Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Bestaande financieringen”
Aan u verstrekte hypothecaire geldlening(en):
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Ik stel mij niet op het standpunt dat de Inspecteur de bezwaren gericht tegen de aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard;
- Ik constateer dat uit de proces-verbalen van de zittingen van 24 augustus 2017 en 15 december 2017 niet blijkt dat partijen ter zitting verklaard hebben dat het geschil beperkt is tot de vraag of belanghebbende in het kader van de onderneming en de eigen woning aanspraak kan maken op aftrekbare rentelasten;
- Alhoewel met betrekking tot de aanslagen na ambtshalve vermindering wordt uitgegaan van een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, stel ik mij op het standpunt dat ik belang heb bij een juiste vaststelling van de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen en schulden;
- Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV 2011, 2012 en 2013 fouten gemaakt, maar wenst deze te corrigeren;
- Het pand dat aangeduid wordt met [adres 2] bestaat niet. Ik ben echter wel eigenaar van [adres 5] . De huidige WOZ-waarde van [adres 5] bedraagt € 156.000; en
- In het verleden heb ik met de Inspecteur de afspraak gemaakt dat [adres 5] voor 2/3-deel betrokken zou worden in box 1 en voor 1/3-deel in box 3. Deze afspraak had tot gevolg dat slechts 2/3-deel van de ter zake gemaakte rentekosten in box 1 in aanmerking genomen mocht worden. Deze verdeling heeft echter niet meer te gelden met ingang van het jaar 2006. In dat jaar heb ik het pand [adres 3] gekocht. De Rabobank heeft deze aankoop gefinancierd, met dien verstande dat de Rabobank de voorwaarde heeft gesteld dat bestaande leningen bij haar werden overgesloten. De situatie na het oversluiten van de bestaande leningen blijkt uit de brief van de Rabobank met dagtekening 20 januari 2006. Uit deze brief blijkt dat de door de Rabobank aan belanghebbende verstrekte zakelijke leningen een hoogte hebben van € 365.500 en de particuliere leningen een hoogte van € 236.500.
- Ik betwist niet dat de aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013 op 17 juni 2016 bij voor bezwaar vatbare beschikkingen zijn verminderd;
- In de aangiften IB/PVV 2011, 2012 en 2013 heeft belanghebbende 1/3-deel van de met betrekking tot de panden [adres 5] en [adres 3] gesloten leningen verantwoord in box 3 en 2/3-deel in box 1. Ik ben hiervan niet afgeweken;
- De wijze waarop belanghebbende deze leningen en bijbehorende rentebetalingen in de aangiften heeft verwerkt is in lijn met de afspraak die in dit kader met belanghebbende is gemaakt. Deze afspraak is niet opgezegd; en
- Bij gebrek aan wetenschap betwist ik dat deze leningen uitsluitend gebruikt zijn ter financiering van de zakelijk gebruikte gedeelten van deze panden.
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond; en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.