Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
[appellante 2],
Gemeente Woensdrecht,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
heeftingediend, was zowel voor de gemeente als voor [appellanten c.s.] duidelijk, althans had dit duidelijk kunnen zijn, dat dit bouwplan tijdens het sluiten van de overeenkomst nog niet was ingediend en mogelijk nog
zou wordeningediend. Bij het voorgaande betrekt het hof dat [appellant 1] tijdens de comparitie bij de kantonrechter heeft verklaard dat er een deskundige heeft meegekeken. Dat de gemeente in een brief van 3 november 2006 (productie 1 bij conclusie van antwoord) schrijft dat zij de aanvraag van 12 juli 2006 beschouwt als een verzoek tot vrijstelling van het bestemmingsplan, welke aanvraag volgens de eigen stellingen van [appellanten c.s.] op 1 mei 2006 al was ingediend, maakt het voorgaande niet anders. In de overeenkomst is onderscheid gemaakt tussen een bouwplan (pagina 1, 1e bullet) en het verzoek tot vrijstelling van het bestemmingsplan (pagina 1, 5e bullet). Uit dit onderscheid in de overeenkomst leidt het hof af dat partijen bedoeld hebben beide plannen onderdeel te laten uitmaken van de afspraken over mogelijke planschade als gevolg hiervan. Anders dan [appellanten c.s.] betogen valt uit de overeenkomst niet af te leiden dat deze enkel ziet op aanvragen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst al waren ingediend.