3.11.de vensters en de deur van hun woning voor zover zich deze op minder dan twee meter van de grenslijn van het perceel van [geïntimeerde 2] c.s. [ [geïntimeerde 1] c.s.] bevinden binnen twee maanden na betekening van dit vonnis te voorzien van ondoorzichtig glas dan wel folie, zodat deze niet langer doorzichtig zijn, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag met een maximum van € 10.000,--;”
Daarbij overwoog de rechtbank in rechtsoverweging 2.6.2. voor zover relevant:
“2.6.2. (…) In beginsel ligt verwijdering van het hekwerk c.q. de poort dan ook in de rede. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat de eigenaar van een erf op grond van artikel 5:48 bevoegd is dit af te sluiten. Volgens vaste jurisprudentie geldt dit (…) ook voor de eigenaar van een dienend erf, mits wordt voorzien in de onbelemmerde toegang voor de eigenaar van een heersend erf. Naar analogie van deze rechtspraak is de rechtbank van oordeel dat die bevoegdheid ook geldt voor [appellant 2] c.s. [ [appellant 2] ] (…) zal er derhalve voor moeten zorgen dat het hekwerk c.q. de poort te allen tijde (…) onbelemmerde doorgang biedt (…). Voor zover dat niet mogelijk is, of [appellant 2] c.s. dat niet wenselijk acht, zal hij het hekwerk c.q. de poort dienen te verwijderen. Het gevorderde onder 1. zal dan ook worden toegewezen,tenzij[appellant 2] c.s. voorziet in onbelemmerde toegang zoals hierboven omschreven. (…)”
e) Tegen het veroordelend vonnis in conventie is door [geïntimeerde 1] hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 15 januari 2019 van dit hof heeft het hof dat vonnis in conventie vernietigd en de vraag of [geïntimeerde 1] gerechtigd is in de hoeve commerciële activiteiten te ondernemen (onder vernietiging van het aldaar bestreden vonnis op dat punt) bevestigend beantwoord.
Het veroordelend vonnis is onherroepelijk geworden voor zover in reconventie gewezen.
f) Het veroordelend vonnis is bij exploot van 18 september 2017 aan [appellant 2] betekend waarbij hen bevel is gedaan om binnen twee maanden aan de veroordelingen in reconventie te voldoen.
g) [appellant 2] heeft (tijdig) het houten hekwerk verwijderd en een gaashek met afsluitbare poort/deur aangebracht. De sleutel is aan [geïntimeerde 1] verstrekt. De zoon van [appellant 2] heeft folie op de vensters en deuren aangebracht.
h) In een proces-verbaal van bevindingen van gerechtsdeurwaarder mr. [de gerechtsdeurwaarder] d.d. 16 augustus 2018 is genoemde poort beschreven en heeft de deurwaarder geconstateerd dat er ondoorzichtige folie is aangebracht op de ramen, waarbij op enkele plekken strepen van 0,5 – 1 cm niet zijn afgeplakt.
i. i) Bij exploot van 26 juli 2018 is [appellant 2] aangezegd dat zij niet aan voormeld bevel hebben voldaan en daarom over de periode van 19 november 2017 tot en met 26 juli 2018 € 20.000,= aan dwangsommen hebben verbeurd aan [geïntimeerde 1] , welk bedrag binnen twee dagen betaald dient te worden, bij gebreke waarvan executie zal plaatsvinden.
j) Op 28 augustus 2018 is namens [geïntimeerde 1] ten laste van [appellant 2] executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak van [appellant 2] , ter inning van verbeurde dwangsommen.
k) Op 2 oktober 2018 heeft [appellant 2] [geïntimeerde 1] in kort geding gedagvaard. Op 25 oktober 2018 is daarin vonnis gewezen. Naar aanleiding van dat vonnis is door [appellant 2] op 19 november 2018 een bedrag van € 11.084,38 (maximale dwangsom € 10.000,= en executiekosten € 1.084,38) aan [geïntimeerde 1] voldaan. Het executoriale beslag op de onroerende zaak van [appellant 2] is opgeheven.