In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], handelend onder de naam [eetcafé], tegen [geïntimeerde] Koeltechniek B.V. De zaak betreft een geschil over de aanneming van werk en de vraag of er een prijsafspraak is gemaakt voor de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden op 4 augustus 2016. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 26 maart 2019 [appellant] toegelaten tot bewijslevering, maar [appellant] heeft geen memorie na enquête ingediend. Het hof heeft de procedure beoordeeld op basis van de getuigenverklaringen en de bewijsvoering van [appellant]. Het hof concludeert dat [appellant] niet is geslaagd in het bewijs dat hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] geen kosten in rekening zou brengen voor de werkzaamheden. Het hof bekrachtigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten worden begroot en moeten binnen veertien dagen na de uitspraak worden voldaan, met wettelijke rente bij niet tijdige betaling. Het arrest is openbaar uitgesproken op 17 december 2019.