Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een communicatieadviesbureau, tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had eerder de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij opgelegde verzuimboeten bevestigd. De naheffingsaanslagen betroffen bedragen van respectievelijk € 2.063 en € 2.664 voor het tweede en vierde kwartaal van 2015, met verzuimboeten van € 61 en € 79. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur handhaafde zijn besluiten. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de activiteiten van belanghebbende, die voornamelijk bestonden uit het samenstellen van een verloskundigentas met informatie voor zwangeren, niet in aanmerking komen voor vrijstelling van omzetbelasting op grond van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof oordeelde dat de dienstverlening van belanghebbende niet kan worden gekwalificeerd als gezondheidskundige verzorging, en dat de vrijstelling dus niet van toepassing is. Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat de opgelegde verzuimboeten terecht zijn, omdat belanghebbende de verschuldigde omzetbelasting niet had betaald en geen pleitbaar standpunt kon onderbouwen.
De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het Hof oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden of om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd op 15 februari 2019 uitgesproken door de rechters van het Hof, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.