Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 1 / appellante] ,
2. [appellant] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/302082 / HA ZA 15-855)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 maart 2017;
- het op 10 oktober 2017 tegen geïntimeerde verleende verstek;
- de memorie van grieven van [appellante] en [appellant] van 19 december 2017 met producties.
3.De beoordeling
dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar[ [de vennootschap 3] , hof]
geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.”
dat er tussen ondergetekende[ [appellant] , hof]
en de schuldenaar[ [de vennootschap 3] , hof]
geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.”