ECLI:NL:GHSHE:2019:656
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de gezinsproblematiek en de rol van de hulpverlening
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van een minderjarige, die door de rechtbank Oost-Brabant was opgelegd. De ouders van de minderjarige, die in hoger beroep zijn gegaan, betogen dat er geen gronden zijn voor de ondertoezichtstelling en dat hun kind zich goed ontwikkelt. Ze verwijzen naar de positieve ontwikkelingen in hun leven, waaronder het oplossen van financiële problemen en het volgen van EMDR-therapie. De Raad voor de Kinderbescherming, die als verweerder optreedt, vraagt om bekrachtiging van de beschikking, omdat de ouders in het verleden een ambivalente houding hebben getoond ten opzichte van de hulpverlening en de situatie nog te fragiel is om de ondertoezichtstelling te beëindigen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat, hoewel de ouders momenteel goed meewerken met de hulpverlening, de situatie nog te pril is om de ondertoezichtstelling op te heffen. De ouders hebben in het verleden niet altijd adequaat gereageerd op de geboden hulp, wat een risico vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof benadrukt het belang van de hulpverlening en de noodzaak voor de ouders om deze periode ten volle te benutten. Uiteindelijk besluit het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.