ECLI:NL:GHSHE:2020:1535

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
200.244.653_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overlegging van onderhouds- en garantiepapieren bij auto en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], handelend onder de naam StarTrack Europe, tegen [geïntimeerde], een vennootschap die betrokken is bij de verkoop van auto's. [Appellant] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde] voor schadevergoeding en de onmiddellijke overlegging van onderhouds- en garantiepapieren van een KIA Optima die hij had aangeschaft. De auto vertoonde na aankoop ernstige motorproblemen, waarvoor [appellant] een nieuwe motor heeft laten plaatsen, wat hem aanzienlijke kosten heeft gekost.

In het hoger beroep heeft [appellant] zijn vorderingen herhaald en betoogd dat de kantonrechter in eerste aanleg ten onrechte zijn vorderingen heeft afgewezen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft de procedure in hoger beroep voortgezet. Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld, waaronder de stelling dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de motorproblemen het gevolg waren van gebrekkig onderhoud en niet van een constructiefout.

Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake was van een constructiefout. Tevens heeft het hof de vordering tot overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren toegewezen, op straffe van een dwangsom. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de vordering tot overlegging van de papieren betreft, maar heeft de overige vorderingen van [appellant] afgewezen. [Appellant] is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.244.653/01
arrest van 12 mei 2020
in de zaak van
[appellant] , handelend onder de naam StarTrack Europe,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. C.L.J.A. Spiertz te Nijmegen,
tegen
[de vennootschap] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Leusden,
op het bij exploot van dagvaarding van 4 mei 2018 en het herstelexploot van 14 augustus 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 7 februari 2018, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5866970 \ CV EXPL 17-3045)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het vonnis van 28 juni 2017.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep en het herstelexploot;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte wijziging eis van [appellant] ;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] , met productie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg, met dien verstande dat het hof de bij antwoordakte van de zijde van [geïntimeerde] in het geding gebrachte productie niet bij de beoordeling betrekt, omdat [appellant] zich daar niet voldoende over heeft kunnen uitlaten.

3. De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door de kantonrechter vastgestelde, feiten.
3.1.1
[appellant] heeft op 23 september 2014 van [geïntimeerde] een KIA Optima 2.0 CVVT Hybrid met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht, voor € 23.350,-. De auto was ten tijde van de koop ongeveer twee jaar oud en had een kilometerstand van 32.083.
3.1.2
Op de verkoopfactuur van de auto staat vermeld:

Volledig rijklaar incl afleverbeurt, kia garantie en mobiliteitspas
Garantie tot 24-9-2019 of 150.000 km
3.1.3
Op 18 of 19 mei 2016 hoorde [appellant] een tikkend geluid onder de motor kap. [appellant] is met de auto naar een garage gegaan. Vandaar is de auto per autoambulance overgebracht naar [geïntimeerde] . De kilometerstand was toen 79.979.
3.1.4
Op 23 augustus 2016 is de auto geïnspecteerd door expertisebureau DEKRA .
In het expertiserapport van DEKRA van 16 september 2016 staat onder meer het volgende.

Het tikkende geluid in de motor werd veroorzaakt door de lagering van de krukas en de drijfstangen. De lagering van de krukas en de drijfstangen vertonen ernstige vreetsporen, welke veroorzaakt zijn door een smeergebrek. Dit smeergebrek is ontstaan als gevolg van het rijden met een te laag motoroliepeil. Bij een te laag motoroliepeil zal de thermische belasting van de motorolie te hoog oplopen, waardoor de smerende eigenschappen van de motorolie ernstig verminderen. Door het gebrek aan kwalitatief goede smering kan de smeerfilm worden doorbroken en ontstaat er metallisch contact, met hoge slijtage zoals geconstateerd aan de lagering tot gevolg.
Het lage motoroliepeil werd veroorzaakt door overmatige slijtage aan de zuigerveren c.q. zuigerveergroeven. Met name de bovenste zuigerveergroeven zijn ernstig uitgesleten, de slijtage van de zuigerveergroeven veroorzaakt overmatig olieverbruik.
Het slijtagebeeld, de uitgesleten zuigerveergroeven en de mat gesleten vlakken op de zuigerhemden, kan veroorzaakt worden door meerdere zaken.
(…)
-
Gebruik in zeer stoffige omgeving,
-
Slecht onderhoud,
-
Ongeschikte olie- en luchtfilters,
-
Verzuimd filter te wisselen.
Uit de onderhoudshistorie blijkt dat verzuimd is bij 45.000 kilometer een onderhoudsbeurt uit te laten voeren. Wij zijn daarom van mening, dat als gevolg van de overschrijding van de onderhoudsinterval - zowel in tijd als in kilometers - er overmatige veroudering van de motorolie heeft plaatsgevonden waardoor het slijtageproces op gang is gekomen. (…). Als dit slijtageproces eenmaal op gang is gekomen, kan dit niet meer worden gestopt door verder onderhoud uit te voeren. (…).
De ontstane schade is het gevolg van overschrijding van de door de fabrikant voorgeschreven onderhoudsinterval, de afwijzing van de garantieclaim is derhalve terecht.
(…).
Voor deugdelijk herstel is revisie of vervanging va de motor noodzakelijk.
(…).
3.1.5
In opdracht van [appellant] heeft [geïntimeerde] de auto van een nieuwe motor voorzien. De kosten daarvan bedroegen € 8.924,40 en zijn door [appellant] voldaan.
3.2.1
In deze procedure vordert [appellant] , kort gezegd, [geïntimeerde] te veroordelen tot:
I betaling van een bedrag van € 8.924,40 ter zake van reparatiekosten;
II betaling van een bedrag van € 2.985,68 ter zake van advocaatkosten;
III betaling van een bedrag van € 1.157,15 ter zake van kosten voor vervangend vervoer;
IV een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
en
V onmiddellijke overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto, onder verbeurte van een dwangsom;
VI een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
3.2.2
Aan deze vorderingen heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd:
- de KIA-garantie,
- de wettelijke bepalingen omtrent (consumenten) koop,
- wanprestatie en/of de garantie die voortvloeit uit de aankoop van de auto bij [geïntimeerde] , dan wel het door [geïntimeerde] uitgevoerde onderhoud
3.2.3
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1
Bij vonnis in het incident van 28 juni 2017 heeft de kantonrechter in het incident:
gelast dat KIA Motors Nederland B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , door [geïntimeerde] zal worden gedagvaard om te verschijnen op de terechtzitting van de kantonrechter van woensdag 26 juli 2017 teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen;
de beslissing over de proceskosten in incident aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
de zaak aangehouden.
3.3.2
Bij vonnis van 7 februari 2018 in de hoofdzaak heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
[appellant] heeft in hoger beroep tien grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 7 februari 2018 waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
3.4.1
Met grief I betoogt [appellant] dat de kantonrechter bij de beoordeling ten onrechte heeft voorop gesteld dat [appellant] het bij dagvaarding heeft doen voorkomen alsof hij de auto (meteen) heeft stilgezet en heeft laten afslepen naar [geïntimeerde] . Met grief II betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld en dat het niet meer kunnen reageren op het verweer van [geïntimeerde] volledig voor risico van [appellant] komt. Met grief IX betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte geen comparitie/getuigenverhoor/bewijsopdracht heeft gelast.
3.4.2
Het hof oordeelt dat de grieven I, II en IX geen afzonderlijke bespreking behoeven. Het hoger beroep strekt niet uitsluitend tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar, binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep, tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak, waarbij de appelrechter heeft te oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing. Hoge Raad 23 februari 1996, NJ 1996, 395.
3.4.3
Met grief III betoogt [appellant] , dat de kantonrechter hem ten onrechte niet heeft gevolgd in zijn kritiek op het rapport DEKRA en dat de kantonrechter ten onrechte de conclusies van DEKRA heeft overgenomen.
Met grief IV betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] de aanspraak van [appellant] op de KIA-garantie terecht heeft afgewezen. [appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat het vervalbeding waarop [geïntimeerde] \KIA zich beroept (ver)nietig(baar) is nu het een onredelijk bezwarend beding betreft. Hij heeft zich daarbij op de reflexwerking van de zwarte en de grijze lijst beroepen.
Subsidiair heeft [appellant] verzocht het betreffende beding, gelet op de omstandigheden van het geval, buiten toepassing te laten op grond van artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 6:2 lid 2 BW.
Constructiefout
3.4.4
Naar het hof begrijpt komt grief III er, in de kern, op neer dat de motorschade niet door gebrekkig onderhoud, maar door een constructiefout is ontstaan. Ten aanzien van het betoog dat sprake is van een constructiefout oordeelt het hof dat volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant] , die de auto op naam van zijn eenmanszaak heeft gekocht, de bewijslast rust dat sprake is van de door hem gestelde en door [geïntimeerde] betwiste constructiefout.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] het bestaan van een constructiefout onvoldoende onderbouwd. Het door [appellant] overgelegd rapport van deskundige [de deskundige aan de zijde van appellant] (hierna: [de deskundige aan de zijde van appellant] ) van 17 oktober 2018 (contra-expertise naar aanleiding van het rapport DEKRA van 16 september 2016) is daarvoor niet een voldoende onderbouwing.
In het rapport van de door [geïntimeerde] ingeschakelde expert DEKRA , wordt geconcludeerd dat als gevolg van de overschrijding van het onderhoudsinterval - zowel in tijd als in kilometers - er overmatige veroudering van de motorolie heeft plaatsgevonden waardoor het slijtageproces op gang is gekomen en de ontstane schade het gevolg is van overschrijding van het door de fabrikant voorgeschreven onderhoudsinterval.
[appellant] heeft dit rapport (met het rapport van [de deskundige aan de zijde van appellant] ) betwist, maar hij heeft daarmee volgens het hof niet de door hem gestelde constructiefout voldoende onderbouwd.
In het rapport van [de deskundige aan de zijde van appellant] staat weliswaar de bevinding van [de deskundige aan de zijde van appellant] dat sprake is van een constructiefout onder andere ten aanzien van de keuze van materialen voor zuigers en zuigerveren, maar deze bevinding heeft [de deskundige aan de zijde van appellant] gestoeld op het door hem slechts in algemene termen genoemde en beschreven bekend zijn van het merk KIA met motorproblemen die leiden tot schade als aan de onderhavige motor, hetgeen door [geïntimeerde] met de van haar zijde overgelegde reactie van 14 januari 2019 van DEKRA op het rapport van [de deskundige aan de zijde van appellant] wordt betwist. Uit het rapport van [de deskundige aan de zijde van appellant] blijkt niet van een geconstateerde constructiefout in of aan de auto. Het had op de weg van [appellant] gelegen om de door hem gestelde constructiefout nader te onderbouwen. Daartoe is niet voldoende dat, zoals [appellant] aanvoert, de motorschade niet door gebrekkig onderhoud is ontstaan. Nu [appellant] zijn stelling dat sprake is van een constructiefout niet voldoende heeft onderbouwd wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Grief III faalt.
Onredelijk bezwarend beding
3.4.5
Ten aanzien van grief IV oordeelt het hof als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat KIA een onderhoudsinterval van 15.000 km voorschrijft. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de auto op 30 juni 2014 bij een kilometerstand van 31.928 een beurt heeft gehad en daarna op 15 september 2015 bij een kilometerstand van 60.578 km. [geïntimeerde] heeft zich er op beroepen dat de KIA-garantie volgens de voorwaarden van KIA vervalt in geval van niet tijdig, om de 15.000 km, onderhoud. Weliswaar betoogt [appellant] dat hij nu hij niet in het bezit is van het onderhoudsboekje niet kan controleren of dat beding onderdeel uitmaakt van de overeenkomst en wat de voorwaarden precies inhouden, maar hij verbindt daaraan geen gevolg en betwist niet dat hij het onderhoudsboekje bij levering van de auto heeft ontvangen. [appellant] beroept zich erop dat sprake is van een (ver)nietig(baar) beding, omdat het een onredelijk bezwarend beding is.
Het hof begrijpt het betoog van [appellant] aldus dat [geïntimeerde] (ook wanneer geen sprake is van een constructiefout) de aanspraak van [appellant] op de KIA-garantie niet had mogen afwijzen omdat het volledig verval van garantie bij het overslaan van één onderhoudsbeurt onredelijk bezwarend is, zeker nu de boordcomputer geen waarschuwing geeft wanneer onderhoud nodig is en dit wel van een dergelijke moderne auto mag worden verwacht en gelet op het feit dat het onderhoudsinterval uitzonderlijk is. Onder verwijzing naar de toelichting op grief III, beroept [appellant] zich op het rapport van [de deskundige aan de zijde van appellant] en betoogt hij dat [de deskundige aan de zijde van appellant] bevestigt dat het onderhoudsinterval zeer snel is en waarschijnlijk een commercieel doel dient, nu van veroudering van de olie binnen een dergelijk interval geen sprake kan zijn.
[appellant] heeft het betoog van [geïntimeerde] dat KIA de gebruiker is van de voorwaarden en niet [geïntimeerde] niet betwist. Evenmin heeft [appellant] (voldoende) onderbouwd dat en op grond waarvan vernietiging/nietigheid van voornoemd beding tot aansprakelijkheid van [geïntimeerde] kan leiden. Dit betekent dat grief IV geen bespreking behoeft, nu deze niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep.
Ook voor het beroep van [appellant] op artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 6:2 lid 2 BW geldt, dat hij niet heeft onderbouwd hoe buiten toepassing laten van voornoemd beding tot aansprakelijkheid van [geïntimeerde] kan leiden, zodat dit beroep geen bespreking behoeft. Het beroep kan niet leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep.
3.4.6
Het betoog van [appellant] bij conclusie van repliek dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade van [appellant] , omdat [geïntimeerde] [appellant] (bij aankoop van de auto) niet op het korte onderhoudsinterval zou hebben gewezen en [geïntimeerde] [appellant] er niet aan zou hebben herinnerd als onderhoud nodig was, is niet voldoende onderbouwd in het licht van het betoog van [geïntimeerde] dat zij [appellant] bij levering van de auto op het korte onderhoudsinterval heeft gewezen en zij er op mocht vertrouwen dat [appellant] daarmee bekend was, nu dit onderhoudsinterval duidelijk vermeld staat in de voorwaarden van KIA, het onderhoudsboekje en op de zonneklep in de auto bij de KIA mobiliteitspas. Bewijslevering is daarom niet aan de orde.
Voor zover [appellant] bedoelt te betogen dat [geïntimeerde] aansprakelijk is wegens gebrekkige dienstverlening, heeft hij dat betoog niet verder uitgewerkt en daarmee onvoldoende onderbouwd. Bewijslevering is ook op dat punt niet aan de orde.
3.4.7
Met grief V betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] bij zijn beroep op non-conformiteit niet heeft voldaan aan zijn stelplicht.
Deze grief faalt. [appellant] onderbouwt zijn beroep op non-conformiteit op het bestaan van een constructiefout. Nu het bestaan daarvan, naar onder 3.4.4, is overwogen onvoldoende is onderbouwd, kan zijn beroep op non-conformiteit niet slagen.
3.4.8
Nu gezien het voorgaande niet kan worden geoordeeld dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door [appellant] gevorderde schade, behoeven grief VI - volgens welke grief de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [appellant] -, grief VII - volgens welke grief de kantonrechter ten onrechte het niet controleren van het oliepeil als oorzaak van de schade heeft aangewezen - en grief VIII - volgens welke grief de kantonrechter ten onrechte de grenzen van de rechtsstrijd heeft overschreden door, kort gezegd, te oordelen dat het iedere automobilist bekend zou moeten zijn dat het oliepeil met enige regelmaat gecontroleerd dient te worden -, geen bespreking. Deze grieven kunnen niet leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep.
3.4.9
Grief X is gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van de vordering van [appellant] om [geïntimeerde] te veroordelen tot onmiddellijke overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto, omdat [geïntimeerde] zich op het standpunt stelt niet in het bezit te zijn van het onderhoudsboekje. In de toelichting op de grief stelt [appellant] dat hij zijn eis wenst te wijzigen voor het geval vast zou komen te staan dat het onderhoudsboekje is kwijtgeraakt door toedoen van [geïntimeerde] en dat hij wanneer daarvan bij memorie van antwoord blijkt direct een akte eiswijziging zal nemen.
3.4.10
[geïntimeerde] betoogt bij memorie van antwoord dat zij niet over het onderhouds- en garantieboekje beschikt, maar destijds wel een kopie van het garantieboekje heeft gemaakt, welke zij als productie 7 bij memorie van antwoord heeft overgelegd.
3.4.11
Bij akte wijziging eis heeft [appellant] , zoals bij memorie van grieven aangekondigd, zijn eis gewijzigd. Kort gezegd heeft [appellant] zijn eis onder V gewijzigd aldus dat hij thans onder V vordert:
primair:
onmiddellijke reproductie van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto, om deze bescheiden voorts aan hem te overleggen, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 250,- voor elke dag dat [geïntimeerde] aangaande de uitvoering van de veroordeling(en) in gebreke blijft vanaf de 15e dag na betekening van het in deze te wijzen arrest, een en ander met een maximum van € 10.000,-, en
subsidiair:
betaling aan hem van €1.500,- ter vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van zoekmaken van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij akte wijziging eis heeft [appellant] voorts betoogd, dat de door [geïntimeerde] als productie 7 bij memorie van antwoord overgelegde kopie, door [appellant] aangeduid als kopie van het onderhoudsboekje, incompleet is, nu in ieder geval de laatste onderhoudsbeurt (uitgevoerd bij 75.094 km) er niet in staat vermeld, terwijl DEKRA van deze beurt in haar rapport wel melding maakt, en onduidelijk is hoeveel pagina’s ontbreken. [appellant] betoogt dat een incompleet boekje is opgestuurd aan KIA Duitsland. [appellant] vraagt zich af in hoeverre [geïntimeerde] onvolledig is geweest in de informatie verstrekking aan DEKRA en KIA.
3.4.12
Bij antwoordakte stelt [geïntimeerde] het onderhoudsboekje (inclusief instructieboekje)/originele onderhouds- en garantieboekje te hebben teruggevonden en dat zij het originele onderhoudsboekje (inclusief instructie boekje)/originele onderhouds- en garantieboekje aan [appellant] zal retourneren op de door deze gewenste wijze. Zij concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen, reproductie van onderhoudsboekje dan wel schadevergoeding van € 1.500,-, van [appellant] ingesteld bij zijn gewijzigde eis.
Voorts betoogt [geïntimeerde] , dat uitsluitend om bij KIA Duitsland een betere kans op succes te hebben inzake het verzoek om reparatie van de auto onder garantie, in het onderhoudsboekje in overleg met [appellant] is ingevuld dat er bij een kilometerstand 75.094 een onderhoudsbeurt heeft plaatsgevonden. In werkelijkheid is, zo betoogt [geïntimeerde] , bij deze kilometerstand geen onderhoud uitgevoerd, hetgeen ook blijkt uit het onderhoudssysteem van de auto en heeft [geïntimeerde] om die reden de betreffende laatste pagina van het onderhoudsboekje niet aan [appellant] overgelegd.
[geïntimeerde] betwist een incompleet boekje aan KIA Duitsland te hebben opgestuurd.
De auto is destijds met het originele (en complete) onderhoudsboekje naar de KIA-dealer in Duitsland getransporteerd in verband met het verzoek aan deze Duitse KIA-dealer om de auto onder garantie te repareren.
3.4.13
Het hof overweegt dat [appellant] geen gevolg heeft verbonden aan zijn betoog dat de bij memorie van antwoord (productie 7) overgelegde kopie van het onderhoudsboekje incompleet is, onduidelijk is hoeveel pagina’s ontbreken en een incompleet boekje naar KIA Duitsland is gestuurd, noch aan zijn vraag in hoeverre [geïntimeerde] onvolledig is geweest in informatieverstrekking aan DEKRA en KIA. Genoemd betoog en de reactie daarop van [geïntimeerde] behoeven daarom geen bespreking noch hoeft daarover te worden beslist.
3.4.14
In verband met de verschillende termen die partijen gebruiken begrijpt het hof, gezien de conclusie van repliek, dat [appellant] met de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto doelt op het originele onderhoudsboekje waaronder begrepen de garantievoorwaarden. [geïntimeerde] heeft niet gesteld dat het door haar teruggevonden originele onderhouds- garantieboekje iets anders omvat dan de gevorderde onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto.
3.4.15
Het hof oordeelt als volgt. Reeds in eerste aanleg had [geïntimeerde] er zich op beroepen dat zij niet in het bezit was van het onderhoudsboekje. Aldus had [appellant] bij memorie van grieven zijn eis (subsidiair) kunnen wijzigen voor het geval bij memorie van antwoord vast zou komen te staan dat het onderhoudsboekje is kwijt geraakt door toedoen van [geïntimeerde] . Dat is niet gebeurd. Gezien de tweeconclusie regel passeert het hof de gewijzigde eis en zal [geïntimeerde] , voor zover deze daartoe nog niet is overgegaan, veroordelen tot onmiddellijke overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor elke dag dat [geïntimeerde] met de uitvoering van deze veroordeling in gebreke blijft vanaf de 15e dag na betekening van dit arrest, met een maximum van € 2.500,-
3.4.16
Al het voorgaande betekent dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover daarbij de vordering van [appellant] tot veroordeling van [geïntimeerde] tot onmiddellijke overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto is afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep zal voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige worden bekrachtigd. [appellant] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] tot onmiddellijke overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto is afgewezen,
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] , voor zover deze daartoe nog niet is overgegaan, tot onmiddellijke overlegging van de onderhouds- en garantiepapieren behorende bij de auto, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor elke dag dat [geïntimeerde] met de uitvoering van deze veroordeling in gebreke blijft vanaf de 15e dag na betekening van dit arrest, met een maximum van € 2.500,-;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 1.978,- aan griffierecht en op € 1.611,- aan salaris advocaat;
verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Y.L.L.A.M. Delfos-Roy, A.L. Bervoets en M.E. Bruning en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 mei 2020.
griffier rolraadsheer