ECLI:NL:GHSHE:2020:1425

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
200.251.925_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwelijke documenten en gegevens na beëindiging dienstverband; dwangsommen en bewijsbeslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een voormalig werknemer en zijn ex-werkgever, Box Consultants B.V. De werknemer had na het beëindigen van zijn dienstverband vertrouwelijke documenten en gegevens van de onderneming meegenomen of onder zich gehouden. Na het leggen van bewijsbeslag door de werkgever, werd de werknemer in kort geding veroordeeld tot afgifte van deze documenten op straffe van een dwangsom. De werkgever heeft gedetailleerd uiteengezet over welke gegevensdragers de werknemer beschikte na het bewijsbeslag, maar de werknemer heeft onvoldoende onderbouwd dat hij alle relevante gegevensdragers heeft vernietigd. Hierdoor zijn de dwangsommen verbeurd verklaard.

De procedure begon met een dagvaarding op 17 december 2018, waarbij de rechtbank Oost-Brabant eerder een vonnis had gewezen. Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder de geheimhoudingsplicht van de werknemer en de omstandigheden rondom de 'IRS'-brief die door de werknemer was verzonden. De werkgever vorderde in hoger beroep onder andere de afgifte van documenten en het nakomen van de geheimhoudingsplicht. Het hof heeft de vorderingen van de werkgever toegewezen, met inachtneming van de eerder uitgesproken veroordelingen in een arrest van 15 augustus 2017.

Het hof heeft de werknemer veroordeeld tot het betalen van dwangsommen bij niet-nakoming van de veroordelingen, en heeft de proceskosten aan beide partijen toegewezen. De werknemer heeft in hoger beroep grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank, maar het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld over de niet-nakoming van de veroordelingen door de werknemer. De zaak is door het hof aangehouden voor verdere behandeling van de bewijsvoering met betrekking tot de gegevensdragers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.251.925/01
arrest van 28 april 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Zuid-Afrika,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. S.E.L. van Kerkhof te Tilburg,
tegen

1.Box Consultants B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: Box,
2.
Boulder B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: Boulder,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] , België,
hierna te noemen: [geïntimeerde 3] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als Box c.s.,
advocaat: mr. T.R.B. De Greve te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 december 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 26 september 2018, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Box c.s. als eisers.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/329632/HA ZA 18-39)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 14 maart 2018.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties en eiswijziging;
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Box is een onafhankelijke vermogensbeheerder en beleggingsonderneming. [geïntimeerde 3] is sinds 2001 middellijk aandeelhouder van Box. [geïntimeerde 3] houdt zijn aandelen in Box via zijn vennootschappen Pro Rata N.V. en Boulder, een werkmaatschappij.
3.1.2.
[appellant] was van 12 augustus 2002 tot en met 16 april 2012 medewerker financiële administratie van Box. In de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Box is het volgende geheimhoudingsbeding opgenomen:

Artikel 11: Geheimhouding
1. Werknemer verplicht zich, zowel tijdens het dienstverband als na beëindiging hiervan, tot geheimhouding jegens eenieder van alle op welke wijze dan ook te zijner kennis gekomen bijzonderheden of informatie in de ruimste zin des woords, met betrekking tot de onderneming van Box, de met haar verbonden ondernemingen, haar cliënten en relaties.
(…)
4. Bij het einde van de dienstbetrekking verplicht werknemer zich alle correspondentie, aantekeningen, notities, overzichten en andere bedrijfsbescheiden in de ruimste zin, ongevraagd aan Box ter beschikking te stellen.
3.1.3.
[appellant] heeft op 30 juli 2009 een valselijk door hem opgestelde brief gestuurd aan de Nederlandse belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst-Economische Controledienst (productie 8 inleidende dagvaarding). Deze brief heeft hij opgesteld en verzonden alsof deze door de Amerikaanse federale belastingdienst “IRS” is opgesteld en verzonden (hierna te noemen: de ‘IRS’-brief). De brief bevat verdachtmakingen met betrekking tot “money laundering” door [geïntimeerde 3] c.q. aan hem gelieerde vennootschappen, waaronder Box en Boulder.
3.1.4.
Op 23 maart 2011 is de belastingdienst een boekenonderzoek gestart bij Box Consultants.
3.1.5.
Bij brief van 6 februari 2012 heeft [appellant] zijn dienstverband bij Box opgezegd.
Kort na zijn vertrek bij Box heeft [appellant] zich op 9 mei 2012 bij de belastingdienst gemeld. Hiervan is een gespreksverslag opgesteld. Dit verslag hebben Box c.s. via de FIOD verkregen. Hieruit blijkt dat [appellant] in het gesprek met de belastingdienst beschuldigingen heeft geuit aan het adres van [geïntimeerde 3] .
3.1.6.
In het kader van het boekenonderzoek door de belastingdienst zijn Box c.s. van het bestaan van de ‘IRS’-brief op de hoogte gekomen. Zij hebben vervolgens de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant bij verzoekschrift van 28 februari 2017 verzocht verlof te verlenen tot het leggen van bewijsbeslag ten laste van [appellant] . Dit verlof is op 7 maart 2017 verleend. Fox-IT B.V. is benoemd als gerechtelijk bewaarder (hierna te noemen: Fox-IT).
3.1.7.
Bij aanvullend verzoek van 9 maart 2017 hebben Box c.s. aanvullend verlof gevraagd om het bewijsbeslag te mogen leggen door middel van doorzoeking van gegevensdragers aan de hand van zoektermen en grafische weergaven. Het aanvullend verlof is bij beschikking van 13 maart 2017 verleend. Bij die beschikking is verder onder meer bepaald dat Fox-IT mag zoeken op de in het verzoekschrift genoemde zoektermen en grafische weergaven en de zoekresultaten in bewijsbeslag mag nemen.
3.1.8.
Op 15 maart 2017 is het bewijsbeslag ten laste van [appellant] gelegd. Uit het proces-verbaal van beslaglegging blijkt dat de deurwaarder diverse fysieke documenten in beslag heeft genomen alsmede dat kopieën zijn gemaakt van verschillende gegevensdragers, waaronder laptops, computers, draagbare telefoons en hard disks. De documentatie en de kopieën zijn aan Fox-IT in gerechtelijke bewaring gegeven.
3.1.9.
De deurwaarder heeft een “beperkt proces-verbaal van constatering digitale zoekactie n.a.v. bewijsbeslag” opgemaakt, gedateerd 25 april 2017. Hierin is vermeld dat de deurwaarder conservatoir bewijsbeslag heeft gelegd op
“(…) data van een 24 tal digitale gegevensdragers en de papieren schriftelijke bescheiden welke zijn gedigitaliseerd en gekopieerd op een afzonderlijke gegevensdrager, waarvan door mij (noot hof: de deurwaarder
) op 15 maart 2017 proces-verbaal is opgemaakt en welke gegevens zijn gekopieerd op een 25-tal Stukken van Overtuiging (SVO’s) (…) conform de verloven van de voorzieningenrechter (…) heb ik[hof: medewerker Fox-IT]
verzocht om de door mij in beslag genomen data te doorzoeken door middel van de in het verlof genoemde zoektermen en beeldmerken.
(…)
Op de 25 SVO’s zijn totaal 8.027.749 bestanden (files) aangetroffen. Na doorzoeking met de opgegeven zoektermen zijn er totaal 1.342.246 zogenaamde hits gevonden. Dit betekent dat er op de diverse SVO’stotaal 1.342.246 bestanden zijn gevondenwaarin één of meer zoektermen zoals genoemd in de productie A van het aanvullend verzoekschrift voorkomen. (…)”.
3.1.10.
Omdat Box c.s. bevreesd waren voor (verder) onrechtmatig handelen van [appellant] jegens hen, hebben zij een kort geding jegens [appellant] aangespannen en daarin diverse vorderingen ingesteld, welke vorderingen in eerste aanleg door de voorzieningenrechter zijn afgewezen, maar in hoger beroep (na eiswijziging), door dit hof bij arrest van 15 augustus 2017 (gedeeltelijk) zijn toegewezen.
Het hof heeft in het dictum van het arrest van 15 augustus 2017 (opnieuw rechtdoende) als volgt beslist:
a.
a) veroordeelt [appellant] om binnen drie werkdagen na betekening van dit arrest aan de advocaat van Box c.s. (mr. T.R.B. de Greve, [advocatenkantoor] , [adres] , [postcode] Amsterdam) afschriften te verstrekken van (althans inzage te geven in) alle correspondentie, digitale en fysieke bescheiden en/of andere relevante bescheiden, schriftelijk en/of elektronisch (waaronder e-mails, brieven, SMS- en Whatsapp-berichten) die betrekking hebben op:
a. alle correspondentie met betrekking tot de ‘IRS’brief;
b. alle correspondentie met betrekking tot (delen van) de inhoud van de ‘IRS’brief;
c. alle bedrijfsgegevens van Box c.s. die [appellant] buiten de controlesfeer van Box
heeft gebracht (door deze bijvoorbeeld naar zijn huis of enige andere locatie mee
te nemen);
d. alle contacten tussen [appellant] en derden over Box c.s.;
e. alle contacten tussen [appellant] en derden over een of meer cliënten van Box c.s.;
b) geeft toestemming aan de gerechtelijk bewaarder (zijnde Fox-IT) om op door Box c.s. voor te schieten en te betalen kosten de op 15 maart 2017 in beslag genomen bescheiden in te zien en aan de advocaat van Box c.s. (mr. T.R.B. de Greve, [advocatenkantoor] , [adres] , [postcode] Amsterdam ) afschriften te verstrekken van:
- bescheiden waarin voorkomen één of meer zoektermen zoals vermeld in Productie A en/of één of meer afbeeldingen zoals afgebeeld op productie B bij het aanvullend verzoek van 9 maart 2017 voor zover de verdere inhoud van die bescheiden in verband kan worden gebracht met Box c.s.;
- alle overige bescheiden waarvan de inhoud redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met Box c.s. zonder dat in die stukken een zoekterm uit Productie A en/of een afbeelding op productie B is vermeld;
c) veroordeelt [appellant] om binnen drie werkdagen na betekening van dit arrest al hetgeen dat [appellant] middellijk dan wel onmiddellijk onder zich heeft en aan Box c.s. toebehoort, waaronder – doch niet beperkt tot – alle informatie, bescheiden, zaken en andere gegevens die [appellant] gedurende zijn dienstverband bij Box heeft verkregen of op enige wijze onder zich heeft genomen, daaronder ook begrepen alle kopieën en/of digitale kopieën, aan de advocaat van Box c.s. (mr. T.R.B. de Greve, [advocatenkantoor] , [adres] , [postcode] Amsterdam ) af te geven;
d) veroordeelt [appellant] tot het onmiddellijk en geheel nakomen en geheel blijven nakomen van art. 11 lid 1 van zijn arbeidsovereenkomst met Box;
e) veroordeelt [appellant] om binnen drie werkdagen na betekening van dit arrest artikel 11 lid 4 van zijn arbeidsovereenkomst met Box geheel en onvoorwaardelijk na te komen;
f) bepaalt dat bij overtreding van elk hiervoor gegeven bevel of niet nakoming van enige hiervoor gegeven veroordeling [appellant] telkens een eenmalige dwangsom van € 50.000,- moet betalen en verder steeds een periodieke dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat daarmee in strijd wordt gehandeld met dien verstande dat [appellant] in totaal aan dwangsommen niet meer verschuldigd zal zijn dan € 2.000.000,- (twee miljoen);
g) veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure, in eerste aanleg begroot op € 618,- aan griffierecht en € 816,- voor salaris advocaat en in dit hoger beroep begroot op € 716,- aan griffierecht en € 2.682,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met de nakosten, begroot op € 131,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, steeds te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dag waarop dit arrest is uitgesproken tot aan de dag van algehele voldoening;
h) veroordeelt [appellant] tot terugbetaling van de op grond van het bij dit arrest vernietigde kort geding vonnis aan [appellant] betaalde proceskosten, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dag waarop dit arrest is uitgesproken tot aan de dag van algehele voldoening;
i.
i) veroordeelt [appellant] in de beslagkosten ex art. 706 Rv zoals gespecificeerd in productie 27 en bedragende € 1.951,91;
j) verbiedt partijen om aan derden mee te delen de inhoud van de in dit geding uitgebrachte dagvaardingen in eerste aanleg en in hoger beroep, de in eerste aanleg en in dit hoger beroep voorgedragen pleitaantekeningen en van hetgeen door Box c.s. is vermeld in de door hen genomen akte van 2 mei 2017, hun akte eisvermindering tevens akte overlegging producties en hun akte overlegging nadere producties tevens verzoek mededelingsverbod ex art. 29 Rv. en van de inhoud van de in deze procedure overgelegde producties 6, 8 tot en met 21, 24, 25, 28 tot en met 38, 44 tot en met 47, 54, 57 en 58, behoudens voor zover hieruit mededelingen worden gedaan binnen het kader van een gerechtelijke procedure, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding, waarbij geldt dat bij overtreding van dit verbod, ieder document of gedeelte daarvan geldt als een afzonderlijke overtreding tot een maximum van € 2.000.000,- (twee miljoen);
k) verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.1.11.
Door Box c.s. was ook gevorderd dat [appellant] zou worden veroordeeld tot het verstrekken van afschriften (althans het geven van inzage in) alle correspondentie met het tijdschrift Quote, waaronder – doch niet beperkt tot – de vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Box c.s. die aan Quote zijn verstrekt. Die vordering is door het hof afgewezen, evenals de vordering van Box c.s. om [appellant] te veroordelen om te vernietigen: alle fysieke bescheiden (inclusief kopieën) en alle digitale bescheiden (inclusief kopieën) van alle correspondentie, aantekeningen, notities, overzichten en andere bedrijfsbescheiden in de ruimste zin, zoals genoemd in artikel 11 lid 4 van zijn arbeidsovereenkomst met Box.
3.1.12.
Tegen het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017 is geen rechtsmiddel aangewend zodat het in kracht van gewijsde is gegaan. Het arrest is op 16 augustus 2017 aan [appellant] betekend.
3.2.
De onderhavige procedure is door Box c.s. jegens [appellant] aangespannen omdat zij zich op het standpunt stellen dat [appellant] zich niet heeft gehouden aan (een aantal van) de veroordelingen in het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017. Zij vorderden in eerste aanleg (na wijziging van hun eis), samengevat:
- veroordeling van [appellant] tot het betalen aan Box c.s. van dwangsommen wegens het niet-
nakomen van de veroordelingen die in het dictum van het arrest van het hof d.d. 15
augustus 2017 zijn vermeld onder a), c), d) en j), dit tot een bedrag van in totaal
€ 1.000.000,- met wettelijke rente;
- veroordeling van [appellant] tot betaling van extra beslagkosten tot een bedrag van € 23.671,24
met wettelijke rente;
- veroordeling van [appellant] om – op basis van artikel 475g Rv – aan de advocaat van Box c.s.,
althans aan de deurwaarder, opgave te doen van zijn inkomen en vermogen, dit op straffe
van verbeurte van een dwangsom en op straffe van lijfsdwang;
- veroordeling van [appellant] tot afgifte aan de deurwaarder van alle roerende zaken waarop
verhaal kan worden genomen dit op straffe van verbeurte van een dwangsom en op straffe
van lijfsdwang;
- veroordeling van [appellant] – op basis van artikel 28 Rv – tot geheimhouding ten aanzien van de stukken van de onderhavige procedure dit op straffe van verbeurte van een dwangsom en op straffe van lijfsdwang;
- veroordeling van [appellant] in de proceskosten met wettelijke rente.
3.3.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep:
- [appellant] veroordeeld om aan Box c.s. een bedrag te betalen van € 1.000.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 januari 2018 tot de dag van volledige betaling, dit wegens het niet nakomen door [appellant] van de veroordelingen in het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017, vermeld onder a) en c);
- [appellant] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Box c.s. begroot op € 34.826,46 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling;
- partijen verboden om aan derden mee te delen de inhoud van alle processtukken alsmede de producties, met uitzondering van de producties 2, 12, 18 en 30 van Box c.s., en met uitzondering van de producties 6, 10 en 11 van [appellant] , behoudens voor zover hieruit mededelingen worden gedaan binnen het kader van een gerechtelijke procedure, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding, waarbij geldt dat bij overtreding van dit verbod, ieder document of gedeelte daarvan geldt als een afzonderlijke overtreding;
- [appellant] veroordeeld tot het verschaffen van inzage in zijn inkomens- en vermogenspositie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellant] daaraan niet voldoet;
- bepaald dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd als het maximum van
€ 2.000.000,- is bereikt;
- bepaald dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding.
3.4.
De vordering van Box c.s. om [appellant] te veroordelen tot afgifte van roerende zaken waarop verhaal kan worden genomen, is door de rechtbank afgewezen. Tegen deze afwijzing is niet geappelleerd, hetgeen betekent dat deze vordering van Box c.s. niet aan de orde is in hoger beroep.
3.5.
[appellant] kan zich niet verenigen met het vonnis van de rechtbank voor zover daarin de vorderingen van Box c.s. zijn toegewezen. Hij heeft in hoger beroep acht grieven tegen het vonnis aangevoerd.
Grief 1 heeft betrekking op de overweging van de rechtbank met betrekking tot artikel 49 EEX-Vo (rechtsoverweging 4.4 van het vonnis). Grief 2 heeft betrekking op de overweging van de rechtbank met betrekking tot artikel 611d Rv (rechtsoverwegingen 4.6 en 4.7 van het vonnis). De grieven 3, 4 en 5 hebben betrekking op het oordeel van de rechtbank dat [appellant] niet heeft voldaan aan (een aantal) veroordelingen in het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017 en om die reden dwangsommen verschuldigd is tot het gevorderde bedrag van
€ 1.000.000,-. Deze drie grieven zullen gezamenlijk beoordeeld worden. Grief 6 heeft betrekking op de toewijzing van de vordering van Box c.s., gebaseerd op artikel 475g Rv. De grieven 7 en 8 hebben betrekking op de veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.6.
Grief 1 van [appellant] is in zoverre terecht aangevoerd dat de rechtbank in rechtsoverweging 4.4 van het vonnis waarvan beroep kennelijk heeft verwezen naar artikel 49 EEX-Vo zoals dat artikel voorheen gold. Sinds 10 januari 2015 is de Herschikte EEX-Verordening in werking getreden. Omdat de rechtsvordering in de onderhavige zaak is ingesteld ná 10 januari 2015, is in dit geval de Herschikte EEX-Verordening van toepassing. In artikel 55 van deze verordening is bepaald:
De in een lidstaat gegeven beslissingen die een veroordeling tot betaling van een
dwangsom inhouden, kunnen in de aangezochte lidstaat slechts ten uitvoer worden gelegd wanneer het bedrag ervan door het gerecht van herkomst definitief is bepaald.
Gelet op de inhoud van deze bepaling heeft de rechtbank zich terecht bevoegd geacht om de vorderingen van Box c.s. in de onderhavige zaak te beoordelen.
3.7.1.
Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat voorbij wordt gegaan aan het verweer van [appellant] dat het voor hem onmogelijk was om aan de veroordeling van het hof in het arrest van 15 augustus 2017 te voldoen, aangezien [appellant] op de voet van artikel 611d Rv een daartoe strekkende vordering had moeten instellen bij de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, in dit geval: dit hof, oordelend in kort geding.
3.7.2.
Deze grief faalt. In artikel 611d lid 1 Rv is het volgende bepaald:
De rechter die een dwangsom heeft opgelegd, kan op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
De rechter die de dwangsom heeft opgelegd is in de onderhavige zaak: dit hof, oordelend in kort geding. De rechtbank heeft zich dan ook terecht niet bevoegd geacht om te oordelen over het verweer van [appellant] dat hij in de onmogelijkheid verkeert om aan de veroordelingen te voldoen.
Ook voor het hof geldt in deze zaak dat zij daartoe niet bevoegd is, omdat het hof immers nu niet oordeelt als kort gedingrechter (vergelijk BenGH 25 september 1986, NJ 1987, 909).
3.8.1.
De grieven 3, 4 en 5 zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het ervoor moet worden gehouden dat [appellant] niet heeft voldaan aan de veroordelingen die zijn vermeld in het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017 onder a) en c), hiervoor weergegeven onder 3.1.10.
[appellant] heeft aangevoerd dat de deurwaarder op 15 maart 2017 zijn woning heeft doorzocht en zijn administratie, deels in de vorm van fysieke documenten maar voor het merendeel aanwezig op digitale gegevensdragers, in beslag heeft genomen. Van de aangetroffen documenten en digitale gegevens zijn door de deurwaarder kopieën gemaakt. De in beslag genomen administratie is vervolgens doorzocht aan de hand van zoektermen en beeldmerken. De originele administratie is hierna weer aan [appellant] geretourneerd.
Het hof merkt hierbij op dat [appellant] in hoger beroep weliswaar betwijfelt of alles wat in beslag was genomen aan hem is geretourneerd, maar hieraan gaat het hof voorbij, aangezien [appellant] in het kader van de kort gedingprocedure heeft erkend (in zijn spreekaantekeningen bij de voorzieningenrechter en in zijn memorie van antwoord in hoger beroep, randnummer 30) dat alles aan hem is geretourneerd; bovendien heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd dat niet alles zou zijn geretourneerd.
[appellant] heeft verder aangevoerd dat namens hem bij brieven van respectievelijk 9 en 10 mei 2017 (producties 16 respectievelijk 17 bij akte overlegging producties van [appellant] van 5 juli 2018) aan de gerechtelijke bewaarder toestemming is gegeven tot afgifte aan (de advocaat van) Box c.s. van het uitgebreide proces-verbaal van constatering met daarbij gevoegd de harde schijf met de documenten die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de administratie van [appellant] aan de hand van zoektermen en beeldmerken alsmede (kopieën van) de algehele fysieke administratie die in beslag was genomen.
[appellant] heeft verder verwezen naar de brief van 16 augustus 2017 (productie 18 bij memorie van grieven) die namens hem is geschreven aan de gerechtelijke bewaarder en waarin, naar aanleiding van de veroordelingen in het arrest d.d. 15 augustus 2017, aan de gerechtelijke bewaarder toestemming is gegeven conform de omschrijving in het dictum onder b) van het arrest d.d. 15 augustus 2017.
Volgens [appellant] hebben Box c.s. hiermee de beschikking gekregen over alle informatie en bescheiden, betrekking hebbend op Box c.s., waarover hij de beschikking had.
Hij stelt verder dat hij alle informatie, betrekking hebbend op Box c.s., die aan hem was geretourneerd, heeft vernietigd, respectievelijk heeft laten vernietigen door het bedrijf Paradigit in Eindhoven. Een deel van de inbeslaggenomen gegevensdragers (een mobiele telefoon en vijf harde schijven) is onklaar gemaakt en aan Box c.s. ter beschikking gesteld.
Volgens [appellant] had hij ten tijde van de betekening van het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017 niets meer in zijn bezit dat betrekking had op Box c.s., zodat hij heeft voldaan aan de veroordelingen in het arrest.
3.8.2.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat [appellant] onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de onderbouwde stelling van Box c.s. dat hij over meer stukken en bescheiden moet beschikken dan dat hij aan hen heeft afgegeven of waar hij hun inzage in heeft gegeven.
3.8.3.
Het hof stelt voorop dat beantwoording van de vraag of aan de veroordeling is voldaan, volgens vaste jurisprudentie dient plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van de veroordelende beslissing is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Als de bewoordingen van de veroordeling ruimte voor een verschillende interpretatie van de inhoud van een gebod openlaten, kan daarin aanleiding worden gezien de draagwijdte van het gebod beperkt uit te leggen en derhalve alleen dan een inbreuk op de veroordeling aan te nemen, indien een zodanige inbreuk – gelet op het belang van de partij waarvoor het gebod is gegeven – in ernst niet kan worden betwijfeld. Het staat de (executie)rechter vrij bij zijn uitleg van de veroordeling maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hanteren (Hoge Raad 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367). De stelplicht en bewijslast van de inbreuk op de veroordeling rusten op de partij die aanspraak maakt op de verbeurde dwangsommen, op Box c.s. dus.
3.8.4.
Box c.s. stellen zich op het standpunt dat [appellant] wel degelijk nog de beschikking moet hebben over gegevens die betrekking hebben op Box c.s., in de zin van de veroordeling onder a) en/of c), ook na de betekening van het arrest van 15 augustus 2017. Concreet noemen zij in dit verband het volgende:
- door de deurwaarder zijn onder meer in beslag genomen: een rode map met letter R met
insteekmapjes waarin zich diverse stukken bevinden, een antraciet map met letter R met insteekmapjes met diverse stukken, een gele map van het merk Esselte
met diverse losse overzichtsbladen, een blauwe map van het merk Exacunta met 10
insteekmapjes met daarin diverse overzichten, alsmede een zwarte koffer met overzichten
en papieren. De desbetreffende stukken zijn, na te zijn gekopieerd, aan [appellant]
geretourneerd; hij moet die stukken nog in bezit hebben;
- [appellant] bediende zich van meerdere e-mailadressen. De binnenkomende – en uitgaande
e-mails werden ook bewaard in de cloud. Uit niets blijkt dat [appellant] die e-mails niet meer
heeft;
- door de deurwaarder zijn 25 digitale gegevensdragers inbeslaggenomen. Na kopiëring zijn
deze aan [appellant] geretourneerd. Hij heeft slechts een mobiele telefoon en 5 harde schijven
(onklaar gemaakt) aan Box c.s. afgegeven. Niet alleen is onduidelijk of die afgegeven
gegevensdragers behoren tot de destijds in beslaggenomen gegevensdragers, maar
bovendien moeten de gegevensdragers die niet aan Box c.s. zijn afgegeven, nog in het bezit
zijn van [appellant] ;
- in de administratie van [appellant] bevonden zich 82 brieven aan regisseurs. Onwaarschijnlijk
is dat [appellant] geen reacties op die brieven heeft ontvangen. Deze reacties zijn nog in zijn
bezit;
- van de valse brief aan de Belgische belastingdienst is geen afschrift aan Box c.s. verstrekt.
3.8.5.
[appellant] heeft in reactie op hetgeen door Box c.s. is aangevoerd, het volgende gesteld:
- de fysieke administratie, waaronder de inhoud van de door Box c.s. genoemde gekleurde
mappen en de zwarte koffer, is door hem vernietigd;
- de e-mails, betrekking hebbend op Box c.s., in zijn e-mailaccounts zijn door hem al jaren geleden verwijderd;
- met betrekking tot de inbeslaggenomen gegevensdragers heeft [appellant] aangevoerd
(productie 13 bij memorie van grieven):
* de smartphone van het merk Samsung, type Galaxy, is vernietigd;
* op de zwarte laptop van het merk Lenovo, type IdealPad waren geen gegevens van
Box c.s. aanwezig;
* op de zwarte laptop van het merk Dell, type Inspiron waren geen gegevens van
Box c.s. aanwezig;
* de 2 PC’s, Paradigit-Antec kast, type Paradigit Extreme II met 2 interne hard disks:
deze zijn door Paradigit vernietigd;
* een hard disk van het merk Western Digital: deze is vernietigd door Paradigit;
* de laptop van het merk Apple, type Macbook: op deze laptop waren geen gegevens
van Box c.s. aanwezig;
* de draagbare telefoon, merk Blu, type DASH: een dergelijk toestel heeft hij nooit
in bezit gehad;
* op de draagbare telefoon merk PalmOne, type Treo waren geen gegevens van Box
c.s. aanwezig;
* op de 5 hard disks van het merk SanDisk (CF kaart) waren geen gegevens van
Box c.s. aanwezig;
* op de 2 hard disks van het merk Sony (CF kaart) waren geen gegevens van Box
c.s. aanwezig;
* de hard disk van het merk Samsung ST1000LM024: dit moet een van de hard disks
zijn uit de Paradigit-Antec kast die door Paradigit is vernietigd;
* de 3 hard disks van het merk Kingston DTM30: het betreft een 3-tal USB sticks. Deze zijn door Paradigit vernietigd;
* op de hard disk van het merk Kingston (CF kaart) waren geen gegevens van Box
c.s. aanwezig;
* op de hard disk van het merk Kingston (SD kaart) waren geen gegevens van Box
c.s. aanwezig;
* op de hard disk van het merk SanDisk Extreme waren geen gegevens van Box c.s.
aanwezig;
* de hard disk van het merk ATA ST9500325AS: dit moet een van de hard disks zijn
uit de Paradigit-Antec kast die door Paradigit is vernietigd;
* de hard disk van het merk Verbatim is vernietigd door Paradigit.
- wat betreft de brieven aan de regisseurs stelt [appellant] dat hij deze niet (allemaal) heeft verzonden en dat hij op de (eventueel) wél verzonden brieven geen reacties heeft ontvangen;
- met betrekking tot de brief aan de Belgische belastingdienst stelt [appellant] dat deze wel
degelijk in het bezit is van Box c.s.: de brief was immers vermeld in het proces-verbaal van
betekening conservatoir beslag onder derde d.d. 1 mei 2017 (althans in het daarbij betekende proces-verbaal d.d. 25 april 2017) en was aan dat proces-verbaal gehecht (productie 8 bij memorie van grieven).
3.8.6.
Wat betreft de digitale gegevens op de gegevensdragers die in beslag zijn genomen, overweegt het hof als volgt.
Uit de bijlagen bij het proces-verbaal van constatering digitale zoekactie naar aanleiding van bewijsbeslag d.d. 25 april 2017 (productie 8 bij memorie van grieven) blijkt dat doorzoeking van de voormelde gegevensdragers met behulp van zoektermen en beeldmerken heeft opgeleverd dat alle gegevensdragers zogenaamde “hits” bevatten. Naar het oordeel van het hof betekent dit echter niet zonder meer dat [appellant] daarmee in strijd heeft gehandeld met de veroordelingen sub a) en/of c) in het arrest van het hof d.d. 15 augustus 2017. Uit het proces-verbaal d.d. 25 april 2007 volgt verder dat de documenten met de circa 1,3 miljoen “hits” niet individueel zijn bekeken, maar (door de deurwaarder en medewerker van Fox-IT) slechts steekproefsgewijs zijn bekeken gedurende drie uren. Het resultaat hiervan is blijkens het proces-verbaal dat documenten zijn aangetroffen op (onder meer) “SVO’s 4, 13, 23 en 24” die mogelijk onder de veroordelingen sub a) en/of c) vallen. Van deze 4 SVO’s, genoemd in bijlage 2 bij het proces-verbaal d.d. 25 april 2007, zijn slechts SVO 4 en SVO 24 te relateren aan gegevensdragers die blijkens het proces-verbaal van de deurwaarder d.d. 15 maart 2017 bij [appellant] in beslag zijn genomen, namelijk: een van de twee Paradigit PC’s en de Verbatim hard disk, welke gegevensdragers volgens [appellant] zijn vernietigd. Uit de processen-verbaal van de deurwaarder volgt dus niet zonder meer dat de gegevensdragers die [appellant] naar eigen zeggen niet heeft vernietigd documenten bevatten die onder de veroordelingen sub a) en/of c) vallen.
Box heeft slechts ten aanzien van “SVO 25”, die volgens het proces-verbaal d.d. 25 april 2017 betrekking zou hebben op een Sandisk Cruzer Blade, concreet vijf documenten genoemd die [appellant] nog in zijn bezit zou hebben. Het betreft onderdelen van een intern handboek, overzicht van rapportagelijnen, memo over werkwijze bij juridische zaken, memo over tekeningsbevoegdheid, en een gespreksnotitie over betalingsverkeer en compliance (producties 48 tot en met 52 bij memorie van antwoord). Het hof merkt op dat deze gegevensdrager niet genoemd is in het proces-verbaal van inbeslagname d.d. 15 maart 2017, en dat deze (mogelijk om die reden) niet voorkomt in de verklaring die [appellant] heeft gegeven over wat volgens hem op de verschillende gegevensdragers stond die hij van de deurwaarder heeft terugontvangen en wat hij met de verschillende gegevensdragers heeft gedaan (productie 13 bij memorie van grieven).
Zoals [appellant] ook in hoger beroep (onder meer in de memorie van grieven nr. 50) ter onderbouwing van haar betwisting heeft aangevoerd en Box c.s. niet althans onvoldoende hebben betwist, staat vast dat Box c.s. de beschikking heeft over een kopie van de gegevensdragers die de documenten bevatten met de circa 1,3 miljoen hits. Gelet op het voorgaande zal het hof Box c.s. in de gelegenheid stellen bij memorie nader te onderbouwen dat [appellant] ten tijde van het arrest d.d. 15 augustus 2017 over bescheiden of gegevens beschikte die vallen onder de veroordelingen sub a) en/of c) van dat arrest, en daarbij kopie-documenten (afkomstig van de desbetreffende gegevensdragers) over te leggen waaruit dat blijkt. Box c.s. moet in het bijzonder toelichten om welke bescheiden of gegevens het gaat, in welke gegevensdragers zij die hebben gevonden, en waarom deze bescheiden of gegevens vallen onder de voornoemde veroordelingen. [appellant] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop bij antwoordmemorie te reageren, en daarbij tevens in te gaan op de stellingen van Box c.s. over de Sandisk Cruzer Blade en de producties 48 t/m 52 bij de memorie van antwoord. Partijen dienen bij het innemen van stellingen over een bepaalde gegevensdrager en/of over de gegevens die zich daarop wel of niet bevinden zo mogelijk te specificeren welke gegevensdrager zoals beschreven in de processen-verbaal van de deurwaarder d.d 15 maart 2017 en d.d. 25 april 2017 het betreft.
3.9.1.
Box c.s. hebben (op pagina 69 van hun memorie van antwoord) hun eis gewijzigd in die zin dat zij het hof hebben verzocht om op grond van artikel 28 lid 1 sub b Rv te bepalen dat [appellant] al hetgeen in deze procedure aan de orde komt, waaronder – doch niet beperkt tot – de inhoud van de memorie van antwoord en de producties geheim dient te houden.
3.9.2.
Op deze eisvermeerdering heeft [appellant] nog niet kunnen reageren. Het hof zal hem in de gelegenheid stellen om daarop te reageren bij dezelfde antwoordmemorie als bedoeld in 3.8.6.
3.10.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 26 mei 2020 voor memorie aan de zijde van Box c.s. uitsluitend over hetgeen onder 3.8.6 is overwogen, waarna antwoordmemorie van [appellant] , uitsluitend over hetgeen onder 3.8.6. en 3.9.2 is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, L.S. Frakes en S.C.H. Molin en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 april 2020.
griffier rolraadsheer