Uitspraak
GERECHTSHOF ’s HERTOGENBOSCH
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
De hiervoor genoemde algemeen aanvaarde uitgangspunten houden onder meer in dat voor korte brieven, telefoongesprekken, etc, gerekend wordt met een tijdsbesteding van 10 minuten (of, afhankelijk van de gehanteerde tijdschrijfeenheid, 12 minuten), voor langere en inhoudelijk ingewikkelde brieven wordt gerekend met 30 minuten per pagina, voor eenvoudige processtukken geldt een tijdsbesteding van 1 uur per volle pagina A4, voor besprekingen wordt de werkelijke duur van de bespreking gevolgd, waarbij uitgangspunt is dat een bespreking meestal 1 uur tijd in beslag neemt. Met betrekking tot de op een urenstaat genoteerde werkzaamheden dient een bewijsstuk (kopie brief, telefoonnotitie, processtuk, aantekeningen van bespreking, etc.) in het dossier aanwezig te zijn. Als een dergelijk bewijsstuk niet in het dossier wordt aangetroffen wordt de genoteerde tijd niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de totale tijdsbesteding.” Op basis van die uitgangspunten komt ZLM tot een bedrag van € 3.262,93, dat volgens haar toewijsbaar zou zijn.
In alle gevallen[…]
alleen redelijke en noodzakelijke kosten” van rechtsbijstand vergoedt. Beslissend is derhalve of de door mr. Hans gedeclareerde kosten redelijk en noodzakelijk waren en om de betekenis daarvan vast te stellen dient het beding te worden uitgelegd. Over het beding is niet onderhandeld en de open norm “redelijk en noodzakelijk” is niet verder uitgewerkt. De betekenis van het beding moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand de bewoordingen daarvan en de betekenis die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het hof volgt ZLM niet in haar uitleg, omdat [geïntimeerde] niet in redelijkheid hoefde te verwachten dat ZLM deze eisen zou stellen aan de tijdsbesteding en de onderbouwing ervan. Het gaat hier, anders dan ZLM aanvoert, ook niet om algemeen aanvaarde uitgangspunten, laat staan dat [geïntimeerde] – als niet-jurist – die uitgangspunten zou moeten kennen.