Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg (waaronder begrepen het proces-verbaal) en producties, ingekomen ter griffie op 23 juli 2019;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 september 2019;
- een V6 formulier met een akte van [appellante] met producties 6 tot en met 10, ingekomen ter griffie op 29 november 2019;
- de op 5 december 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
- [medewerker 1] en [medewerker 2] namens [verweerster] , bijgestaan door mrs. Gasseling en Nijmeijer;
- de ter zitting door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
3.De beoordeling
jegens [appellante]ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Op vragen van het hof hierover is geen duidelijke toelichting gegeven. Het verband daartussen is dus onvoldoende toegelicht en voor het hof niet duidelijk.
[appellante]had met [verweerster] en meer in het bijzonder op welke wijze dat een rol heeft gespeeld in het ontstaan en het voortduren van de verstoorde verhouding tussen [appellante] en [medewerker 2] , begrijpt het hof niet en is in het geheel niet toegelicht door [appellante] .