Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
115,--
pm
1.847.16
pm
1.847.16
pm
1.847.16
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een huurder, [appellant], tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarin zijn vorderingen met betrekking tot de afrekening van servicekosten en nutsvoorzieningen zijn afgewezen. De huurder heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd over zijn betalingsverplichtingen en terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen aan de verhuurder, [geïntimeerde]. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, wat de huurder heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding, memorie van grieven en memorie van antwoord. De huurder heeft drie grieven ingediend, gericht tegen de afwijzing van zijn vorderingen door de kantonrechter. Het hof heeft vastgesteld dat de huurder ontvankelijk is in zijn hoger beroep, ondanks de bezwaren van de verhuurder over de waarde van de vordering.
Het hof heeft vervolgens de feiten vastgesteld en beoordeeld of de huurder daadwerkelijk betalingsverplichtingen had ten aanzien van de door de verhuurder in rekening gebrachte servicekosten en nutsvoorzieningen. Het hof heeft geoordeeld dat de verhuurder niet gerechtigd was om bepaalde kosten, zoals voor een kabeltelevisie-abonnement en afschrijvingskosten van apparatuur, aan de huurder door te berekenen. De huurder heeft recht op terugbetaling van teveel betaalde bedragen over de betreffende periodes. Het hof heeft de vorderingen van de huurder deels toegewezen en de beslissing van de kantonrechter vernietigd, met een nieuwe vaststelling van de betalingsverplichtingen van de huurder.