ECLI:NL:GHSHE:2020:1204

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
200.222.530_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van accountants en belastingadviseurs bij overname van ondernemingen

In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van accountants en belastingadviseurs in het kader van de overname van ondernemingen. De appellante, [Beheer 1] Beheer B.V., heeft aandelen en een bedrijfspand gekocht van [Beheersmaatschappij]. De accountants en belastingadviseurs van [Accountants- en Adviesgroep] hebben zowel de koper als de verkoper geadviseerd, wat leidde tot een mogelijke belangenconflict. De centrale vraag is of de accountants en belastingadviseurs hun rol als neutrale adviseurs voldoende hebben gecommuniceerd en of zij de koper adequaat hebben geïnformeerd over de risico's van de overname. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de appellante afgewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn voor de appellante om haar stellingen te bewijzen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.222.530/01
arrest van 7 april 2020
in de zaak van
[Beheer 1] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.M.J. Pennings te Rotterdam,
tegen

1.Accountants- en Adviesgroep [Accountants- en Adviesgroep] ,kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,

2.
[Beheer 2] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[de vennootschap 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[Beheer 3] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
[Beheer 4] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
6.
[de vennootschap 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
7.
[de vof],
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
8.
[Beheer 5] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
9.
[Beheer 6] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
10.
[de vennootschap 3],
zijnde beherend vennoot van geïntimeerde sub 7,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
11.
[geintimeerde 11],
wonende te [woonplaats] ,
12.
[geïntimeerde 12] ,wonende te [woonplaats] ,
13.
[geïntimeerde 13] ,wonende te [woonplaats] ,
14.
[geïntimeerde 14],
wonende te [woonplaats] ,
15.
[geïntimeerde 15],
wonende te [woonplaats] ,
16.
[geïntimeerde 16],
wonende te [woonplaats] ,
17.
[geïntimeerde 17],
pro se en q.q. als beherend vennoot van gedaagde sub 7,
wonende te [woonplaats] ,
18.
[geïntimeerde 18],
wonende te [woonplaats] ,
19.
[geïntimeerde 19],
wonende te [woonplaats] ,
20.
[geïntimeerde 20],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna tezamen aan te duiden als [geintimeerden c.s.] en geïntimeerde sub 1 als [Accountants- en Adviesgroep] ,
advocaat: mr. W.K. van den Berg te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 maart 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 28 december 2016, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen [appellante] als eiseres in conventie en [geintimeerden c.s.] als gedaagden in reconventie, en tussen [Accountants- en Adviesgroep] als eiseres in reconventie en [appellante] als verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/296519/HA ZA 15-177)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met productie 39;
  • de memorie van antwoord met producties 47-59;
  • de akte overlegging productie van [geintimeerden c.s.] met productie 60;
  • de antwoordakte van [appellante] met producties 41-43;
  • het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
  • de bij brief van 5 november 2019 door mr. Van den Berg toegezonden productie 61, die zij bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
  • de bij brief van 6 november 2019 door mr. Pennings toegezonden producties 44-48, die hij bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

de feiten
3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellante] maakt deel uit van een groep vennootschappen die zich bezighoudt met onder andere wegenbouw, transport, schoonmaak- en sloopwerkzaamheden, staal- en conserveerwerkzaamheden en verhuur van materieel. Bestuurders van [appellante] zijn de heren [bestuurder van appellante 1] en [bestuurder van appellante 2] .
b. [Accountants- en Adviesgroep] is een maatschap van registeraccountants, accountant-administratie-consulenten en belastingadviseurs. Geïntimeerden sub 2 tot en met 9 en 18 zijn (gewezen) maten van [Accountants- en Adviesgroep] . Geïntimeerden sub 11 tot en met 19 oefenen hun beroepspraktijk uit in geïntimeerden sub 2 tot en met 10. Geïntimeerde sub 20 oefent de beroepspraktijk uit op basis van een tussen [de vennootschap 4] en [Accountants- en Adviesgroep] gesloten overeenkomst van opdracht.
c. Medio april 2013 (volgens de schriftelijke overeenkomst op 16 april) heeft [appellante] van Beheersmaatschappij [Beheersmaatschappij] (hierna: [Beheersmaatschappij] ) de aandelen van [Beheersmaatschappij] in [Staalbouw] Staalbouw B.V., [Bouwsystemen] Bouwsystemen B.V., [Materieel] Materieel B.V. en [Bedrijfsburo] Bedrijfsburo B.V. (hierna: de aandelen, respectievelijk: de [de vennootschappen] -vennootschappen) gekocht, en voorts een onroerende zaak met daarop een bedrijfspand aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] (hierna: het bedrijfspand). De koopprijs bedroeg volgens de koopovereenkomst (in totaal) € 4,00 voor de aandelen van de vier vennootschappen en
€ 1.500.000,- voor het bedrijfspand.
d. [Accountants- en Adviesgroep] heeft in het kader van de aan- en verkoop van de aandelen en het bedrijfspand werkzaamheden verricht voor zowel [appellante] als [Beheersmaatschappij] . Deze werkzaamheden zijn feitelijk verricht door de heer [geïntimeerde 14] RA, de heer [geïntimeerde 20] (fiscalist) en de heer [de register-accountant] RA (hierna tezamen: [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , en afzonderlijk: [geïntimeerde 14] , [geïntimeerde 20] en [de register-accountant] ).
Zowel [appellante] als [Beheersmaatschappij] waren voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst cliënt van [Accountants- en Adviesgroep] , [appellante] al meer dan 35 jaren.
e. De koopovereenkomst bevatte in artikel 10 lid 1 drie ontbindende voorwaarden, waaronder de voorwaarde voor het geval de bankier van de [de vennootschappen] -vennootschappen [Rabobank [vestigingsnaam 1] , hof] niet voor 31 mei 2013 akkoord zou gaan met de inhoud van de koopovereenkomst en niet bereid zou zijn de financiering tegen gebruikelijke voorwaarden voort te zetten, waarbij van belang was dat de liquide middelen van [Beheersmaatschappij] (ad € 633.133,- per 31 december 2012) niet als zekerheid zouden fungeren en geen onderdeel zouden vormen bij de nieuwe financieringsovereenkomst, en dat [appellante] als koper geen aanvullende zekerheden zou verstrekken, anders dan op het bedrijfspand.
f. Bij aanvullende overeenkomst van 3 mei 2013 hebben [Beheersmaatschappij] en [appellante] (onder meer) de termijn waarbinnen een beroep kon worden gedaan op de ontbindende voorwaarden verlengd tot en met 30 juni 2013.
g. Op 22 mei 2013 heeft Rabobank [vestigingsnaam 1] (hierna: Rabobank) [de register-accountant] en de heer [interim manager/statutair bestuurder] van de [de vennootschappen] -vennootschappen als volgt bericht:
‘Na overleg ontvangen wij graag de volgende stukken van u ter voorbereiding op ons gesprek as. vrijdagmorgen om 9.30:
Overnameovereenkomst(…)Opinie / verklaring van accountantskantoor [Accountants- en Adviesgroep] dat een due diligence niet nodig is, kortom er zitten geen “lijken” in de kast
Ik begreep van mijn collega (…) van Rabobank [vestigingsnaam 2] dat deze gegevens bij u voorhanden zijn.’
h. Op 6 juni 2013 heeft [geïntimeerde 14] een (door [de register-accountant] opgestelde) brief verzonden aan de Rabobank met de volgende inhoud:
‘In verband met de financiering van de overname door [Beheer 1] Beheer BV van de [de groep] -groep heeft u ons verzocht een toelichting te geven op de werkzaamheden die wij in het kader van onze opdracht ten behoeve van de [de groep] -groep hebben verricht. In dit schrijven hebben wij onze geschiedenis bij de [de groep] -groep uiteengezet.
Wij zijn medio 2012 door de heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] verzocht om de controle over 2011 uit te voeren op de geconsolideerde jaarrekening van Beheersmaatschappij [Beheersmaatschappij] BV. In deze geconsolideerde jaarrekening zijn tevens de jaarrekeningen van de volgende vennootschappen begrepen:
  • [Staalbouw] Staalbouw BV
  • [Bouwsystemen] Bouwsystemen BV
  • [Bedrijfsburo] Bedrijfsburo BV
  • [Materieel] Materieel BV
De heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] , op dat moment nog statutair directeur van de genoemde vennootschappen, was op zoek naar een nieuwe accountant omdat de vorige “accountant” (…) (De) heer [Beheersmaatschappij] (heeft) Accountants- en Adviesgroep [Accountants- en Adviesgroep] verzocht de jaarrekening te controleren.Vanwege het ontbreken van een accountantscontrole over boekjaar 2010 hebben wij, ten behoeve van de jaarrekening 2011, een uitgebreide controle op de beginbalans per 1 januari 2011 uitgevoerd. Dit heeft geleid tot aanzienlijke correcties in de ter vergelijking opgenomen cijfers per 31 december 2010 in de jaarrekening 2011. Voor de aard en omvang van deze correcties verwijzen wij gemakshalve naar de jaarrekening 2011 van de vennootschappen.Een van de jaarrekeningposten waar geen correctie op heeft plaatsgevonden betreft de voorraad grond en hulpstoffen (voornamelijk staal). De voorraad was ultimo 2010, noch ultimo 2011 geïnventariseerd. Omdat er onvoldoende controlebewijs was is deze post in de jaarrekening 2011 ongewijzigd opgenomen. In de controleverklaring over 2011 is een opmerking over deze jaarrekeningpost gemaakt. In 2012 heeft er, in onze aanwezigheid, wel een inventarisatie plaatsgevonden. Zowel per 30 september 2012 als per 31 december 2012. Dit heeft geresulteerd in een lager voorraad van € 201.835 in de huidige concept jaarrekening 2012.
De administratie zoals wij die hebben aangetroffen was in feite achtergebleven bij de groei die de organisatie heeft meegemaakt. Met name het ontbreken van een projectadministratie (en bijbehorende adequate urenregistratie) heeft tot gevolg gehad dat wij veel tijd hebben moeten besteden aan het in kaart brengen van de onderhanden werk positie per ultimo 2010, 2011 én 2012. Stappen die hierbij zijn ondernomen waren:
  • welke projecten waren ultimo boekjaar onderhanden?
  • welke kosten waren op dat moment aan de projecten besteed, inclusief het aantal gewerkte uren op de projecten?
  • wat was de omvang van de gefactureerde termijnen op dat moment?
Om de Percentage of Completion-methode toe te passen, moest vervolgens bepaald worden wat de mate van voortgang en de verwachte winst op deze projecten was. Om dit in kaart te brengen hebben wij nauw samengewerkt met de heer [interim manager/statutair bestuurder] . De heer [interim manager/statutair bestuurder] is ongeveer gelijk met ons gestart met zijn werkzaamheden voor de [de groep] -groep.
Deze werkzaamheden, die diepgaander zijn geweest dan gebruikelijk is bij een jaarrekeningcontrole, hebben er toe geleid dat wij veel kennis hebben opgebouwd ten aanzien van de lopende projecten en de organisatie rondom de projectbeheersing. Door de inzet van één van onze medewerkers vanaf april 2013 voor de administratieve ondersteuning hebben wij deze kennis ook gehandhaafd en waar nodig kunnen inzetten bij de ondersteuning van de heer [interim manager/statutair bestuurder] .
Buitenom de controle van de jaarrekening en de administratieve ondersteuning zijn wij, in samenspraak met de heer [interim manager/statutair bestuurder] , ook op andere gebieden betrokken geweest bij de verdere professionalisering van de Organisatie. Dit betreft onder andere ondersteuning bij de volgende werkzaamheden:
- Opstellen begroting 2013;
  • Bepaling uur-/calculatietarieven;
  • Automatisering (van stand-alone pc’s naar netwerkomgeving);
  • Nieuw financieel-administratiesoftware (Unit4 Accounting);
  • Implementatie Liemar (project-/urenadministratie).
Op dit moment zijn, voor zover bij ons bekend, alle mogelijke verliezen genomen. Er zijn ons geen onzekerheden bekend die nog tot mogelijke verliezen kunnen leiden. Wij baseren dit standpunt op onze werkzaamheden die wij hebben verricht in overeenstemming met de Nadere Voorschriften Controle en Overige Standaarden (NV COS) in het kader van de controle van de jaarrekeningen 2011 en 2012. Voor de goede orde merken wij op dat de jaarrekeningcontrole 2012 op dit moment nog niet is afgerond.’
i. [Beheersmaatschappij] heeft de aandelen en het bedrijfspand aan [appellante] geleverd op 3 juli 2013.
j. Op 25 maart 2014 zijn de [de vennootschappen] -vennootschappen failliet verklaard.
k. [appellante] heeft [geintimeerden c.s.] aansprakelijk gesteld voor door haar als gevolg van het faillissement van de [de vennootschappen] -vennootschappen geleden schade.
l. [Accountants- en Adviesgroep] heeft de door [appellante] verstrekte opdracht tot het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de jaarrekeningen van [appellante] en de aan haar gelieerde vennootschappen teruggegeven.
m. Bij facturen van 9 oktober 2014 en 14 april 2015 heeft [Accountants- en Adviesgroep] respectievelijk
€ 9.474,30 en € 4.047,45 bij [appellante] in rekening gebracht in verband met tot 28 maart 2015 verrichte werkzaamheden. [appellante] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
n. Bij beslissing van 21 juli 2017 heeft de Accountantskamer aan [geïntimeerde 14] de maatregel van berisping en aan [de register-accountant] de maatregel van waarschuwing opgelegd. De Accountantskamer heeft daartoe, onder meer, overwogen:
‘ [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] hebben verzuimd om de opdracht tot het verrichten van transactiegerelateerde adviesdiensten schriftelijk vast te leggen en daarmee het risico in het leven geroepen dat over en weer onvoldoende duidelijkheid zou ontstaan over deze dienstverlening en wat klaagster daarbij van [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] mochten verwachten’en
‘ [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] hebben daarnaast met hun brief aan de Rabobank [vestigingsnaam 1] van 6 juni 2013 onterechte verwachtingen omtrent de betrouwbaarheid van de projectadministratie van de [de vennootschappen] -vennootschappen kunnen wekken, en daarmee van de gepresenteerde resultaten, door niet te vermelden dat op basis van de controlewerkzaamheden zoals die tot dat moment waren verricht niet verwacht werd dat bij de jaarrekening 2012 een goedkeurende verklaring zou worden afgegeven. Ook hiermee hebben [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] gehandeld in strijd met het hiervoor vermelde fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid’.
o. Bij uitspraak van 29 mei 2018 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de beslissing van de Accountantskamer gedeeltelijk vernietigd en aan [geïntimeerde 14] de maatregel van waarschuwing opgelegd. De beslissing van de Accountantskamer is in stand gebleven onder meer voor zover daarbij aan [de register-accountant] de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Het college heeft daartoe, onder meer, overwogen:
‘Het College is met de accountantskamer van oordeel dat de in het kader van de voorgenomen overname van de [de vennootschappen] -vennootschappen door [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] aan [Beheer 1] Beheer verleende diensten, waaronder het verschaffen van financiële informatie over de onderneming en het deelnemen aan besprekingen over de (voorgenomen) koop, bezwaarlijk anders kunnen worden geduid dan als het aan haar verlenen van bijstand bij aspecten van het besluitvormingsproces inzake een voorgenomen transactie als bedoeld in Standaard NVCOS 5500N Transactiegerelateerde adviesdiensten. Zoals paragraaf 18 van deze Standaard voorschrijft, hadden [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] aan [Beheer 1] Beheer een schriftelijke bevestiging met de belangrijkste voorwaarden van de opdracht tot het verlenen van de transactiegerelateerde adviesdienst moeten doen toekomen. (…) Met het tijdens een bespreking tonen van een dia waarop de belangrijkste opdrachtvoorwaarden waren weergegeven, hebben [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] niet voldaan aan het vereiste van een schriftelijke vastlegging van de opdrachtvoorwaarden die misverstanden over de doelstelling en de reikwijdte van de opdracht, de omvang van de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar en de wijze van rapportering beoogt te voorkomen. Dit is bovendien tuchtrechtelijk verwijtbaar.(…)Ten aanzien van klachtonderdeel e heeft de accountantskamer, samengevat, geoordeeld dat [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] zich tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gedragen doordat zij in hun brief van 6 juni 2013 de onterechte suggestie hebben gewekt dat niet viel te verwachten dat bij de geconsolideerde jaarrekening 2012 van Beheersmaatschappij [Beheersmaatschappij] een verklaring van oordeelonthouding zou worden afgegeven. Het College ziet echter niet in dat [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] in hun brief, die in rubriek 2.4 van de bestreden uitspraak is geciteerd, over de met betrekking tot de jaarrekening 2012 verrichte werkzaamheden feitelijk onjuiste mededelingen hebben gedaan. [Beheer 1] Beheer heeft ook in hoger beroep niet gemotiveerd welke mededelingen van [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] feitelijk onjuist zouden zijn geweest en een te rooskleurig beeld van (de toekomst van) de onderneming zouden hebben gegeven.Klachtonderdeel e is dan ook ten onrechte gegrond verklaard.(…)
[geïntimeerde 14] en [de register-accountant] treft het verwijt dat zij het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A.l00.4, aanhef en onder c, van de Verordening gedragscode (RA’s) hebben geschonden doordat zij hebben nagelaten de opdracht tot het verrichten van transactiegerelateerde adviesdiensten schriftelijk vast te leggen en te bevestigen. [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] hebben niet onderkend dat het ook in dit geval van belang zou zijn de opdracht schriftelijk te bevestigen, omdat daarin formeel zou worden vastgelegd welke positie zij ten opzichte van hun cliënt(en) zouden innemen. Door dit voorschrift niet in acht te nemen, hebben appellanten onduidelijkheid laten bestaan over de dienstverlening, hun positie en rol en hetgeen hun opdrachtgever van hen mocht verwachten. (…)Het College acht de maatregel van waarschuwing voor zowel [geïntimeerde 14] als [de register-accountant] passend en geboden.’
de eerste aanleg
3.2.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd, samengevat, om te verklaren voor recht:
1) dat [geintimeerden c.s.] jegens haar wanprestatie hebben gepleegd en/of onrechtmatig hebben gehandeld en/of hebben gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, en
2) dat [geintimeerden c.s.] zijn gehouden tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade, op te maken bij staat,
met hoofdelijke veroordeling van [geintimeerden c.s.] in de proceskosten met nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.2.
[geintimeerden c.s.] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
[Accountants- en Adviesgroep] heeft vervolgens in reconventie gevorderd, samengevat, om [appellante] te veroordelen tot betaling van € 13.521,75, met rente en kosten.
3.2.3.
[appellante] heeft in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.4.
Bij tussenvonnis van 26 augustus 2015 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 4 november 2015.
3.2.5.
Partijen hebben daarna gerepliceerd en gedupliceerd, in conventie en in reconventie, en hebben vervolgens op 21 oktober 2016 hun zaak nog bepleit.
3.2.6.
In het eindvonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen in conventie van [appellante] afgewezen en de vordering in reconventie van [Accountants- en Adviesgroep] toegewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in conventie en in reconventie.
de grieven en de omvang van het hoger beroep
3.3.1.
[appellante] heeft in hoger beroep 18 grieven aangevoerd en heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen en tot het alsnog afwijzen van het (naar het hof begrijpt) door [Accountants- en Adviesgroep] gevorderde, en tot veroordeling (naar het hof opnieuw begrijpt) van [Accountants- en Adviesgroep] tot terugbetaling aan [appellante] van
€ 13.521,75 met wettelijke handelsrente, met veroordeling van [geintimeerden c.s.] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
3.3.2.
De grieven hebben betrekking op de afwijzing van de vorderingen in conventie van [appellante] (grieven I-XVI) en op de toewijzing van de vordering in reconventie van [Accountants- en Adviesgroep] (grief XVIII), en op verscheidene overwegingen en deelbeslissingen die tot de beide genoemde beslissingen hebben geleid. Grief XVII heeft betrekking op de proceskosten.
3.3.3.
[geintimeerden c.s.] hebben gemotiveerd verweer gevoerd en hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, met rente.
de juridische grondslagen
3.4.
[appellante] baseert haar vorderingen, samengevat, op wanprestatie (hierna ook wel: toerekenbare tekortkoming), onrechtmatige daad en handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
heeft onvoldoende toegelicht welk belang toekomt aan de grondslag ‘handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid’, afzonderlijk of in combinatie met (een van) de beide andere grondslagen. Als grondslag van de vorderingen zal de redelijkheid en billijkheid daarom hierna buiten beschouwing blijven.
de relevante feitelijke stellingen
3.5.1.
Het hof zal hierna - puntsgewijs samengevat - de relevante feitelijke stellingen weergeven die [appellante] aanvoert ter onderbouwing van het standpunt dat [geintimeerden c.s.] jegens haar aansprakelijk zijn op grond van toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatige daad. Het hof zal daarbij meteen ook de feitelijke stellingen van [appellante] vermelden die zij heeft ingenomen in reactie op het hierna - eveneens puntsgewijs - weer te geven verweer van [geintimeerden c.s.]
Het hof merkt op dat op enkele punten verschillen bestaan tussen de feitelijke stellingen in eerste aanleg en in hoger beroep; zie hierna onder 3.5.2.-c, 3.5.3.-j. en 3.5.4.-u. Het hof neemt tot uitgangspunt dat [appellante] de in hoger beroep ingenomen stellingen ten grondslag legt aan haar grieven en het in hoger beroep gevorderde, en daarmee aan haar vordering zoals genoemd in r.o. 3.2.1.
3.5.2.
[appellante] stelt als volgt over de betrokkenheid van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] bij haar besluit om de aandelen en het bedrijfspand te kopen.
a. In het traject dat heeft geleid tot deze aankopen zijn [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , namens [Accountants- en Adviesgroep] , opgetreden als partijadviseurs van [appellante] ; gelet op de uitlatingen en de gedragingen van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] heeft [appellante] daar althans op vertrouwd (en mogen vertrouwen).
b. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben aard, inhoud en omvang van hun werkzaamheden niet schriftelijk bevestigd aan [appellante] .
c.
Eerste aanleg: [appellante] was bekend dat [Accountants- en Adviesgroep] werkzaam was ten behoeve van [Beheersmaatschappij] en de [de vennootschappen] -vennootschappen. [appellante] is gebleken dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] de vaste adviseurs waren van [Beheersmaatschappij] en dat zij deze hadden bijgestaan in een eerder overnametraject. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] stonden [Beheersmaatschappij] ook bij in het traject dat heeft geleid tot de aankoop van aandelen en bedrijfspand door [appellante] . [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] nimmer gewezen op het tegenstrijdig belang-probleem dat als gevolg hiervan bestond en hebben [appellante] ook niet de vraag voorgelegd of zij, gelet op dat probleem, wenste dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hun dienstverlening ten behoeve van [appellante] zouden voortzetten.
Hoger beroep: [appellante] was bekend dat [Accountants- en Adviesgroep] werkzaam was ten behoeve van [Beheersmaatschappij] en de [de vennootschappen] -vennootschappen. [appellante] ging ervan uit dat de advieswerkzaamheden voor [Beheersmaatschappij] niet door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] werden verricht, maar door een ander team van [Accountants- en Adviesgroep] .
d. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] er niet op gewezen dat zij alleen faciliterend zouden optreden, dat zij [appellante] niet zouden adviseren over de overname en dat [appellante] daarvoor een eigen partij-adviseur in de arm moest nemen.
e. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] geadviseerd om de aandelen en het bedrijfspand te kopen. In verband hiermee hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [appellante] geïnformeerd over de situatie waarin de [de vennootschappen] -vennootschappen verkeerden, financieel en anderszins, en hebben zij daarover ook hun deskundige visie gegeven. In dat kader hebben zij mededelingen gedaan over de intensieve betrokkenheid van [Accountants- en Adviesgroep] bij de bedrijfsvoering binnen de [de vennootschappen] -vennootschappen, onder andere waar het betreft de projectadministratie. Volgens [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] waren [Beheersmaatschappij] en de [de vennootschappen] -vennootschappen sinds 2013 een geoliede geprofessionaliseerde en winstgevende onderneming.
f. [appellante] heeft op het door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] gegeven advies en op de door hen verstrekte informatie en gedane mededelingen vertrouwd (zij had geen reden om daaraan te twijfelen; [Accountants- en Adviesgroep] was sinds lang haar vaste accountant en adviseur).
g. Het advies van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] en de door hen verstrekte informatie hebben [appellante] doen besluiten tot de aankoop van de aandelen en het bedrijfspand. Was het anders gegaan - dat wil zeggen: waren [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] duidelijk geweest over hun eigen, beperkte, rol en over de status van de door hen verstrekte cijfers en andere informatie en hadden zij een
due diligence-onderzoek geadviseerd - dan had [appellante] de koop niet gesloten.
3.5.3.
Meer concreet stelt [appellante] over de gebeurtenissen vanaf 28 maart 2013 als volgt.
h. Tijdens een bespreking bij en met [appellante] op 28 maart 2013 hebben
[geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] de [de vennootschappen] -vennootschappen aangedragen als zijnde zeer geschikt om door [appellante] te worden overgenomen. [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] spraken over een buitenkans en een koopje, omdat de vereiste
turn aroundbij de [de vennootschappen] -vennootschappen reeds was gemaakt. Tijdens deze bespreking hebben [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] ook nadere informatie verschaft over de [de vennootschappen] -vennootschappen. [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] hebben op dat moment geen
due diligence-onderzoek met betrekking tot de [de vennootschappen] -vennootschappen geadviseerd. Zij hebben dat zelfs afgeraden, althans gezegd, of althans de indruk gewekt, dat een dergelijk onderzoek niet nodig was.
i. [appellante] en [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben elkaar niet gesproken op 29 maart 2013. Wat volgens [geintimeerden c.s.] tijdens een bijeenkomst op die dag is gezegd door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] is toen dus niet gezegd, en ook niet op 28 maart 2013. De besprekingsverslagen en aantekeningen waarop [geintimeerden c.s.] zich beroepen geven geen correcte weergave van wat zich tussen partijen heeft afgespeeld.
j. Op 4 april 2013 heeft [appellante] financiële informatie inzake de [de vennootschappen] -vennootschappen ontvangen van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , waaronder concept-stukken over 2012 en een begroting voor het jaar 2013.
Over 2012 was een negatief resultaat van € 606.000,- behaald, maar voor 2013 werd in de begroting een positief netto resultaat van € 316.744,- becijferd.
Eerste aanleg: De indruk die met deze begroting over de financiële positie van de [de vennootschappen] -vennootschappen is gewekt, is voor [appellante] doorslaggevend geweest bij de beslissing om de aandelen en het bedrijfspand te kopen.
Hoger beroep:De begroting is niet doorslaggevend geweest; dat was de brief van [geïntimeerde 14] en [de register-accountant] aan Rabobank van 6 juni 2013.
k. Op 8 april 2013 heeft een eerste bespreking plaatsgevonden tussen [appellante] en [Beheersmaatschappij] (de heer en mevrouw [Beheersmaatschappij] en interim manager/statutair bestuurder [interim manager/statutair bestuurder] , deze laatste hierna: [interim manager/statutair bestuurder] ). Ook [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] waren aanwezig tijdens deze bespreking. De beperkte rol van [Accountants- en Adviesgroep] / [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] is toen niet besproken. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] bleven onverminderd positief over de [de vennootschappen] -vennootschappen en prezen de overname aan.
l. Wellicht hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] op 11 april 2013 gesproken met de
compliance officervan [Accountants- en Adviesgroep] , [de compliance officer van geintimeerde 1] (hierna: [de compliance officer van geintimeerde 1] ). [appellante] was van deze bespreking - en van het besprokene - niet op de hoogte.
m. Op 12 april 2013 heeft een vervolgbespreking plaatsgevonden tussen [appellante] en [Beheersmaatschappij] ( [interim manager/statutair bestuurder] ). Ook [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] waren daarbij aanwezig. Ook tijdens deze bijeenkomst hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] zich in positieve zin uitgelaten over de [de vennootschappen] -vennootschappen en prezen zij de overname aan. Over het contact met [de compliance officer van geintimeerde 1] en de resultaten daarvan is toen niet gesproken. Niet juist is dat [appellante] (in de persoon van [bestuurder van appellante 1] ) tijdens deze bijeenkomst, in reactie op de door [Beheersmaatschappij] genoemde vraagprijs van
€ 3.000.000,-, een tegenbod van € 1.500.000,- heeft gedaan. Ook over andere details in verband met de aankoopprijs (de schuld van [Beheersmaatschappij] aan de [de vennootschappen] -vennootschappen, de uiteindelijke
cash outvoor [appellante] ) is toen niet gesproken. Over de inhoud van het tegenbod is pas later gesproken, onder meer tussen [appellante] en [geïntimeerde 20] , en dat bod is ook pas later gedaan, namelijk vlak vóór de bespreking op 15 april 2013.
n. [geïntimeerde 20] heeft de schriftelijke koopovereenkomst inzake aandelen en bedrijfspand opgesteld. Anders dan [geintimeerden c.s.] stellen, is [geïntimeerde 20] daarmee niet al op 14 april 2013 bezig geweest. Het concept dat volgens [geintimeerden c.s.] toen is opgesteld (onderdeel van prod. 31 bij de cvd in conv. van [geintimeerden c.s.] ) is [appellante] niet bekend. [geïntimeerde 20] heeft verzuimd om in de schriftelijke overeenkomst de risico’s die [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] vanwege hun betrokkenheid bij de [de vennootschappen] -vennootschappen bekend waren, die zij althans behoorden te kennen, af te dekken. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] niet gewezen op het belang om een adviseur of advocaat te consulteren die haar zou bijstaan bij het opmaken van het contract.
o. Op 15 april 2013 heeft een derde bespreking tussen [appellante] en [Beheersmaatschappij] (de heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] , [interim manager/statutair bestuurder] ) plaatsgevonden. Ook [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] waren hierbij aanwezig. Pas tijdens deze bijeenkomst is het tegenbod van [appellante] - van iets meer dan € 1.500.000,- voor de aandelen en het bedrijfspand - besproken. Niet juist is dat de heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] vervolgens heeft aangegeven akkoord te kunnen gaan met dit tegenbod, op voorwaarde dat [appellante] zou afzien van een
due diligence-onderzoek en het bedingen van balansgaranties. Over een
due diligence-onderzoek is toen niet gesproken. [appellante] wilde juist wél dat in de koopovereenkomst balansgaranties zouden worden opgenomen.
p. Uit de aan [appellante] verstrekte tijdregistraties blijkt dat [geïntimeerde 20] pas op 15 en 16 april 2013 heeft gewerkt aan de schriftelijke koopovereenkomst. Afspraak was dat [geïntimeerde 20] het concept van de koopovereenkomst zou voorleggen aan de notaris van [appellante] . [geïntimeerde 20] heeft dat niet gedaan, maar heeft op 17 april 2013 meteen de definitieve en reeds door [Beheersmaatschappij] ondertekende koopovereenkomst aan de notaris verstrekt. [geïntimeerde 20] heeft veel haast gemaakt om de schriftelijke overeenkomst op te stellen en ondertekend te krijgen, omdat de heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] vanaf eind april 2013 voor langere tijd onbereikbaar zou zijn. [appellante] heeft de (door [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] ondertekende) koopovereenkomst op 7 mei 2013 ontvangen van [geïntimeerde 20] , tegelijk met diens verslag van een bespreking met de Belastingdienst op 26 april 2013.
3.5.4.
Over de gebeurtenissen na het sluiten van de koopovereenkomst inzake aandelen en bedrijfspand van (omstreeks) 16 april 2013 heeft [appellante] het volgende gesteld.
q. Ook in de periode na de aankoop van aandelen en bedrijfspand zijn [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] opgetreden als partijadviseurs van [appellante] , heeft [appellante] daar althans op vertrouwd en mogen vertrouwen. Als partijadviseur hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [appellante] bijgestaan dan wel vertegenwoordigd in de contacten met derden, waaronder de belastingdienst en Rabobank.
r. Het financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst gaf [appellante] alle ruimte om de overeenkomst te ontbinden. Geen enkele bank was in 2013 immers bereid om de aankoop te financieren met het bedrijfspand als enige zekerheid. De werkelijke waarde van het bedrijfspand bedroeg in 2013 duidelijk minder dan € 3.000.000,-, zelfs minder dan
€ 1.500.000,-.
s. De aanhoudende positieve berichtgeving door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] over de [de vennootschappen] -vennootschappen overtuigde [appellante] er evenwel van dat er geen reden was om een beroep te doen op de ontbindende voorwaarden. Zo sloten de bij e-mail van 3 mei 2013 door [de register-accountant] aan [appellante] verstrekte cijfers over het eerste kwartaal van 2013 aan op het eerder door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] geschetste positieve beeld. De op ander momenten verstrekte cijfers en andere informatie (zoals over de orderportefeuille van de [de vennootschappen] -vennootschappen) was summier en zeker niet alarmerend. Pas achteraf is [appellante] gebleken dat de cijfers over het eerste en tweede kwartaal van 2013 niet correct waren en dat [Accountants- en Adviesgroep] haar werk niet goed had gedaan.
t. Het vertrouwen bij [appellante] werd verder versterkt door de inhoud van de brief die [geïntimeerde 14] op 6 juni 2013 schreef aan Rabobank en waarin, onder meer, werd toegelicht waarom een
due diligence-onderzoek niet nodig was. Was [geïntimeerde 14] op dit punt negatief geweest, dan had [appellante] op grond van het financieringsvoorbehoud in de overeenkomst af kunnen zien van de koop en dan had [appellante] dat ook gedaan. In de brief worden ook positieve uitspraken gedaan over de projectadministratie, terwijl naderhand is gebleken dat die niet op orde was. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] wisten dat die administratie niet op orde was, althans konden dat weten.
u.
Hoger beroep: Niet de begroting voor 2013, maar de brief van [geïntimeerde 14] aan de Rabobank was voor [appellante] doorslaggevend. Gezien het hierin door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] gewekte vertrouwen, ook in de richting van [appellante] , heeft [appellante] geen beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst. Om dezelfde reden heeft [appellante] ook zonder bezwaar ingestemd met de door de Rabobank verlangde aanvullende zekerheden.
v. Pas na de levering van de aandelen is [appellante] op de hoogte geraakt van de werkelijke toestand van de [de vennootschappen] -vennootschappen.
het verweer
3.6.1.
[geintimeerden c.s.] hebben de hiervoor weergegeven stellingen van [appellante] gemotiveerd weersproken. Over de betrokkenheid van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] bij [appellante] besluit om de aandelen en het bedrijfspand te kopen hebben zij het volgende gesteld.
a. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] zijn in verband met de overname van de [de vennootschappen] -vennootschappen niet opgetreden als partijadviseurs van [appellante] . [appellante] is er vanaf het eerste moment op gewezen dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] ook werkzaam waren voor [Beheersmaatschappij] en de [de vennootschappen] -vennootschappen, dat er dus een tegenstrijdig belang-probleem was en dat dit betekende dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] niet zouden kunnen optreden als partijadviseurs, van [Beheersmaatschappij] noch van [appellante] . [appellante] heeft op dit laatste dus ook niet gerechtvaardigd kunnen vertrouwen.
b. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben aard, inhoud en omvang van hun werkzaamheden inderdaad niet schriftelijk bevestigd aan [appellante] .
c. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben wel - bij herhaling - mondeling toegelicht dat zij zich als gevolg van het tegenstrijdig belang-probleem zouden beperken tot neutraal, faciliterend, optreden. [appellante] heeft daarmee ook ingestemd. Er is nimmer over gesproken dat [appellante] dacht dat een ander team van [Accountants- en Adviesgroep] [Beheersmaatschappij] zou adviseren bij de overname.
d. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] erop gewezen dat zij voor partijadviezen was aangewezen op externe deskundigen en hebben ook aangegeven dat het de voorkeur verdiende dat [appellante] dergelijke adviezen zou inwinnen.
e. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] geïnformeerd over de [de vennootschappen] -vennootschappen. In dat kader is ook aandacht besteed aan de problemen op het gebied van de bedrijfsvoering, de projectadministratie daaronder begrepen. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben de [de vennootschappen] -vennootschappen niet aangeprezen en hebben ook niet gezegd dat deze vennootschappen potentieel winstgevend waren.
f. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben niet gezegd dat door toedoen van [Accountants- en Adviesgroep] belangrijke verbeteringen in de bedrijfsvoering binnen de [de vennootschappen] -vennootschappen waren bereikt. Evenmin hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] ingestaan voor de juistheid van de cijfers die zij hebben verstrekt aan [appellante] .
g. [appellante] heeft geheel zelfstandig besloten tot de aankoop van de aandelen en het bedrijfspand; [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben [appellante] niet geadviseerd om dat te doen.
3.6.2.
In reactie op de desbetreffende stellingen van [appellante] stellen [geintimeerden c.s.] als volgt over de gebeurtenissen vanaf 28 maart 2013.
h. Tijdens een bespreking bij en met [appellante] op 28 maart 2013 heeft [appellante] aangegeven dat zij op zoek was naar een onderneming met activiteiten die complementair waren aan die van haarzelf. [appellante] heeft [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] toen gevraagd of zij ondernemers kenden die hun onderneming wilden verkopen. Op de terugweg naar kantoor hebben [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] besproken dat de [de vennootschappen] -vennootschappen geschikte overnamekandidaten zouden kunnen zijn, maar dat zij hiermee zorgvuldig zouden moeten omgaan, aangezien ook [Beheersmaatschappij] cliënt was van [Accountants- en Adviesgroep] .
[geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] hebben [appellante] op 28 maart 2013 niet uitgebreid geïnformeerd over de [de vennootschappen] -vennootschappen. Ook over een
due diligence-onderzoek is toen niet gesproken. [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] hebben zeker niet aangegeven dat het niet nodig was om een dergelijk onderzoek te laten verrichten.
i. Op 29 maart 2013 heeft een volgende bespreking plaatsgevonden tussen [appellante] , [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] . Dat was ten kantore van [Accountants- en Adviesgroep] . Tijdens deze bijeenkomst hebben [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] [appellante] geïnformeerd over de [de vennootschappen] -vennootschappen. Zoals blijkt uit het besprekingsverslag van [geïntimeerde 20] en de aantekeningen van [geïntimeerde 14] hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] aangegeven dat de onderneming die door de [de vennootschappen] -vennootschappen werd gedreven al jaren verlieslatend was, dat een reorganisatie nodig was, dat er onvoldoende grip was op de projectresultaten en dat de hoop was dat in 2013 een ommekeer zou plaatsvinden. Zoals blijkt uit het besprekingsverslag van [geïntimeerde 20] en de aantekeningen van [geïntimeerde 14] is [appellante] toen ook gewezen op de lastige positie van [Accountants- en Adviesgroep] , waardoor zij een objectieve, transparante, positie zou innemen en advies inzake de overname niet aan de orde zou zijn, en is besproken dat het verstandig zou zijn om extern advies in te winnen. Volgens [appellante] was dit voor hem geen probleem.
j. Op 4 april 2013 heeft [appellante] inderdaad financiële informatie inzake de [de vennootschappen] -vennootschappen ontvangen van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , te weten het concept financieel verslag over 2012, de concept consolidatiestaat 2012 met genormaliseerd resultaat en een begroting voor het jaar 2013.
De begroting was eind 2012/begin 2013 opgesteld, niet met het oog op een overname, maar uitgaande van een voortzetting in de oude structuur. De cijfers en verwachtingen in de begroting zijn afkomstig van [interim manager/statutair bestuurder] , de bestuurder van de [de vennootschappen] -vennootschappen. [Accountants- en Adviesgroep] heeft over de juistheid van de cijfers geen zekerheid verstrekt. [appellante] wist dat. Dat blijkt ook uit de begroting waarop staat
‘geen accountantscontrole toegepast’.
k. Op 8 april 2013 hebben [appellante] ( [bestuurder van appellante 1] en [bestuurder van appellante 2] ) en [Beheersmaatschappij] (de heer en mevrouw [Beheersmaatschappij] en [interim manager/statutair bestuurder] ) elkaar voor het eerst ontmoet. Dat was tijdens een bespreking in aanwezigheid van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] Deze bijeenkomst diende slechts ter kennismaking.
l. Op 11 april 2013 hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] over situatie gesproken met hun collega en
compliance officer[de compliance officer van geintimeerde 1] . Toen is bevestigd dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [appellante] en [Beheersmaatschappij] niet zouden adviseren in verband met de mogelijk te sluiten koopovereenkomst en dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] ook geen oordeel zouden geven over een eventuele door [Beheersmaatschappij] verlangde koopprijs.
m. Op 12 april 2013 heeft opnieuw een bespreking plaatsgevonden tussen [appellante] en [Beheersmaatschappij] ( [interim manager/statutair bestuurder] ). Ook [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] waren daarbij aanwezig. Zoals blijkt uit het besprekingsverslag van [geïntimeerde 20] en de aantekeningen van [geïntimeerde 14] hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant]
tijdens deze bijeenkomst nogmaals hun eigen positie aan de orde gesteld en de mogelijkheid om eigen adviseurs in de arm te nemen. [appellante] en [Beheersmaatschappij] waren daarmee akkoord. [interim manager/statutair bestuurder] heeft vervolgens de prijs genoemd waarvoor zij aandelen en bedrijfspand wilde verkopen, te weten: € 3.000.000,-. De bedoeling was dat [de register-accountant] daarna de cijfers zou toelichten. [appellante] heeft toen echter meteen een tegenbod gedaan, te weten
€ 1.500.000,-. Dit bod was niet vooraf besproken met [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] Daarna is gesproken over de schuld van [Beheersmaatschappij] aan de [Beheersmaatschappij] -vennootschapen (iets minder dan € 600.000,-), de uiteindelijke
cash outvoor [appellante] (iets meer dan € 900.000,-) en de financiering van de overname: [appellante] was niet bereid om méér zekerheden te verstrekken aan de bank dan de zekerheid op het bedrijfspand. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] waren verrast over de snelheid waarmee [appellante] de overname aanpakte. Afgesproken werd dat [geïntimeerde 20] het bod van [appellante] verder zou uitwerken in een concept-koopovereenkomst. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben opnieuw het belang van het inwinnen van extern advies benadrukt.
n. Op zondag 14 april 2013 heeft [geïntimeerde 20] een concept-koopovereenkomst opgesteld. Daarin is de koopprijs voor het bedrijfspand gesteld op € 1.500.000,-, is rekening gehouden met de schuld van [Beheersmaatschappij] aan de [de vennootschappen] -vennootschappen (van iets minder dan
€ 600.000,-), zijn balansgaranties opgenomen en is een ontbindende voorwaarde in verband met de financiering opgenomen, inclusief de vermelding van de (beperkte) door [appellante] te verstrekken zekerheden.
o. Op 15 april 2013 heeft een volgende bespreking plaatsgevonden tussen [appellante] en [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] (de heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] , [interim manager/statutair bestuurder] ). Dat was in aanwezigheid van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant]
De heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] gaf aan dat hij het bod van [appellante] erg laag vond, maar dat hij er niet negatief tegenover stond, op voorwaarde dat geen balansgaranties werden gegeven en dat geen
due diligence-onderzoek zou plaatsvinden. [appellante] is daarmee direct akkoord gegaan. Het is om deze reden dat in de definitieve overeenkomst geen balansgaranties zijn opgenomen en dat geen
due diligence-onderzoek heeft plaatsgevonden.
p. [geïntimeerde 20] heeft daarna de definitieve koopovereenkomst opgesteld. Deze is op 16 april 2013 door [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] ondertekend en op 17 april 2013 aan [appellante] gezonden. In een
e-mail aan de notaris van 17 april 2013 heeft [geïntimeerde 20] een toelichting gegeven op de overeenkomst en in dat verband vermeld dat vanwege de lage koopprijs geen balansgaranties waren overeengekomen. De opmerkingen van de notaris naar aanleiding van de schriftelijke overeenkomst zijn verwerkt in een aanvullende overeenkomst; zo was dat destijds afgesproken. [Beheersmaatschappij] had inmiddels een advocaat in de arm genomen. Zijn opmerkingen naar aanleiding van de overeenkomst zijn verwerkt in een tweede aanvulling op de koopovereenkomst.
3.6.3. [geintimeerden c.s.] hebben de stellingen van [appellante] over de gebeurtenissen na het sluiten van de koopovereenkomst als volgt betwist.
q. Ook in de periode na de aankoop van aandelen en bedrijfspand zijn [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] niet opgetreden als partijadviseurs van [appellante] en heeft [appellante] daar ook niet op mogen vertrouwen. Het optreden van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] in verband met de belastingdienst en Rabobank past binnen hun neutrale, faciliterende, rol. [appellante] werd inmiddels ook bijgestaan door een eigen advocaat.
r. Het financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst gaf [appellante] wellicht de ruimte om de overeenkomst te ontbinden. Anderzijds hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] destijds vernomen dat de Rabobank bereid was om de overname te financieren op basis van de zekerheid die het bedrijfspand bood. Dat is ook niet onbegrijpelijk, gelet op de waarde van het bedrijfspand. [appellante] had op grond van een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst onder de koop uit gekund als Rabobank aanvullende zekerheden zou verlangen, maar [appellante] heeft er zelf voor gekozen toch de gevraagde aanvullende zekerheid (hoofdelijke aansprakelijkheidstelling voor het aan de [de vennootschappen] -vennootschappen verleende krediet) aan de bank te geven. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben op dit punt niet geadviseerd en waren destijds ook niet op de hoogte van de verstrekte aanvullende zekerheid.
s. Na de aankoop heeft [appellante] actief informatie vergaard over de [de vennootschappen] -vennootschappen. Dat gebeurde vooral door haar controller [de controller] (hierna: [de controller] ), die daartoe contact had met [interim manager/statutair bestuurder] . Op basis van de verkregen informatie heeft [de controller] de begroting over 2013 in positieve zin bijgesteld. Op 3 mei 2013 heeft [appellante] de cijfers over het eerste kwartaal van 2013 gekregen, met een verlies van € 335,-. [appellante] heeft ook op 3 mei 2013 en op 23 mei 2013 de orderportefeuille van de [de vennootschappen] -vennootschappen aangeleverd gekregen. [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hebben de positie van de [de vennootschappen] -vennootschappen niet te rooskleurig voorgesteld.
t. De brief van 6 juni 2013 aan de Rabobank bevat een overzicht van de werkzaamheden die [Accountants- en Adviesgroep] had verricht voor de [de vennootschappen] -vennootschappen. Uit de brief blijkt niet dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] een
due diligence-onderzoek niet nodig vonden. De brief bevat ook verder geen onjuistheden.
u. [appellante] heeft niet vertrouwd op de inhoud van de brief van 6 juni 2013. [appellante] had in juni 2013 zelf uitgebreid onderzoek gedaan naar de financiële positie van de [de vennootschappen] -vennootschappen, beschikte over de relevante informatie en had geregeld contact met [interim manager/statutair bestuurder] . [appellante] heeft op basis hiervan haar beslissingen genomen.
v. Het faillissement van de [de vennootschappen] -vennootschappen is in belangrijke mate het gevolg van het optreden van [appellante] als bestuurder vanaf het derde kwartaal van 2013.
het oordeel van het hof
3.7.1.
Het hof overweegt dat vast staat dat alle werkzaamheden van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] ten behoeve van [appellante] in verband met de koop en de levering van de aandelen en het bedrijfspand zijn verricht op basis van een overeenkomst van opdracht tussen [appellante] en [Accountants- en Adviesgroep] .
Zoals hiervoor is gebleken, bestaat tussen partijen een fundamenteel verschil van opvatting over de
inhoudvan de opdracht.
Het hof sluit zich aan bij het - niet met een grief bestreden - oordeel van de rechtbank dat deze inhoud in de eerste plaats wordt bepaald door wat tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over de te verrichten werkzaamheden is overeengekomen, waarbij verder van belang is dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen (r.o. 3.5.). Of de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen dient bij beroepsbeoefenaren als accountants en belastingadviseurs te worden afgemeten aan hetgeen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Of het beroep al dan niet wordt uitgeoefend in een vennootschap doet er voor de toepassing van deze maatstaf niet toe. Wat in het concrete geval van de vakgenoot mag worden verwacht, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Allereerst is bepalend de concrete overeenkomst. Daarnaast zullen de aard van de opdracht en het bij de opdracht betrokken belang van de opdrachtgever invloed uitoefenen op de vereiste mate van zorg van de opdrachtnemer. De branche, het beroep of de persoon van de opdrachtnemer kunnen ook van belang zijn. Verder kan ook de persoon van de opdrachtnemer een rol spelen bij de invulling van de zorgplicht (r.o. 3.6., met een verwijzing naar de conclusie van de AG voor HR 17 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1228).
Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last te bewijzen dat [Accountants- en Adviesgroep] is tekortgeschoten in de nakoming van de door haar met [appellante] gesloten overeenkomst van opdracht en dat [geintimeerden c.s.] op grond daarvan, of in verband daarmee, aansprakelijk zijn voor de (gestelde) schade.
3.7.2.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep tot uitgangspunt genomen: (a) dat [appellante] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst wist dat [Accountants- en Adviesgroep] tevens werkzaam was voor [Beheersmaatschappij] , (b) dat [appellante] er - naar eigen zeggen en gebaseerd op uitlatingen van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] - van uitging dat [Accountants- en Adviesgroep] intensief betrokken was bij de bedrijfsvoering van de [de vennootschappen] -vennootschappen, (c) dat de bestuurders van [appellante] ervaren ondernemers zijn, en (d) dat [appellante] in het verleden verschillende andere ondernemingen heeft overgenomen en zich in dat kader heeft laten bijstaan door een ander accountantskantoor dan [Accountants- en Adviesgroep] .
Gelet op deze omstandigheden behoorde [appellante] naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs te begrijpen: (e) dat [appellante] en [Beheersmaatschappij] tegengestelde belangen hadden, (f) dat [Accountants- en Adviesgroep] haar daarom bij de beoogde aankoop niet als partijadviseur kon bijstaan, in die zin dat [Accountants- en Adviesgroep] slechts de belangen van [appellante] zou behartigen en niet (mede) die van [Beheersmaatschappij] , (g) dat [Accountants- en Adviesgroep] daarom slechts een neutrale positie kon innemen en een faciliterende rol kon spelen in verband met de beoogde aankoop, en (h) dat [appellante] zich tot een derde diende te wenden als zij behoefte had aan een deskundige die alleen haar belangen behartigde (r.o. 3.8.-3.9.).
3.7.3.
Het hof kan dit oordeel van de rechtbank niet delen, althans niet zonder meer. Het hof overweegt daartoe als volgt.
[appellante] wist, uitgaande van het door haar in hoger beroep gestelde, dat [Accountants- en Adviesgroep] werkzaam was voor [Beheersmaatschappij] en de [de vennootschappen] -vennootschappen, maar ging ervan uit dat anderen dan [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [Beheersmaatschappij] adviseerden in verband met de verkoop van aandelen en bedrijfspand. Volgens [appellante] hebben [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] er niet op gewezen dat zij uitsluitend neutraal, faciliterend, zouden optreden, dat [appellante] voor partijadviezen was aangewezen op externe deskundigen en dat het de voorkeur verdiende dat [appellante] dergelijke adviezen zou inwinnen. [appellante] heeft daarnaast gesteld dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] zich bij herhaling in positieve zin hebben uitgelaten over de potentie van de [de vennootschappen] -vennootschappen en dat zij [appellante] uitdrukkelijk hebben geadviseerd om de aandelen en het bedrijfspand te kopen.
3.7.4.
Als van deze stellingen wordt uitgegaan, staat voor het hof niet zonder meer vast dat [appellante] zich vanaf 28 maart 2013 heeft moeten realiseren dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] slechts een neutrale, faciliterende, rol zouden spelen en dat [appellante] zich voor partijadvies tot een derde diende te wenden. Daarbij kan, nog steeds uitgaande van de genoemde stellingen van [appellante] , een rol hebben gespeeld dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] de inhoud van de opdracht niet schriftelijk hebben bevestigd en dat [Accountants- en Adviesgroep] al meer dan 35 jaren de vaste accountant/adviseur van [appellante] was.
3.7.5.
Als [appellante] vanaf 28 maart 2013 geen duidelijk beeld heeft gehad van de beperkte taakopvatting van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , dan kan dat vervolgens van invloed zijn geweest op het belang dat [appellante] heeft gehecht aan de uitlatingen die [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] volgens [appellante] hebben gedaan, zoals over reeds bereikte verbeteringen in de bedrijfsvoering binnen de [de vennootschappen] -vennootschappen, over een
due diligence-onderzoek en over de aankoop van de aandelen en het bedrijfspand.
De genoemde onduidelijkheid kan ook van invloed zijn geweest op het vertrouwen dat [appellante] heeft gehecht aan de door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] verstrekte cijfers, zowel vóór als na het sluiten van de koopovereenkomst, en aan de inhoud van de door [geïntimeerde 20] opgestelde schriftelijke overeenkomst en de door [de register-accountant] en [geïntimeerde 14] opgestelde c.q. ondertekende brief aan Rabobank van 6 april 2013.
Naar het oordeel van het hof kan daarom niet in het midden blijven (zie r.o. 3.10 in het vonnis waarvan beroep) of [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] hun beperkte rol overeenkomstig de gedrags- en beroepsregels voor accountants en belastingadviseurs hebben uiteengezet, en of [Accountants- en Adviesgroep] [appellante] heeft gewezen op het belang van het inschakelen van eigen adviseurs.
De stellingen van [appellante] over de inhoud van de aan [Accountants- en Adviesgroep] verstrekte opdracht, en de verwachtingen die zij daaraan mocht ontlenen waar het betreft het optreden van [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , zijn gemotiveerd weersproken door [geintimeerden c.s.] Het hof zal [appellante] daarom in staat stellen om, overeenkomstig haar bewijsaanbod, haar stellingen over, kort gezegd, de inhoud van de door haar aan [Accountants- en Adviesgroep] verstrekte opdracht te bewijzen.
3.7.6.
In het verlengde van het voorgaande oordeelt het hof (anders dan de rechtbank, zie r.o. 3.10-slot) dat ook de verwijten die [appellante] [geïntimeerde 20] maakt in verband met het opmaken van de schriftelijke overeenkomst beoordeling behoeven.
[geintimeerden c.s.] hebben de stellingen van [appellante] over de gang van zaken voor, ten tijde van en onmiddellijk na het sluiten van de koopovereenkomst en de schriftelijke vastlegging ervan gemotiveerd weersproken. Dit verweer komt er, kort gezegd, op neer: (1) dat [appellante] , nog niet volledig geïnformeerd over de cijfers, op 12 april 2013 een tegenbod heeft gedaan, (2) dat [appellante] daarna, om dat bod geaccepteerd te krijgen, op 15 april 2013 akkoord is gegaan met het vervallen van de waarborgen die een
due diligence-onderzoek en balansgaranties hadden kunnen bieden, en (3) dat de wijze waarop de koopovereenkomst schriftelijk is vastgelegd (de versie in concept van 14 april, gevolgd door de door [Beheersmaatschappij] ondertekende versie van 16 april 2013) hierop naadloos aansluit.
[appellante] geeft een volledig andere lezing van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het sluiten van de koopovereenkomst en de schriftelijke vastlegging ervan. De door [appellante] gestelde feiten liggen mede ten grondslag aan haar opvatting dat [geintimeerden c.s.] jegens haar aansprakelijk zijn op grond van wanprestatie of onrechtmatige daad. Ook op dit punt zal het hof [appellante] daarom in staat stellen om, overeenkomstig haar bewijsaanbod, haar stellingen te bewijzen.
3.7.7.
Over het belang van de bewijslevering overweegt het hof, oordelend op voorhand, als volgt.
Als [appellante] het vereiste bewijs betreffende de inhoud van de aan [Accountants- en Adviesgroep] verstrekte opdracht en de gang van zaken rond het sluiten van de koopovereenkomst levert, dan kan het hof op basis van de alsdan vaststaande feiten doorgaan met de beoordelen van de zaak. Het ligt voor de hand dat dan vervolgens ook kwesties aan de orde zullen komen als:
- de relevantie van de gedrags- en beroepsregels voor accountants en belastingadviseurs en van de uitspraken van de Accountantskamer en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven,
- de ervaring en de eigen verantwoordelijkheid van [appellante] als ondernemer,
- de relevantie van de koopprijs van de aandelen en van het bedrijfspand,
- het causaal verband tussen de (gestelde) tekortkoming van [geintimeerden c.s.] en de (gestelde) schade bij [appellante] ,
- de klachtplicht ex artikel 6:89 BW,
- de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [Accountants- en Adviesgroep] ,
- de aansprakelijkheid van de afzonderlijke geïntimeerden,
en daarna ook:
- de vordering in reconventie.
In verband met het beroep van [geintimeerden c.s.] op artikel 6:89 BW en op de algemene voorwaarden van [Accountants- en Adviesgroep] overweegt het hof nog dat daarover pas definitief kan worden geoordeeld als de resultaten van de bewijslevering bekend zijn.
Als de door [appellante] gestelde feiten niet komen vast te staan, dan liggen de vorderingen voor afwijzing gereed, omdat in dat geval de inhoud van de brief aan de Rabobank van 6 juni 2013 - die [appellante] in hoger beroep als essentieel heeft aangemerkt - onvoldoende aanknopingspunten biedt om de verwijten die [appellante] [geintimeerden c.s.] maakt te onderbouwen.

4.De uitspraak

Het hof:
laat [appellante] toe te bewijzen:
- dat in verband met de koop van de aandelen en het bedrijfspand [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] , ter uitvoering van de door [appellante] met [Accountants- en Adviesgroep] gesloten overeenkomst van opdracht, zijn opgetreden als partij-adviseurs van [appellante] , dat [appellante] daarop althans heeft vertrouwd (mede omdat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [appellante] er niet op hebben gewezen dat zij alleen faciliterend zouden optreden, dat zij [appellante] niet zouden adviseren over de overname en dat [appellante] daarvoor een eigen partij-adviseur in de arm moest nemen), en dat [appellante] ervan uitging dat de advisering van [Beheersmaatschappij] in verband met de verkoop van de aandelen en het bedrijfspand niet door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] werd verricht, maar door een ander team van [Accountants- en Adviesgroep] ;
- dat [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] tijdens een bespreking met [appellante] op 28 maart 2013 de [de vennootschappen] -vennootschappen hebben aangedragen als zijnde zeer geschikt om door [appellante] te worden overgenomen, dat [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] hebben gesproken over een buitenkans en een koopje omdat de vereiste
turn aroundbij de [de vennootschappen] -vennootschappen reeds was gemaakt, en dat [geïntimeerde 14] en [geïntimeerde 20] op dat moment een
due diligence-onderzoek met betrekking tot de [de vennootschappen] -vennootschappen hebben afgeraden, dat zij althans hebben gezegd, of althans de indruk hebben gewekt, dat een dergelijk onderzoek niet nodig was;
- dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] (ook) tijdens de bijeenkomsten op 8 april en 12 april 2013 niet hebben gesproken over de beperkte rol van [Accountants- en Adviesgroep] / [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] en dat zij toen onverminderd positief waren over de [de vennootschappen] -vennootschappen en de overname hebben aangeprezen;
- dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [appellante] hebben geadviseerd om de aandelen en het bedrijfspand te kopen, dat [appellante] op het door [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] gegeven advies heeft vertrouwd en dat dit ertoe heeft geleid dat [appellante] heeft besloten tot de aankoop van de aandelen en het bedrijfspand;
- dat [geintimeerde 14, geintimeerde 20 en de register-accountant] [appellante] niet hebben gewezen op het belang om een adviseur of advocaat te consulteren die haar zou bijstaan bij het opmaken van de schriftelijke koopovereenkomst;
- dat [appellante] niet al tijdens de bijeenkomst op 12 april 2013 (in reactie op de door [Beheersmaatschappij] genoemde vraagprijs van € 3.000.000,-) een tegenbod van € 1.500.000,- heeft gedaan, dat toen ook niet is gesproken over details in verband met de aankoopprijs (zoals de schuld van [Beheersmaatschappij] aan de [de vennootschappen] -vennootschappen en de uiteindelijke
cash outvoor [appellante] ), maar dat [appellante] dit tegenbod pas vlak vóór de bespreking op 15 april 2013 heeft gedaan;
- dat (pas) tijdens de bijeenkomst op 15 april 2013 het tegenbod van [appellante] van iets meer dan € 1.500.000,- is besproken; dat het niet juist is dat de heer [de statutair directeur van de beheersmaatschappij] daarna heeft aangegeven akkoord te kunnen gaan met dit tegenbod, op voorwaarde dat [appellante] zou afzien van een
due diligence-onderzoek en het bedingen van balansgaranties, en dat [appellante] daar vervolgens mee heeft ingestemd;
- dat [geïntimeerde 20] niet al op 14 april 2013, maar pas op 15 en 16 april 2013 heeft gewerkt aan de schriftelijke koopovereenkomst en dat [appellante] de eerder door [Beheersmaatschappij] ondertekende koopovereenkomst (pas) op 7 mei 2013 heeft ontvangen;
bepaalt, voor het geval [appellante] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. W.J.J. Beurskens als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 12 mei 2020 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van juni tot en met december 2020;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellante] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.A.E.M. Hulskes, W.J.J. Beurskens en G.M. Menon en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 april 2020.
griffier rolraadsheer