ECLI:NL:GHSHE:2020:1413

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
26 april 2020
Zaaknummer
18/00357
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures na intrekking van hoger beroep

In deze zaak verzoekt belanghebbende om vergoeding van de kosten die zijn gemaakt in de bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsfase. De inspecteur van de Belastingdienst heeft volledig aan het hoger beroep van belanghebbende tegemoetgekomen, maar het hof wijst het verzoek om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase af. Dit omdat er in die fase geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hoger beroepsfase wordt wel toegekend.

Het hof heeft het onderzoek op 14 april 2020 gesloten. Belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, maar trok dit in omdat de inspecteur aan zijn bezwaren tegemoetkwam. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hoger beroepsfase, maar niet voor de bezwaarfase.

Het hof oordeelt dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Het hof stelt de kosten voor de rechtsbijstand vast op € 787 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep, en wijst het verzoek voor de bezwaarfase af. De uitspraak is gedaan op 23 april 2020 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00357
Uitspraak op het verzoek van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tot veroordeling van
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de inspecteur,
in de kosten die belanghebbende heeft moeten maken voor de bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsfase.

1.Ontstaan en loop van het geding

Bij brief van 6 november 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende het ingestelde hoger beroep ingetrokken en het hiervoor bedoelde verzoek gedaan. De inspecteur heeft een verweerschrift en aanvullend verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft niet binnen de door het hof gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht om ter zitting te worden gehoord.
De inspecteur heeft schriftelijke toestemming gegeven voor het achterwege laten van het onderzoek ter zitting.
Het hof heeft het onderzoek op 14 april 2020 gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 23 mei 2018, zaaknummer BRE 17/3637. Bij brief van 6 november 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende het hoger beroep ingetrokken, omdat de inspecteur volledig aan de bezwaren van belanghebbende is tegemoetgekomen. Hij heeft om een vergoeding van de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep gevraagd.
2.2.
De inspecteur heeft in het verweerschrift van 21 december 2018 gesteld dat uit de ontvangen stukken blijkt dat belanghebbende voor de rechtbankprocedure € 199 aan advocaatkosten heeft gemaakt en dat zij om deze reden voor deze procedure recht heeft op een proceskostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,5. Voor het hoger beroep heeft belanghebbende, aldus de inspecteur, recht heeft op een proceskostenvergoeding met een wegingsfactor van 1.
2.3.
In het aanvullend verweerschrift van 6 maart 2019 heeft de inspecteur bericht dat er naar zijn mening geen sprake kan zijn van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat er geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.4.
De gemachtigde van belanghebbende heeft het hof bij brief van 15 maart 2019 bericht dat hij niet langer de belangen van belanghebbende behartigt. De griffier van het hof heeft belanghebbende bij brief van 18 april 2019 afschriften toegezonden van de correspondentie van de gemachtigde en haar verzocht om binnen twee weken het hof te berichten of zij op een zitting wil worden gehoord. Bij brief van 2 mei 2019 heeft de griffier belanghebbende herinnerd aan de brief van 18 april 2019. Van belanghebbende is geen reactie ontvangen.

3.Standpunten van partijen

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat in dit geval plaats is voor een vergoeding van de kosten voor de bezwaar-, beroep en hoger beroepsfase.
De inspecteur heeft in het verweerschrift en het aanvullend verweerschrift betoogd dat belanghebbende naar zijn mening recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hoger beroepsfase.

4.Gronden

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:75a, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan het bestuursorgaan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
4.2.
Belanghebbende heeft in de brief van 6 november 2018 verzocht de inspecteur te veroordelen in de proceskosten. Omdat de inspecteur geheel aan het hoger beroep van belanghebbende is tegemoetgekomen, veroordeelt het hof de inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.3.
Voor zover het verzoek van belanghebbende ook ziet op vergoeding van de kosten van bezwaar, wijst het hof dit af. De inspecteur heeft onbestreden gesteld dat in de bezwaarfase geen sprake was van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4.4.
Het hof stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 1 (punt) [1] x € 525 (waarde per punt) x 0,5 (factor gewicht van de zaak) is € 262 voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en op 1 (punt) [2] x € 525 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 525 voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof, is in totaal € 787.

5.Beslissing

Het hof:
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank en het hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 787;
  • wijst het verzoek van belanghebbende voor het overige af.
De uitspraak is gedaan door J.M. van der Vegt, in tegenwoordigheid van A.S. van Middelkoop, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De uitspraak is alleen door de griffier ondertekend aangezien de voorzitter is verhinderd deze te ondertekenen.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303
2500 EH Den Haag
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.1 punt voor het beroepschrift, zie Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.1 punt voor het hoger beroepschrift, zie Besluit proceskosten bestuursrecht.