Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/334347 / HA ZA 18-342)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met één productie;
- de memorie van antwoord;
3.De beoordeling
€ 125,00 geleend. Het totaalbedrag van € 26.125,00 dient hij aan haar terug te betalen.
- Tegenover de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] heeft [appellante] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld om te onderbouwen dat zij de gestelde 5 jaar in de woning heeft verbleven. In de door [appellante] op 15 augustus 2017 aan [geïntimeerde] geschreven brief (prod. 6 bij conclusie van antwoord) heeft zij geschreven dat zij
- Als onvoldoende betwist staat verder vast dat [geïntimeerde] [appellante] in genoemde periode onderdak heeft geboden: (i) omdat zij na het overlijden van haar moeder niet in de woning van haar moeder kon blijven, (ii) omdat de eigen woning van [appellante] kennelijk moeilijk bewoonbaar was, (iii) waarbij [geïntimeerde] duidelijk aan [appellante] kenbaar heeft gemaakt dat hij het verblijf van [appellante] op tijdelijke basis toestond (oorspronkelijk 2 weken, welke termijn [geïntimeerde] enkele malen heeft verlengd). [geïntimeerde] heeft [appellante] dus gedurende geruime tijd tijdelijk onderdak verschaft om haar te helpen, zonder dat hij daartoe verplicht was. Zoals [geïntimeerde] ook aanvoert, heeft [appellante] in het geheel niets gesteld over pogingen van haar kant om te voorzien in eigen woonruimte.
- Nog daargelaten dat een affectieve relatie als zodanig het handelen van [geïntimeerde] niet (zonder meer) onrechtmatig zou maken, geldt op dit punt het volgende. Naar het oordeel van het hof kan niet worden geoordeeld dat [geïntimeerde] [appellante] onderdak heeft geboden op grond van de door [appellante] in dit verband gestelde amoureuze relatie in de periode 2015-2017. [geïntimeerde] heeft het voortbestaan of herleven van de korte affectieve relatie van een aantal jaren daarvóór betwist en dit onderbouwd met schriftelijke verklaringen van de buren, de dochter van [geïntimeerde] , een vriend van [geïntimeerde] en één van de verhuurders (respectievelijk producties 4, 5, 10 en 11 bij conclusie van antwoord). Tegenover deze onderbouwde betwisting, heeft [appellante] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld ter onderbouwing van het voortbestaan of herleven van de affectieve relatie. [appellante] erkent bovendien zelf dat [geïntimeerde] in de periode 2015-2017 in elk geval (ook) een andere vriendin had.
- Uit de eigen stellingen van de kant van [appellante] (proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg, opmerkingen mr Van de Laar) blijkt dat [appellante] zich op eigen initiatief op het adres van de woning heeft ingeschreven bij de gemeente en dat zij zich er van bewust was dat dit tegen de zin was van [geïntimeerde] .
- lening van de bedragen op 21 april 2016 heeft plaatsgevonden,
- bovengenoemd briefje deels is geschreven door [appellante] , deels door [geïntimeerde] ,
- een aflossingsschema is afgesproken, en dat van de bewuste bedragen een uitdraai is gemaakt door een vriendin van [appellante] ,
- [geïntimeerde] hierop heeft geschreven dat hij de bedragen zou terugbetalen,
- [appellante] aan het bedrag van € 26.000,00 is gekomen door een lening bij bedoelde vriendin,
- zij
- en zij een bedrag van de verzekeraar heeft gekregen, nog van haar oude werkgever,
- [appellante] heeft geprobeerd de opnames van het geld te achterhalen, maar dat de politie daar toestemming voor moet geven,
- “hij”(naar het hof aanneemt: [geïntimeerde] ) met haar pas heeft gepind.
“de buurman”(eerste aanleg) of
“de buren”(hoger beroep) en de overgelegde schadecalculatie van Autobedrijf [Autobedrijf] (prod. 4 bij inleidende dagvaarding), zijn daartoe onvoldoende.
- dat zij eigenaar is van de door haar opgesomde roerende zaken,
- dat (al) deze zaken zich nog in de woning bevonden, op het moment dat aan [appellante] de toegang werd ontzegd.