In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012, werd beëindigd en het gezag aan de moeder werd toegewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. I.J.L. Daemen-Demarteau, heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. N.R. Heilhof, heeft verweer gevoerd en verzocht het beroep van de vader ongegrond te verklaren.
De vader heeft aangevoerd dat de contacten met de minderjarige aanvankelijk goed verliepen, maar dat de moeder hem onterecht beschuldigde van problematisch gedrag en hem het contact ontzegde. Hij betwist dat hij verslavingsproblematiek heeft en stelt dat hij zijn leven op orde heeft. De moeder daarentegen stelt dat de vader zijn cocaïneverslaving niet heeft aangepakt en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders.
Het hof heeft kennisgenomen van de ontwikkelingen in de omgangsregeling en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof oordeelt dat er onvoldoende informatie is om een verantwoorde beslissing te nemen over het gezag en verzoekt de raad om een onderzoek in te stellen. De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 10 juli 2019, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op het rapport van de raad.