In deze zaak gaat het om de toerekenbaarheid van een tekortkoming in de uitvoering van een huurovereenkomst tussen Steigerbouw B.V. en een vennootschap. De huurovereenkomst betrof de verhuur van een steiger voor restauratiewerkzaamheden aan de stuw in Valkenburg aan de Geul. Na hevige regenval raakte de steiger beschadigd door een losgeraakte boom en opstuwend water, waardoor de huurder de steiger niet in onbeschadigde staat kon retourneren. De vraag die centraal staat is of deze tekortkoming toerekenbaar is aan de huurder.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 26 februari 2019 geoordeeld dat de tekortkoming niet aan de huurder kan worden toegerekend. Het hof overweegt dat de huurder tijdig de verhuurder heeft geïnformeerd over de dreigende situatie en dat de verhuurder verantwoordelijk was voor het monitoren van de situatie en het tijdig ingrijpen. De huurder heeft zich gehouden aan de afspraken en heeft geen schuld aan de schade. Het hof concludeert dat de grieven van de verhuurder niet tot toewijzing van de vordering kunnen leiden en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de verhuurder in de proceskosten wordt veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de rol van de omstandigheden van het geval, zoals de extreme weersomstandigheden, en de verantwoordelijkheden van de partijen in de huurovereenkomst. Het hof stelt dat de schade niet aan de huurder kan worden toegerekend, omdat deze niet in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld en de verhuurder de situatie had moeten monitoren en tijdig had moeten ingrijpen.