In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vennootschap onder firma (V.O.F.) tegen een uitspraak van de kantonrechter. De vennootschap had een overeenkomst gesloten met [de Group] Group B.V. voor het ontwerp en beheer van een website. De vennootschap stelde dat de overeenkomst nietig was op grond van de Colportagewet, omdat zij als kleine ondernemer onder de werking van deze wet zou vallen. Het hof oordeelde echter dat de Colportagewet niet van toepassing was, aangezien de overeenkomst was gesloten met de vennootschap en niet met een consument. De vennootschap voerde verder aan dat de overeenkomst onredelijk bezwarend was, maar het hof oordeelde dat de bepalingen van de overeenkomst niet in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid. De vennootschap had ook gegriefd tegen de opzegging van de overeenkomst, maar het hof concludeerde dat de overeenkomst was geëindigd na de overeengekomen termijn van 24 maanden. De vennootschap werd veroordeeld tot betaling van de onbetaald gebleven termijnen, met wettelijke rente. Het hof vernietigde het bestreden vonnis en besliste opnieuw op de vorderingen van [de Group].