Grief IV: ten onrechte is de zienswijze en de conclusie van mr. Arends overgenomen dat de vermeende tekortkoming aan [appellante] kan worden toegerekend.
Mr. Arends heeft in het rapport aangegeven dat [appellante] de conclusies van het rapport deelt, met uitzondering van de begroting van de schade. Dat is niet juist. [appellante] heeft in haar reactie op het conceptrapport ondubbelzinnig te kennen gegeven het niet eens te zijn met de stelling dat zij als bewindvoerder onzorgvuldig heeft gehandeld.
Mr. Arends stelt in zijn rapport dat [appellante] ervoor had moeten zorgen dat de beide bij de rechthebbende inwonende meerderjarige zoons [zoon 1] en [zoon 2] mee tekenden voor de nieuwe huurovereenkomst van de rechthebbende. Door daarvoor niet te zorgen, zou [appellante] niet hebben gehandeld zoals in de gegeven omstandigheden van een bewindvoerder mocht worden verwacht.
[appellante] betwist die visie. De rechthebbende moest haar huis uit. [appellante] heeft overlegd met de woningbouwvereniging. Er moest een woning komen voor drie personen, en onder de huurtoeslaggrens. Een andere woning dan de huidige was niet voorhanden.
Er is geen sprake van een huurachterstand. Zoon [zoon 2] is eind 2017, tijdens het bewind van mr. Arends, vertrokken uit de woning. Alleen zoon [zoon 1] woont nu nog bij de rechthebbende in.
[zoon 1] heeft inderdaad niets afgedragen, maar [appellante] heeft wel met de rechthebbende en [zoon 1] de afspraak gemaakt dat [zoon 1] maandelijks een bedrag van € 400,- aan kostgeld zou betalen. Het was echter de rechthebbende zelf die de financiën van [zoon 1] beheerde en zich niet aan de gemaakte afspraak heeft gehouden.
Van zoon [zoon 2] ontving de rechthebbende wel iedere maand € 400,- kostgeld. [appellante] was namelijk ook curator van [zoon 2] .
[appellante] heeft de zoons niet laten mee tekenen; bij [zoon 2] was dat niet nodig en hij zou bovendien toch gaan verhuizen, en [zoon 1] was niet in staat om te tekenen. Er is wel gesproken over bewind voor [zoon 1] , maar daar wilde de rechthebbende geen toestemming voor geven.
[appellante] is dus niet tekortgeschoten en heeft wel degelijk afspraken gemaakt over kostgeld. Het is echter de rechthebbende die weigerde deze afspraken na te komen.
[appellante] heeft zorgvuldig gehandeld. Er was geen alternatieve woning. Prioriteit was te zorgen voor huisvesting. De rechthebbende en haar zoon [zoon 1] wonen nog steeds in dezelfde woning, die kennelijk ook betaalbaar is nu zoon [zoon 2] is verhuisd.
Er is bovendien geen causaal verband tussen het verwijt dat [appellante] gemaakt wordt dat de huurovereenkomst is aangegaan op de wijze zoals dat is gebeurd en het niet ontvangen van kostgeld van [zoon 1] . Mr. Arends constateert in zijn rapport dat het geld van [zoon 1] feitelijk door de rechthebbende wordt aangewend om van te leven. [appellante] stelt dan ook dat de rechthebbende niet in haar vermogen is geschaad, nog afgezien van het feit dat de rechthebbende op grond van de gemaakte afspraken een vordering op [zoon 1] heeft.
Mr. Arends stelt in zijn rapport dat het [appellante] , gelet op de opstelling van de rechthebbende, niet is aan te rekenen dat zij betalingen niet heeft kunnen verrichten. Daaruit had de conclusie moeten worden getrokken dat eventuele schade volledig voor rekening van de rechthebbende had moeten blijven: zij heeft de ontstane situatie moedwillig veroorzaakt.
Grief V: ten onrechte is geoordeeld dat [appellante] is tekortgeschoten en ten onrechte is veroordeeld tot betaling.
Uit de overige grieven volgt die conclusie. Er is geen tekortkoming en er is geen causaal verband en geen schade, en voor zover er wel schade is, is dat de eigen schuld van de rechthebbende.
[appellante] handhaaft haar verzoek om de rechthebbende in de proceskosten te veroordelen.