In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over de aard en omvang van bonussen van een statutair directeur. De appellant, wonende in Italië, is in principaal hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, die eerder een vonnis heeft gewezen in deze kwestie. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest van 31 juli 2018, waarin het hof een comparitie van partijen heeft bevolen om te onderzoeken of er mogelijkheden waren voor een minnelijke regeling. Tijdens de comparitie op 13 november 2018 hebben partijen geprobeerd tot een schikking te komen, maar het was onduidelijk waarom dit niet is gelukt. De appellant heeft geen akte genomen na een H16-formulier van de geïntimeerden, die de voortzetting van de procedure wensten. Het hof heeft partijen verzocht om zich bij akte uit te laten over de wijze waarop zij de procedure willen voortzetten. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere beoordeling. Op 12 februari 2019 heeft het hof de zaak naar de rol van 26 februari 2019 verwezen voor akte uitlating aan beide partijen, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. De uitspraak is gedaan door de rechters J.P. de Haan, J.M.H. Schoenmakers en R.J. Voorink.