In deze zaak verzoekt belanghebbende om vergoeding van de kosten die zijn gemaakt in de bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsfase. De inspecteur van de Belastingdienst heeft volledig aan het hoger beroep van belanghebbende tegemoetgekomen, maar het hof wijst het verzoek om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase af. Dit omdat er in die fase geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hoger beroepsfase wordt wel toegekend.
Het hof heeft het onderzoek op 14 april 2020 gesloten. Belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, maar trok dit in omdat de inspecteur aan zijn bezwaren tegemoetkwam. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hoger beroepsfase, maar niet voor de bezwaarfase.
Het hof oordeelt dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Het hof stelt de kosten voor de rechtsbijstand vast op € 787 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep, en wijst het verzoek voor de bezwaarfase af. De uitspraak is gedaan op 23 april 2020 en is openbaar uitgesproken.