ECLI:NL:GHSHE:2019:500

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
200.170.868_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aard en omvang van bonussen van statutair directeur

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over de aard en omvang van bonussen van een statutair directeur. De appellant, wonende in Italië, is in principaal hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, die eerder een vonnis heeft gewezen in deze kwestie. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest van 31 juli 2018, waarin het hof een comparitie van partijen heeft bevolen om te onderzoeken of er mogelijkheden waren voor een minnelijke regeling. Tijdens de comparitie op 13 november 2018 hebben partijen geprobeerd tot een schikking te komen, maar het was onduidelijk waarom dit niet is gelukt. De appellant heeft geen akte genomen na een H16-formulier van de geïntimeerden, die de voortzetting van de procedure wensten. Het hof heeft partijen verzocht om zich bij akte uit te laten over de wijze waarop zij de procedure willen voortzetten. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere beoordeling. Op 12 februari 2019 heeft het hof de zaak naar de rol van 26 februari 2019 verwezen voor akte uitlating aan beide partijen, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. De uitspraak is gedaan door de rechters J.P. de Haan, J.M.H. Schoenmakers en R.J. Voorink.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.170.868/02
arrest van 12 februari 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Italië,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht,
tegen

1.[holding] Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
mr. J.C.M. Silvius q.q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [de vennootschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [geintimeerden] ,
advocaat: mr. M.J. Ubbens te Groningen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 31 juli 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/106396/HA ZA 05/1191 gewezen vonnis van 3 december 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 31 juli 2018;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 november 2018;
  • het H16-formulier van [geintimeerden] van 8 januari 2019.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen bevolen (artikel 87 lid 1 juncto artikel 353 lid 1 Rv). Daarbij heeft het hof overwogen dat de comparitie zal dienen om te onderzoeken of partijen geheel of ten dele tot een minnelijke regeling kunnen komen en dat ook de mogelijkheden van mediation via het hof zullen worden besproken. Voorts heeft het hof in het tussenarrest overwogen dat voor het geval de zaak niet buiten rechte wordt geregeld, met partijen de verdere voortgang van de procedure zal worden doorgenomen, waarbij ook aan de orde zal komen of er stukken ontbreken om tot een beslissing in deze zaak te komen, bijvoorbeeld de aangifte van de inkomstenbelasting van [appellant] zoals door [geintimeerden] gesteld.
6.2.
Vervolgens heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Blijkens het proces-verbaal van de comparitie hebben partijen onderzocht of zij tot een minnelijke regeling kunnen komen en heeft [geintimeerden] daartoe een voorstel gedaan, welk voorstel door [appellant] in overweging is genomen. Tijdens de comparitie hebben partijen afgesproken hierover nader van gedachten te wisselen en daarop is in overleg met partijen de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating royement dan wel voorzetting van de procedure.
6.3.
Bij genoemd H16-formulier heeft [geintimeerden] het hof bericht voorzetting van de procedure te wensen. Daarbij is niet aangegeven op welke wijze [geintimeerden] voortzetting van de procedure wenst. [appellant] heeft geen akte genomen.
6.4.
Het hof dient van partijen te vernemen op welke wijze zij voortzetting van de procedure willen. Het hof is bereid tot voortzetting van de schikkingscomparitie, in aanmerking genomen dat partijen tijdens de comparitie overeenstemming leken te hebben over een schikking en het niet duidelijk is waarom de zaak uiteindelijk niet geschikt is. Ook is, zoals in het proces-verbaal is vermeld, door de raadsheer-commissaris gewezen op de mogelijkheid van mediation via het mediationbureau van het hof voor het geval partijen niet zelf een minnelijke regeling komen. Het hof kan het mediationbureau in contact brengen met partijen. Ten slotte kunnen partijen arrest vragen, eventueel onder overlegging van ontbrekende stukken (zie rov. 3.2 van het tussenarrest). Het hof verzoekt partijen om zich bij akte uit te laten over de wijze waarop zij de procedure willen voortzetten zoals hierna in het dictum is vermeld.
6.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

op het principaal en incidenteel hoger beroep
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 26 februari 2019 voor akte uitlating aan de zijde van beide partijen als bedoeld in rov. 6.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, J.M.H. Schoenmakers en R.J. Voorink en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 februari 2019.
griffier rolraadsheer