oh eens even
kijken, ja ik heb hier een lijst voor me liggen, er komen daar en daar invallen, en dan
konden de criminelen zich voorbereiden.'
In het verhoor van 13 september 2016 verklaart [(ex)vrouw verdachte] dat niemand anders dan verdachte
tegen haar heeft kunnen zeggen dat hij [medeverdachte 1] uit de Oekraïne hierheen heeft gehaald.
In een telefoongesprek van [(ex)vrouw verdachte] met verdachte op 26 augustus 2016 zegt [(ex)vrouw verdachte] tegen
verdachte: 'je hebt toch [medeverdachte 1] vanuit Oekraïne naar Nederland gehaald en geïntroduceerd in
de onderwereld? Jij hebt toch informatie gekocht van hem? Onder andere over mij?' Als
verdachte dit vervolgens ontkent, zegt [(ex)vrouw verdachte] tegen verdachte: 'Dat zei je wel tegen mij. Jij
bent hier de leugenaar, niet ik.'
Op 26 november 2014 heeft [(ex)vrouw verdachte] een mailbericht gestuurd naar [politiemedewerker/getuige]
, medewerker intake en service bij de politie in Eindhoven. Daarin schrijft [(ex)vrouw verdachte] onder meer het volgende: 'Ik ben zojuist geïnformeerd door [verdachte] met het volgende. [verdachte] heeft 'buiten' met iemand gesproken van het CID? (...) Deze man zou hij gesproken hebben over mijn bijlagen (vertrouwelijk en persoonlijk verhaal) wat niet is opgenomen in de aangifte. Deze krijgt (koopt) hij maandag van deze man.'
In het politieverhoor van 7 september 2016 bevestigt [(ex)vrouw verdachte] dat verdachte dit zo tegen haar
heeft gezegd.
Op 27 september 2014 vond er een kort geding plaats over het geschil tussen verdachte en
[(ex)vrouw verdachte] over de omgangsregeling van hun kind. Diezelfde dag heeft [medeverdachte 1] Blue
View bevraagd op de KENO-sleutel van verdachte.
Tussenconclusie 1
Uit het voorgaande concludeert het hof – grotendeels – met de rechtbank het volgende. Verdachte wist, zoals blijkt uit de verklaring van [(ex)vrouw verdachte] , dat [medeverdachte 1] vertrouwelijke politie-informatie aan criminelen verstrekte. Verdachte heeft [medeverdachte 1] Blue View laten raadplegen in verband met de relatieproblemen die hij – erdachte – had met [(ex)vrouw verdachte] . [medeverdachte 1] heeft die informatie ook verstrekt aan verdachte. Dat laatste blijkt met name uit het feit dat [medeverdachte 1] Blue View op de KENO-sleutel van verdachte heeft bevraagd op dezelfde dag dat het kort geding inzake de omgangsregeling plaatsvond. [medeverdachte 1] moet dat wel op verzoek van verdachte hebben gedaan, omdat [medeverdachte 1] anders niet kon weten van dat kort geding.
Het e-mailbericht van 26 november 2014 bevestigt dat verdachte in het kader van dat kort geding bezig was politie-informatie te verzamelen over aangiftes van [(ex)vrouw verdachte] tegen verdachte. Niet valt in te zien waarom [medeverdachte 1] juist toen Blue View zou raadplegen zonder deze informatie aan verdachte te verstrekken.
Uit het vorenstaande volgt dat [medeverdachte 1] bewust informatie vergaarde ten aanzien van verdachte en dat dus niet slechts sprake is geweest van 'doorklikken' door [medeverdachte 1] , zoals de verdediging heeft gesteld.
De bevragingen van Blue View in 2012
Met betrekking tot de bevragingen in 2012 ziet het hof in navolging van de rechtbank geen verband met mogelijke relatieproblemen en aangiftes van [(ex)vrouw verdachte] . [(ex)vrouw verdachte] heeft zelf verklaard dat de relatieproblemen begonnen tijdens haar zwangerschap in 2013. Toch acht het hof met de rechtbank ook met betrekking tot deze bevragingen in voldoende mate komen vast te staan dat [medeverdachte 1] de resultaten van zijn bevragingen aan verdachte heeft doorgegeven. [medeverdachte 1] is niet alleen Blue View gaan bevragen, maar heeft ook een Blue View-abonnement genomen op verdachte, waardoor hij wekelijks een update kreeg van politie-informatie over verdachte. In samenhang bezien met de verklaring van [(ex)vrouw verdachte] , waaruit blijkt dat verdachte politie-informatie kocht van [medeverdachte 1] , moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat verdachte zelf in 2012 zijn persoonsgegevens heeft verstrekt aan [medeverdachte 1] , waardoor deze een KENO-sleutel voor bevraging in Blue View kon aanmaken. Uit het dossier blijkt ook niet dat andere personen dan verdachte op enigerlei wijze geïnteresseerd waren in politie-informatie omtrent zijn – verdachtes – persoon. Dat dit alles is gedaan zonder dat verdachte wilde weten wat de resultaten van de bevragingen waren, acht het hof niet geloofwaardig.
Dat verdachte in 2012 belang had bij verstrekking van de door [medeverdachte 1] opgevraagde gegevens, maakt het hof ook op uit de volgende feiten en omstandigheden. Op 23 november 2012 treft de politie een hennepkwekerij aan in de woning van [medeverdachte 2] . Op diezelfde dag bevraagt [medeverdachte 1] diezelfde [medeverdachte 2] op zijn woonadres en daarna in persoon. Nadat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] heeft bevraagd op diens woonadres, bevraagt hij nog zeven adressen die alle zeven bij nader politieonderzoek hennep-gerelateerd blijken te zijn.
Uit onder meer Facebook-gegevens blijkt dat [medeverdachte 2] en verdachte elkaar kenden. [medeverdachte 1] bevraagt [medeverdachte 2] voor de eerste keer op 27 februari 2012 om 13:57 uur. Diezelfde dag tussen 13:54 en 13:58 uur bevraagt [medeverdachte 1] ook verdachte in persoon. Dat doet [medeverdachte 1] ook op 9 juli 2012 en op 31 oktober 2012. In de justitiële documentatie staat vermeld dat de strafzaak tegen verdachte inzake verdenking van hennepteelt is geseponeerd op 23 oktober 2012 bij gebrek aan bewijs. Na het aantreffen van de hennepkwekerij op
23 november 2012 blijkt ook niet meer van bevragingen in Blue View tot de eerder genoemde datum van 27 november 2014.
Dit wijst er op dat de bevragingen van [medeverdachte 1] in 2012 op de zoeksleutel van verdachte betrekking hadden op (de verdenking van) hennepteelt. Verdachte had in dat geval alle belang bij de door [medeverdachte 1] opgevraagde politiegegevens.
Tussenconclusie 2
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beziend, concludeert het hof in navolging van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte 1] vertrouwelijke politie-informatie over verdachte niet alleen heeft opgevraagd, maar ook aan hem heeft verstrekt. Gelet op de hiervoor weergegeven, de verdachte belastende feiten en omstandigheden, had van verdachte mogen worden verwacht dat hij een aannemelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring zou hebben gegeven. Dat heeft hij echter niet gedaan. Hij heeft ervoor gekozen gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
Conclusie m.b.t. schending ambtsgeheim
Op grond van al het vorenstaande en de daarbij genomen tussenconclusies stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] zijn geheimhoudingsplicht gedurende langere tijd bij herhaling heeft geschonden door politie-informatie te delen met (onder andere) verdachte, terwijl verdachte niet bevoegd was om van die informatie kennis te nemen.
Medeplegen door verdachte?
Uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 1] gedurende langere tijd verschillende malen in Blue View zonder legitieme reden bevragingen op de KENO van verdachte heeft gedaan en dat hij een abonnement op de persoon van verdachte heeft gehad in dat systeem. Ten behoeve van die KENO had verdachte zijn persoonsgegevens aan [medeverdachte 1] doorgegeven.
Verdachte wist ook dat [medeverdachte 1] vertrouwelijke politie-informatie aan derden, waaronder criminelen, verstrekte. [medeverdachte 1] heeft dergelijke informatie ook aan verdachte verstrekt.
Deze vormen van betrokkenheid van verdachte bij de schending van het ambtsgeheim door [medeverdachte 1] leveren naar het oordeel van het hof echter geen wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte aan dit strafbare feit door [medeverdachte 1] heeft deelgenomen in de vorm van medeplegen. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier tegen de achtergrond van het in het voorgaande weergegeven toetsingskader inzake medeplegen onvoldoende bewijs dat tussen verdachte, [medeverdachte 1] en/of andere personen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht was. Een afweging aan de hand van de eventuele intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte maakt dat het hof, mede in ogenschouw nemend het ontbreken van enige bewijs van een eventuele compenserende mate van betrokkenheid in de voorbereiding van het tenlastegelegde delict, oordeelt dat van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte bij het strafbare feit geen sprake is.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte 1] in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 in Nederland een geheim, waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn ambt (namelijk het ambt van politieagent) en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en artikel 7 Wet Politiegegevens) verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden (telkens) door in politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) te bevragen en door vervolgens vertrouwelijke informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken) uit politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en te openbaren,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 in Nederland (telkens) opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door aan die [medeverdachte 1] persoonsgegevens en/of informatie te verschaffen over (te bevragen) personen en/of informatie over (te bevragen) opsporingsonderzoeken en/of door die [medeverdachte 1] (ten behoeve van en/of met het oog op diens bevragingen) te voorzien van eventuele zoektermen;
2.
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 september 2015 in Nederland een politieambtenaar (namelijk [medeverdachte 1] ) een of meer giften (namelijk een of meer geldbedragen) heeft gedaan met het oogmerk hem te bewegen om (in strijd met zijn plicht) in zijn bediening iets te doen namelijk telkens het verstrekken van vertrouwelijke informatie (omtrent een of meer personen en opsporingsonderzoeken) uit politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummer(s), wordt/worden – tenzij anders vermeld – bedoeld paginanummer(s) van een proces-verbaal of geschrift uit het eindproces-verbaal Zijdehaai, met onderzoeksnummer 20150054 van de Rijksrecherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, bestaande uit een algemeen dossier (AD.00 en AD.01), een persoonsdossier (PD.01, PD.02, PD.03, PD.04 en PD.05) en een zaaksdossier (ZD.01, ZD.02 en ZD.03), met (per dossier) doorgenummerde pagina's.
(ZD.01, p. 737-803)
DOC 001: proces-verbaal overdracht Afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van 7 juli
2015, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende:
Verklaring J. Molenkamp (p. 747-751):
Blue View is een indexsysteem. Opsporing Basis kan niveau 3 en 4 in zien en krijgt hit/no
op niveau 5. Accounts Blue View zijn strikt persoonlijk en mag niet gedeeld worden.
KL008416 heeft een Blue view account vanaf 29-8-2011 om 10.18 uur. KL008416 had 20
abonnementen. De gebruiker kan zelf een abonnement aanmaken. De info komt in zijn
mailbox binnen. KL08416 is de enige afnemer. Een abonnement verloopt standaard na 3
maanden, dan moetje het verlengen. Een Blue View Registratie Export is een PDF file.
Relaas:
[medeverdachte 1] is werkzaam als generalist tactische recherche. Is sinds 26 januari 2009
werkzaam als zij-instromer niveau 4 (p.740). Hij is nog niet afgestudeerd op niveau 4.
DOC 001: (zie hierboven)
(p. 740) [medeverdachte 1] was achtereenvolgens bij de Landelijke Eenheid, Dienst Verkeer in
Maasbracht werkzaam (2013) en sinds 2014 bij de Dienst Infrastructuur, locatie Croeselaan
Utrecht.
AMB 257: Proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2016 op ambtseed/belofte
verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (p. 679-713)
Om Blue View te kunnen raadplegen moet door middel van een inlogscherm worden
ingelogd met een gebruikersnaam en een wachtwoord. De gebruikersnaam is het
dienstnummer van de betreffende politie ambtenaar. (p. 699)
Resultaten van bevragingen kunnen worden geëxporteerd als PDF of Excel bestand en
kunnen vervolgens worden opgeslagen, bijvoorbeeld op een harde schijf van de computer of
op een externe opslagplaats zoals een USB stick of andere gegevensdrager, indien de
gebruiker in het systeem rechten heeft om gegevens op een USB stick op te slaan. [medeverdachte 1]
had deze rechten.
Voor exporteren is geen aparte bevoegdheid nodig. In de naam van het document tijdens
registratie krijgt zit de tekst 'Registratie Export'. Daarnaast valt uit de bestandsnaam af te
leiden in welk jaar, maand, dag en tijdstip de export is gemaakt en wordt het
accountnummer (dienstnummer) van de gebruiker vermeld. Er is een waarschuwing
opgenomen aan de gebruiker: ... 'het oneigenlijk gebruik dan wel misbruik van deze
gegevens is ten strengste verboden. Daarnaast is het verstrekken van deze gegevens aan
derden welke niet de vereiste autorisatie bezitten eveneens ten strengste verboden... (p. 700)
Op 15 juni 2015 had [medeverdachte 1] diverse abonnementen lopen. Er liepen abonnementen op 24
personen, die automatisch werden bevraagd op een zogenaamde lange KENO: dit zijn de vier beginletters van de achternaam van de persoon, eerste voorletter van de eerste voornaam, gevolgd door geboortejaar, geboortemaand en geboortedag.
[medeverdachte 1] heeft vanaf 30 augustus 2011 in totaal 52 abonnementen gehad, waaronder op 12
personen van wie informatie werd aangetroffen bij Latour. Het vermoeden bestaat dat het
merendeel van deze abonnementen, 44 van de 52 , niet werk gerelateerd zijn.
Na oktober 2011 zijn er geruime tijd geen abonnementen meer afgesloten. In juli 2012 sluit
[medeverdachte 1] een abonnement af op de KENO van verdachte [verdachte] .
(ZD.01, p. 361)
AMB172: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2015
Een onder [medeverdachte 1] in beslag genomen mobiele telefoon, met goednummer 1.11.01.001, is
op 17 december 2015 onderzocht. Op de telefoon is een bestand aangetroffen. In de
bestandsnaam staat onder meer: [ [medeverdachte 2] Nieuw] 30-6-2013.
Het volgende werd gezegd.
[medeverdachte 2] : ik ben verhuisd.
[medeverdachte 1] : Waar zit jij nou ergens dan?
[medeverdachte 2] : ik woon nou op [adres 3] .
Noot verbalisant: In [adres 3] bevindt zich een straat genaamd [adres 3] .
(Persoonsdossier PD05, p. 97-98 en p. 106-107)
AMB 279: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016
Volgens de logbestanden van Blue View bevragingen van [medeverdachte 1] bevroeg hij op acht
data (17 februari 2012, 9 juli 2012, 31 oktober 2012, 27 november 2014, 11 maart 2015, 18
mei 2015, 21 juli 2015 en 12 augustus 2015) een persoon met als KENO: [verdachte] , [verdachte]
1985- [geboortedag 1] , [verdachte] 1985- [geboortedag 1] , [verdachte] .
Volgens de logbestanden van Blue View bevragingen heeft [medeverdachte 1] op 19 februari 2013
en 30 maart 2015 bevraagd opzoeksleutel geldrop donjon. [verdachte] stond toen
ingeschreven op [adres 4] .
[medeverdachte 1] had op [verdachte] een Blue View abonnement van 23 juli 2012 tot en met
26 september 2013. Hierdoor kreeg hij een wekelijkse update van nieuwe gegevens die over
[verdachte] bekend waren.
[medeverdachte 1] had een Blue View abonnement op [medeverdachte 2] van 13 februari 2013 tot
en met 27 mei 2013.
In de logfiles van de Blue View bevragingen bevroeg [medeverdachte 1] in de periode van
17 februari 2012 tot en met 12 augustus 2015 (in totaal op 13 dagen) met KENO [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] .
Volgens de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie staat [medeverdachte 2]
, geboren [geboortedag 2] -1984, van 1-11-2007 tot 7-03-2013 ingeschreven op het
adres [adres 2] .
(ZD.01, p. 115)
Proces-verbaal (relaas p-v) van 31 oktober 2016
Op 23 november 2012 wordt aan de [adres 2] een hennepkwekerij
aangetroffen. Volgens de gemeentelijke basisadministratie staat daar [medeverdachte 2] ingeschreven.
Op de dag waarop de hennepkwekerij aangetroffen wordt, wordt dit adres door [medeverdachte 1]
bevraagd in Blue View. Die dag bevraagt [medeverdachte 1] daarna ook [medeverdachte 2] in persoon.
Die dag bevraagt hij ook zeven andere adressen. Bij raadpleging van Blue View bleek dat al
deze zeven adressen hennep gerelateerd waren. Omstreeks het einde van 2012 waren er van
al deze adressen meldingen of andere mutaties die te maken hadden met hennephandel of
hennepteelt dan wel bewoners die voor hennep gerelateerde incidenten stonden
geregistreerd.
(ZD.01. p. 114 en 119)
Proces-verbaal (relaas p-v) d.d. 31 oktober 2016
Een vergelijking van de foto op de facebookpagina van [medeverdachte 2] met de foto
van [medeverdachte 2] toont aan dat dit dezelfde persoon is. In de telefoon van [verdachte] (IBN
LLL.001) werd een filmpje aangetroffen met foto's van [verdachte] met [medeverdachte 2] .
Op de site VK.com (een Russische variant van Facebook) staat een profiel van ene [verdachte]
die zichzelf de broer noemt van [medeverdachte 2] . De foto bij dit profiel is
van [verdachte] .
Uittreksel Justitiële documentatie, d.d. 15 januari 2018, p. 4
Arrondissementsparket 's- Hertogenbosch 01-217215-12, art 3 ahf/ond B Opiumwet,
hennepteelt. Pleegdatum 1 februari 2011 te Helmond. Sepot, sepotgrond: onvoldoende
bewijs.
Datum beslissing: 23 oktober 2012.
(ZD.01, p. 116-117)
Proces-verbaal (relaas p-v) d.d. 31 oktober 2016
Bij onderzoek van de gegevens welke door de verdachte [medeverdachte 1] waren opgevraagd van
de verdachte [verdachte] bleek dat dit grotendeels gegevens waren in de relationele
sfeer. [verdachte] staat in een relatie tot een vrouw genaamd [(ex)vrouw verdachte] . Samen
met deze vrouw heeft [verdachte] een zoontje genaamd [zoontje verdachte] . Door [(ex)vrouw verdachte] werd vanaf
eind 2013 verschillende keren aangifte of melding gedaan van mishandeling, stalking en
huisvredebreuk tegen [verdachte] .
(ZD.01, p. 1371)
GET. 023: Proces-verbaal van verhoor [(ex)vrouw verdachte] (hierna: [(ex)vrouw verdachte] ) van
13 september 2016
Op 6 juli 2016 verhoorden wij [(ex)vrouw verdachte] als getuige. De getuige verklaarde:
Ik heb vanaf 2012 tot april 2014 een relatie gehad met [verdachte] . Wij hebben
een zoontje, [zoontje verdachte] . Na de zwangerschap begon het geweld direct. Ik denk dat ik wel 20
keer aangifte dan wel een melding heb gedaan. [verdachte] en ik waren goed bekend bij de
politie in die tijd. De persoon op de foto die u toont van een persoon die zich [verdachte]
noemt, is [verdachte] .
Ik ben er op een gegeven moment achter gekomen dat als ik een aangifte had gedaan dat
kort daarna [verdachte] daarvan wist. Ik merkte ook dat een verhoor van hem of een onderzoek
nooit zin heeft gehad omdat ik het gevoel kreeg dat hij zich kon voorbereiden. Hij kon een
ander verhaal maken of iets opzetten, waardoor het een ander verhaal werd en hij reactie
uitlokte. Hij heeft naar mijn mening de ruimte gekregen om mijn aangifte te manipuleren.
(ZD.01, p. 1390)
Telefoongesprek tussen [(ex)vrouw verdachte] (C) en haar vader (V) d.d. 5 juli 2016
C: ik doe aangifte en hij weet het.
V: [(ex)vrouw verdachte] , zoals het de vorige keer is gegaan dat hij een mol wist te bereiken.
C: ja dezelfde mol. Het maakt de cirkel rond. Dat hij kan zien dat die informatie ehh... gewoon miljoenen sporen in dat digitale centrum, in dat grote geheel. ... dat hij die mol
naar mij is gegaan en die link naar [verdachte] ... ze zien het precies (ik geloof) wat hij die man
welke informatie die heeft opgevraagd, die mol ja.
(ZD.01, p. 1394)
Telefoongesprek tussen [(ex)vrouw verdachte] (C) en haar moeder d.d. 8 juli 2016
C: [verdachte] moet zich maandag [hof: 11 juli 2016] melden. Hij wordt gearresteerd voor
omkoping van een ambtenaar. Dat weet je toch? Daar hebben we het toch vaker over gehad?
M: Dus hij heeft jou gebeld?
C: hij heeft ook toegegeven aan mij dat hij degene is die de mol naar Nederland heeft gehaald, dus ik euh, maar dat weten hun denk ik niet. Ik weet dat ze niet die informatie
hebben euh van dat er geld voor betaald is.
C: die [medeverdachte 1] die was toen [zoontje verdachte] één was, toen [zoontje verdachte] begon te lopen, zat [verdachte] in Kiev.
Toen kon ik hem heel de week niet bereiken.
(In haar verhoor van 13 september 2016 verklaart [(ex)vrouw verdachte] dat [zoontje verdachte] is geboren op 28
november 2013, GET 024, ZD.01, p. 1381).
En [verdachte] heeft vandaag tegen mij gezegd dat hij daar dat daar die rechercheur was
Want [verdachte] vertrouwt mij. Dat daar die rechercheur was bij [medeverdachte 2] . Dat [verdachte] had
gezegd wil jij niet wat verdienen? Ja ja ja zei die, dat wil ik wel. [verdachte] heeft hem naar
Nederland gehaald, in die zin van in Nederland geïntroduceerd als bij hem kun je dingen
kopen en dat is zo'n groot netwerk geworden. Alle criminelen bij hem informatie kopen.
(ZD.01, p. 1400)
Telefoongesprek tussen [(ex)vrouw verdachte] (C) en [betrokkene 1] d.d. 11 juli 2016
C: [verdachte] is degene geweest die [medeverdachte 1] . geïntroduceerd heeft. Ja joh, wil je niet wat geld
verdienen. En zodoende en met name in de onderwereld van Noord-Brabant heeft hij
connecties, die [medeverdachte 1] , waar hij geld verdient. Komt daar een inval, oh eens even kijken, ja ik
heb hier een lijst voor me liggen, er komen daar en daar invallen, en dan konden die
criminelen zich voorbereiden.
(ZD.01, p. 1402)
Telefoongesprek van [(ex)vrouw verdachte] (C) met verdachte d.d. 26 augustus 2016
J: hoezo krijg ik 6 jaar bajes?
C: wat jij hebt gedaan staat toch 12 jaar voor?
J: Wat heb ik gedaan dan?
C: moet ik dat herhalen over de telefoon of zal ik maar gewoon mijn mond dicht houden?
J: ik heb helemaal niets gedaan, dus je kunt het gewoon zeggen.
C: je hebt toch [medeverdachte 1] vanuit de Oekraïne naar Nederland gehaald en geïntroduceerd in de
onderwereld? Jij heb toch informatie gekocht van hem? Onder andere over mij?
J: ik ken geen mensen in de onderwereld en ik ken hem ook niet.
C: ok, maar dat zei je wel tegen mij. Jij bent hier de leugenaar en niet ik.
(ZD.01, p. 715)
AMB 277: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016
Op 12 juli 2016 werd een telefoon in beslag genomen (IBN nummer LLL.001). Deze
telefoon was eigendom van verdachte [verdachte] . Op de image back up van deze
telefoon zag ik een groot aantal images (foto's) staan, waaronder de volgende twee foto's.
IMG.3853.Jpeg en IMG.4219.Jpeg. Dit betrof in beide gevallen een foto van een
computerscherm. Deze foto was als bijlage van een MMS-bericht verzonden door [verdachte]
aan [betrokkene 2] (broer van [(ex)vrouw verdachte] ) op 19 maart 2016. Dit betrof een
foto van een e-mail bericht afkomstig van [(ex)vrouw verdachte] en gericht aan [politiemedewerker/getuige]
(medewerkster intake politie), de dato 26 november 2014. Het betrof een deel
van een bericht waarin [(ex)vrouw verdachte] aangeeft dat [verdachte] in de hennepteelt in Spanje zit
en daar ook coffeeshops heeft.
'Beste [politiemedewerker/getuige] , ik ben zojuist door [verdachte] geïnformeerd met het volgende. [verdachte] heeft 'buiten' met iemand gesproken van het CID? Het gaat om een chef. Deze man zou hij gesproken hebben over mijn bijlagen (vertrouwelijk en persoonlijk verhaal) wat niet is opgenomen in de aangifte. Deze krijgt (koopt) maandag [verdachte] van deze man. Deze
informatie kan hij onmogelijk van/via iemand anders gehad hebben, omdat helemaal
niemand dit weet. Het is niet mijn bedoeling dat dit bij wie dan ook terecht komt en zeker
niet bij [verdachte] of nog erger zijn derden.'
(ZD.01, p. 1388)
Bijlage bij GET.024
Afdruk van de foto van bovengenoemd e-mail bericht van [(ex)vrouw verdachte] aan [politiemedewerker/getuige] .
(ZD.01, p. 1377)
GET. 024: Proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2016 van getuige [(ex)vrouw verdachte]
(De politie toont [(ex)vrouw verdachte] de foto van het e-mail bericht van [(ex)vrouw verdachte] aan [politiemedewerker/getuige] )
In het verleden heeft hij dergelijke informatie vaker gehad. Hij zei dan kijk eens wat ik allemaal weet en wat je doet. CID is Criminele Inlichtingen Dienst of zoiets. De relatie
buiten-CID-chef: dat zal [verdachte] zo gezegd hebben. [verdachte] heeft dat toen zo tegen mij
gezegd, zoals het daar staat. Hij heeft dit dus tegen mij gezegd.
(De politie houdt [(ex)vrouw verdachte] het telefoongesprek van 8 juli 2016 voor, waarin [(ex)vrouw verdachte] verklaart
over het introduceren van de mol bij criminelen in Nederland)
Als ik dat zo zeg in dat gesprek met mijn moeder, dan moet ik mij daarbij aansluiten. Hij zal dat wel zo gezegd hebben. Er zal zoiets gezegd zijn door [verdachte] , anders zeg ik dat in dit gesprek met mijn moeder niet zo. Ik denk dat het zo gegaan is zoals ik dat in het gesprek zeg.
(Vraag: zou iemand anders dan [verdachte] tegen je hebben kunnen zeggen dat hij [medeverdachte 1] vanuit
de Oekraïne hierheen heeft gehaald?)
Nee.
(Vraag: heeft hij jou deelgenoot gemaakt van zijn aanbod aan [medeverdachte 1] toen zij in Kiev waren?)
Ja, anders zeg ik dat niet tegen mijn moeder.
Het klopt dat [verdachte] van 4 t/m 9 december 2014 in Kiev is geweest. Ik weet van horen
zeggen dat [medeverdachte 2] een jeugdvriend is van [verdachte] . Ik heb hem 4 jaar geleden wel eens
ontmoet.
(Politie houdt [(ex)vrouw verdachte] het telefoongesprek van 11 juli met [betrokkene 1] voor, waarin zij
verklaart over het introduceren van [medeverdachte 1] door [verdachte] in het Brabants crimineel milieu)
Dat zijn mijn woorden.
(Over het betalen door [verdachte] voor informatie)
In 2014 hadden [verdachte] en ik een discussie over iets dat ik bij de politie had gemeld. [verdachte]
was er heel erg op gefocust om deze informatie te krijgen. Toen zei [verdachte] tegen mij: 'Nu
moet ik weer 800 euro betalen om die informatie te krijgen'. Dat is wat ik weet over
betalingen die [verdachte] gedaan zou hebben voor het verkrijgen van informatie.
(PD.05, p. 169)
GET. 025: Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 14 september 2016
Ik ben de moeder van [(ex)vrouw verdachte] .
Vraag: wist jij dat [verdachte] beschikte over informatie die hij van [medeverdachte 1] had
gekocht?
Antwoord: [(ex)vrouw verdachte] heeft mij zoiets wel eens verteld. Ik weet niet meer precies wat. [verdachte]
had toen gezegd dat hij alles wist van haar.
Vraag: Heb jij ooit een signaal gehad dat hij de beschikking had over iemand bij de politie?
Antwoord: Ik heb wel eens gehoord dat hij iemand had met lange armpjes. Dat heeft
[(ex)vrouw verdachte] of [verdachte] mij eens verteld. Dat was dus iemand die informatie kon leveren.
Vraag: heb jij wel eens van [verdachte] gehoord of vernomen dat hij iemand bij de politie had
die hij betaalde?
Ik heb dat wel eens van [(ex)vrouw verdachte] gehoord. Hij had tegen haar gezegd dat hij dan weer moest
betalen voor informatie. Dat was op een moment dat [(ex)vrouw verdachte] weer aangifte had gedaan. Ik
dacht dat dit een bedrag van 700 of 900 euro was. [verdachte] had toen letterlijk gezegd: 'dan
moet ik weer zoveel betalen'.
Vraag: in het telefoongesprek van 8 juli 2016 vertelt [(ex)vrouw verdachte] u dat [verdachte] tegen haar die
morgen heeft verteld dat hij de Mol uit Kiev heeft gehaald en geïntroduceerd in Nederland.
Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord: ik heb wel eens van die [medeverdachte 2] gehoord en [verdachte] zou die mol naar Nederland
hebben gehaald. [(ex)vrouw verdachte] heeft mij dat inderdaad verteld. Ik heb dat allemaal van [(ex)vrouw verdachte]
gehoord.
Vraag: waar kent u [medeverdachte 2] van?
Antwoord: [verdachte] heeft hem een keer aan de lijn gehad toen hij bij mij thuis was. Volgens
mij is het een vriend van [verdachte] .
Vraag: uit diverse andere gesprekken die u met [(ex)vrouw verdachte] heeft, blijkt dat u op de hoogte bent
van enkele zaken met betrekking tot [verdachte] en de zogenaamde politiemol.
Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord: ik weet dat [verdachte] dingen wist uit de aangiftes van [(ex)vrouw verdachte] . Ik heb ook een keer
aangifte gedaan tegen [verdachte] en toen heeft [verdachte] tegen [(ex)vrouw verdachte] gezegd dat het allemaal
wel meeviel wat haar moeder had verklaard. Daarmee was voor mij duidelijk dat hij wist
wat ik bij de politie had verklaard.
(PD 05, p. 174)
GET. 028: Proces-verbaal van verhoor getuige [politiemedewerker/getuige] , d.d. 21 september
2016
Ik ben als Bijzonder Opsporingsambtenaar (BOA) werkzaam in de functie van assistent
medewerker intake en service bij de politie in Eindhoven. Ik doe dit werk al ongeveer 10
jaar.
Vraag: wij tonen u een foto van e-mail bericht van 26 november 2014, afkomstig van
[(ex)vrouw verdachte] en gericht aan u. Heeft u de mail ontvangen?
Antwoord: ja, ik zie hem in de computer staan. Ik heb de mail ontvangen op 13 november
2014 om 11.38 uur.
Vraag: voor de aanvang van dit verhoor deelden wij u mede dat het ging om een politieman
die informatie doorgaf aan een verdachte. Wij hoorden u toen zeggen: 'dan had ze toch
gelijk'. Wat bedoelde je daar mee?
Antwoord: [(ex)vrouw verdachte] heeft meerdere keren mondeling aan mij aangegeven dat [verdachte] haar
vertelde dat het niet uitmaakte wat zij vertelde bij de politie. Hij zei namelijk dat hij een
politieman had die hem alle informatie gaf die hij nodig had.
Verhoor van [(ex)vrouw verdachte] bij de rechter-commissaris, d.d. 16 mei 2017 (per abuis
gedateerd 6 april 2017)
Ik heb het gevoel dat ik niet heb gelogen tijdens de twee politieverhoren.
Toen [zoontje verdachte] 1 jaar was, is er een rechtszaak gestart die nu nog loopt. U (raadsman mr. Van
den Biezenbos) merkt op dat het kort geding heeft plaatsgevonden op 27 november 2014.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan (mede)plegen van schending van het ambtsgeheim
De verdediging heeft op de gronden als verwoord in haar pleitnota, onder verwijzing naar hetgeen zij met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde heeft aangevoerd, betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Volgens de verdediging ontbreekt bewijs dat verdachte informatie heeft verschaft aan [medeverdachte 1] over te bevragen personen, laat staan dat hij de resultaten daarvan heeft aangehoord of heeft aangenomen. Hetgeen zijn ex-vrouw [(ex)vrouw verdachte] heeft verklaard is onbetrouwbaar, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van het hof wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de schending van het ambtsgeheim door [medeverdachte 1] heeft bevorderd en/of heeft vergemakkelijkt, door opzettelijk inlichtingen te verschaffen en opzettelijk behulpzaam te zijn. [medeverdachte 1] heeft, zoals blijkt uit het dossier, zonder legitieme reden bevragingen op de KENO van verdachte gedaan en heeft een abonnement op de persoon van verdachte gehad in dat systeem. Verdachte wist, zoals blijkt uit de verklaring van [(ex)vrouw verdachte] , dat [medeverdachte 1] vertrouwelijke politie-informatie aan criminelen verstrekte. Verdachte heeft [medeverdachte 1] benaderd en op grond van de in het voorgaande weergegeven feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte ten behoeve van die KENO zijn persoonsgegevens aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven.
Gelet op de hiervoor weergegeven, de verdachte belastende feiten en omstandigheden, had van verdachte mogen worden verwacht dat hij een aannemelijke, ter zake van de redengevendheid van de feiten, een ontzenuwende verklaring zou hebben gegeven. Dat heeft hij echter niet gedaan. Hij heeft ervoor gekozen gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuige [(ex)vrouw verdachte] , overweegt het hof met de rechtbank als volgt.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van
[(ex)vrouw verdachte] , voor zover deze tot het bewijs hebben gediend. De bewijsmiddelen hebben vrijwel
uitsluitend betrekking op hetgeen [(ex)vrouw verdachte] in afgeluisterde telefoongesprekken met haar
moeder, met [betrokkene 1] en met verdachte heeft gevoerd. Niet valt aan te nemen dat zij in
deze gesprekken met personen uit haar familie- en vriendenkring leugenachtig heeft
verklaard. Voor zover verklaringen uit de politieverhoren zijn gebruikt voor het bewijs,
vinden deze verklaringen bevestiging in die telefoongesprekken. Uit de processen-verbaal
blijkt ook niet dat de verhorende politiemedewerkers haar onder ontoelaatbare druk hebben
gezet.
Met betrekking tot het verhoor van 6 juli 2016 wijst het hof erop dat [(ex)vrouw verdachte] op de meeste vragen steevast geen antwoord heeft willen geven. Het proces-verbaal van verhoor is
op verzoek van [(ex)vrouw verdachte] nog aangepast, waarna zij het op 13 september 2016 alsnog heeft
ondertekend. Dat daarbij in de woorden van de verdediging sprake is geweest van koehandel, waardoor [(ex)vrouw verdachte] min of meer gedwongen werd te tekenen, is het hof evenmin gebleken. Bij de rechter-commissaris verklaarde [(ex)vrouw verdachte] hierover: 'Het verslag is
aangepast en uiteindelijk heb ik ondertekend, maar niet met een goed gevoel. Ik was bang
als de informatie over [zoontje verdachte] in handen van [verdachte] zou komen, hij dat zou gebruiken op de
zitting en mij daarmee om mijn oren zou slaan. Mijn gevoel is geweest dat de rechercheurs
daar gebruik van hebben gemaakt. Dat is een gevoel'.
Naar het oordeel van het hof is daarmee onvoldoende concreet onderbouwd dat [(ex)vrouw verdachte] onder ontoelaatbare druk is gezet om een verklaring af te leggen en daarna het proces-verbaal van verhoor te ondertekenen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van 7 september 2016 is het hof evenmin gebleken
dat [(ex)vrouw verdachte] onder ontoelaatbare druk is gezet. Zij heeft die verklaring ook direct na het
verhoor ondertekend.
Dat [(ex)vrouw verdachte] is teruggekomen op eerder afgelegde verklaringen en ook tot tweemaal toe per
e-mail de politie heeft bericht dat ze haar verklaringen wilde intrekken, maakt het oordeel van het hof niet anders. Het eerste verzoek tot intrekking is gedaan op 13 juli 2016 en
betreft naar het hof aanneemt het verhoor van 6 juli 2016. [(ex)vrouw verdachte] heeft uiteindelijk
een aangepaste versie van dit proces-verbaal alsnog op 13 september 2013 ondertekend. Het
tweede verzoek is gedaan op 6 april 2017. Daarin schrijft ze zonder nadere toelichting dat ze
haar verklaring wil intrekken. In een e-mailbericht van 13 april 2017 licht ze dit nader toe: 'Je kunt van mij niet eisen dat ik in een zaak betrokken raak waar de vader van mijn zoon
volgens jullie in betrokken is waar ik feitelijk gezien niets van afweet'. Dat ze niets (meer) met de strafzaak tegen haar voormalige vriend te maken wil hebben, maakt haar verklaringen niet minder betrouwbaar. In het verhoor bij de rechter-commissaris op 16 mei 2017 verklaart ze bovendien dat ze 'niet het gevoel heeft dat ze heeft gelogen' tijdens de politieverhoren.
Het hof verwerpt dan ook het betrouwbaarheidsverweer.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat verdachte daarmee het door [medeverdachte 1] begane misdrijf van schending van het ambtsgeheim heeft bevorderd en/of vergemakkelijkt door opzettelijk inlichtingen te verschaffen. Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.

Feit 2: omkoping

De advocaat-generaal heeft zich onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie in eerste aanleg en het beroepen vonnis op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging heeft op de gronden als verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Deze gronden zijn in feite gelijk aan die zij heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar bewijsverweer met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven weergegeven.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aan [medeverdachte 1] persoonsgegevens heeft verstrekt ten behoeve van het aanmaken van een KENO, waarmee [medeverdachte 1] gedurende langere tijd verschillende malen in Blue View zonder legitieme reden bevragingen heeft gedaan op de persoon van verdachte, alsmede dat [medeverdachte 1] een abonnement heeft gehad op de persoon van verdachte in dat systeem. De door [medeverdachte 1] aldus opgevraagde vertrouwelijke informatie is blijkens de verklaringen van [(ex)vrouw verdachte] , welke verklaring het hof, zoals hiervoor is overwogen, betrouwbaar acht, haar moeder [getuige] en [politiemedewerker/getuige] ook bij verdachte terechtgekomen, terwijl verdachte daartoe niet gerechtigd was. [medeverdachte 1] heeft aldus gehandeld in strijd zijn met geheimhoudingsplicht en ambtseed.
Uit de verklaringen van [(ex)vrouw verdachte] en haar moeder [getuige] blijkt voorts dat verdachte voor die informatie aan [medeverdachte 1] heeft betaald. Daarbij overweegt het hof dat de verklaringen van [(ex)vrouw verdachte] en haar moeder [getuige] worden ondersteund door een afgeluisterd telefoongesprek tussen hen beiden en dat deze niet op zichzelf staan, maar tevens worden ondersteund door het feit dat uit het systeem blijkt dat door [medeverdachte 1] in de betreffende periode daadwerkelijk bevragingen zijn gedaan op verdachte.
Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is weergegeven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en dat maar 8 van de 26.000 bevragingen door [medeverdachte 1] aan verdachte zijn te relateren.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan schenden van het ambtsgeheim. Hij heeft een politieambtenaar gevraagd om in de politiesystemen na te gaan wat daarin over hem – verdachte – is vastgelegd, aanvankelijk in verband met hennepteelt en later in verband met de relatieproblemen die hij had met zijn ex-vrouw [(ex)vrouw verdachte] . Daartoe heeft hij deze ambtenaar de benodigde gegevens verstrekt voor het opmaken van een zoeksleutel ter bevraging van de politiegegevens. De politieambtenaar heeft een abonnement op verdachte in het politiesysteem Blue View afgesloten en heeft hem geregeld in dat systeem bevraagd. De opgevraagde vertrouwelijke politie-informatie is vervolgens aan verdachte verstrekt.
Verdachte heeft die politieambtenaar ook voor zijn diensten betaald. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan omkoping van die politieambtenaar. Door zo te handelen heeft verdachte het effectief functioneren van de politie ondermijnd en de politieorganisatie in diskrediet gebracht. Dat rekent het hof verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel van de Justitiële Informatiedienst d.d.
29 januari 2020 reeds meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan. Hoewel het niet om soortgelijke feiten gaat, vindt het hof die eerdere veroordelingen wel relevant, omdat het onder meer om huiselijk geweld gaat en verdachte mede vanwege dat feit vertrouwelijke politie-informatie wilde verkrijgen.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 11 juli 2016, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 19 februari 2018 vonnis gewezen. In eerste aanleg is dus geen sprake geweest van een termijnoverschrijding, nu de behandeling is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na de ingangsdatum van de redelijke termijn.
Verdachte heeft op 26 februari 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op
4 mei 2020. In hoger beroep is dus wel sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt iets meer dan twee maanden. Deze overschrijding is, mede gelet op de omvang van de zaak (de zaak tegen verdachte maakt deel uit van een megazaak tegen de betrokken politieagent en twee andere personen die vertrouwelijke informatie van hem afnamen) en de totale duur van de strafprocedure bezien, dermate gering, dat het hof hieraan geen andere consequentie zal verbinden dan de constatering dat de redelijke termijn in bovengenoemde mate is geschonden.
Alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, acht het hof, dat meer bewezen heeft verklaard dan de rechtbank, het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 48, 57, 63, 177 en 272 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 4 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.