Uitspraak
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair: (I) voor recht te verklaren dat er tussen partijen geen sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen, bindende overeenkomst d.d. 22 april 2014 ter zake de overname verbouwing voor een bedrag van € 50.000,-, alsook dat partijen slechts een koopovereenkomst hebben gesloten voor de machines en handgereedschappen van [appellant] voor een bedrag van € 12.500,-;
subsidiair en meer subsidiair:
de overeenkomst van 22 april 2014 tussen partijen ter zake de overname verbouwing voor een bedrag van € 50.000,- op voornoemde gronden partieel (II) te vernietigen althans (III) die te ontbinden, zodanig dat de overeenkomst die resteert nog slechts betreft de overname door [geïntimeerde] van de machines en handgereedschappen van [appellant] voor een bedrag van € 12.500,-;
primair en subsidiair en meer subsidiair:
- (IV) [appellant] te veroordelen om aan [geïntimeerde] te restitueren een bedrag van € 5.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding;
- (V) [appellant] te veroordelen om enige gereedschappen binnen één week na de uitspraak aan [geïntimeerde] te leveren, bij gebreke waarvan het door [appellant] aan [geïntimeerde] te restitueren bedrag € 7.737,22 zal bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover te berekenen vanaf de dag van dagvaarding althans vanaf één week na datum uitspraak;
een en ander met veroordeling van [appellant] in de kosten in conventie en in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
1. een aantal van de in het rapport genoemde gebreken gaan over zaken die geen onderdeel uitmaakten van de overeenkomst van 22 april 2014;
2. een aantal van de in het rapport genoemde gebreken gaan over gebreken die niet door [appellant] zijn veroorzaakt;
3. de schuifpui is niet gebrekkig omdat deze situatie gelegaliseerd kan worden, voor zover dat niet al is gebeurd;
4. [geïntimeerde] kan zich niet op de aanwezigheid van gebreken beroepen omdat hij deze gebreken bij de overname kende, dan wel behoorde te kennen, hij in strijd heeft gehandeld met zijn onderzoeksplicht en hij niet tijdig heeft geklaagd;
- aanpassingen in het door [appellant] vanaf 1 januari 2014 ondergehuurde gedeelte van de bedrijfsruimte;
- aanpassingen die [appellant] in 2013 heeft aangebracht in het door [geïntimeerde] in gebruik zijnde gedeelte van de bedrijfsruimte.
Als aanpassingen die onder deze twee noemers vallen, noemt [appellant] de trap zoals in productie XII aangegeven, de ruimte gelegen boven [handelsnaam geïntimeerde] , de opbergruimte gelegen achterin het pand en de daarbij behorende trap en verdieping.
Het hof stelt vast dat in de schriftelijke vastlegging van de overeenkomst wordt gesproken over ‘
de door [appellant] aangebrachte (…) verbouwingen/aanpassingen (…)’ gevolgd door een opsomming. De door [appellant] aangebrachte verbouwingen/aanpassingen worden in het bijzonder niet beperkt tot één of meerdere specifieke ruimtes in het pand of tot in een specifieke tijdsperiode aangebrachte aanpassingen. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat het de bedoeling van partijen was dat één of meer door [appellant] uitgevoerde aanpassingen geen deel zouden uitmaken van de overeenkomst. [geïntimeerde] heeft betwist dat aanpassingen uitgezonderd zouden zijn en het volgt ook niet uit de tekst van de overeenkomst. Meer in het bijzonder is de stelling dat [appellant] in 2013 in opdracht van [geïntimeerde] aanpassingen zou hebben uitgevoerd en dat [geïntimeerde] ook betaald zou hebben voor deze werkzaamheden, door [geïntimeerde] betwist. Iedere onderbouwing van die stelling door [appellant] ontbreekt.
“De elektriciteitsvoorziening is door derden aangebracht.”
“U vraagt mij naar een aantal punten waarnaar de gemeente [gemeente] verwijst in haar brief onder productie 6, namelijk de vloerconstructie inclusief de daarbij behorende draagconstructie (…). Ik vermoed dat ik samen met vrienden de vloerconstructie heb aangebracht”en
“Voor de bouwkundige aanpassingen die ik destijds heb aangebracht heb ik geen navraag bij de gemeente gedaan. Ik wist niet dat dat moest.”. [geïntimeerde] heeft gesteld dat het uitsluitend [appellant] is geweest die de bedrijfsruimte fysiek heeft ingedeeld door plaatsing van wandjes en (uitbreiding van) verdiepingen. Onder die omstandigheden had het op de weg van [appellant] gelegen zijn stellingen nader te onderbouwen en dat heeft hij nagelaten. Meer in het bijzonder valt niet in te zien op basis waarvan met betrekking tot de verdiepingen een onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen ‘vloerconstructie’ en ‘draagconstructie’, aangezien [appellant] zelf heeft gesteld de verdieping te hebben uitgebreid.
de achterliggende balk is voor de helft weggezaagd, waardoor een deel van detoch al te lage draagkracht[onderstreping hof] verloren is gegaan”. De draagkracht was dus ook zonder het inzagen/wegzagen van de balk al te laag.
Bouwtechnisch onderzoek € 575,-
Renovatie meterkast 12.500,-
Puin afvoer container 1.635,-
Man-uren 18.720,-
Leges omgevingsvergunning 129,-
Inkomstenderving 3.500,-.
Volgens [geïntimeerde] zijn de kosten voor de verwijdering en/of het herstel van zowel de verdiepingsvloeren als van de pui nog niet in voormeld totaalbedrag begrepen omdat deze werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd. Ten aanzien van de kosten van herstel van deze gebreken heeft de rechtbank de zaak naar de schadestaatprocedure verwezen.
5.De slotsom
€ 2.782,00(2 punten x tarief € 1.391,00)
Totaal € 3.500,00