Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de advocaat van de vrouw, mr. Sluijs;
- de man, bijgestaan door mr. Koppelmans-De Goeij.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om wijziging van een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheiding. De vrouw, appellante, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 mei 2018, waarin onder andere de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw werd afgewezen. De man, verweerder, had incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens het hoger beroep heeft de vrouw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, dat door het hof is behandeld.
De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2018, waarbij de vrouw zich liet vertegenwoordigen door haar advocaat, mr. A.B. Sluijs, en de man werd bijgestaan door mr. M. Koppelmans-de Goeij. Het hof heeft vastgesteld dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek tot wijziging van de voorlopige voorziening, maar heeft geoordeeld dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging rechtvaardigen. Het hof heeft de stellingen van de man over de (aanvullende) behoefte van de vrouw gepasseerd en geconcludeerd dat de eerdere beschikking van de rechtbank in stand kan blijven.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de vrouw om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en het verzoek van de man tot wijziging van de voorlopige voorziening afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.