Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
de Coöperatieve Rabobank Hart van Brabant U.A.,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C./02/306783/HA ZA 15-709)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met een productie;
- de akte overlegging productie van [appellante] , met een productie;
- de antwoordakte van Rabobank.
3.De feiten
4.Het geschil in eerste aanleg en in hoger beroep
5.De beoordeling in hoger beroep
ten opzichte van hun draagkracht. Daar [appellante] geen inzage geeft in het inkomen van [appellante] en [voormalige echtgenoot van appellante] , de vermogenspositie, de andere aflossingsverplichtingen en de (verwachte) resultaten van de onderneming, kan de rechter zich geen oordeel vormen over de draagkracht van [appellante] en [voormalige echtgenoot van appellante] . De stelling moet daarom – ook in hoger beroep – als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Grief 2 komt daartegen tevergeefs op.
rekening te houden”. Onduidelijk is wat zij hiermee betoogt. Zij heeft dat in ieder geval niet verder geconcretiseerd. Ook uit de stelling dat Rabobank eerder wist van het einde van de vennootschap onder firma, volgt niet (zonder meer) dat een opzegging op een later moment op deze grond naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Ook samen genomen stelt [appellante] (ook in hoger beroep) te weinig om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat de opzegging van het krediet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Ook grief 3 faalt derhalve.
wel degelijk in gelegenheid was om schadebeperkend op te treden”. Die stelling is op geen enkele wijze concreet onderbouwd. [appellante] verschaft geen inzicht in haar financiële positie van destijds en stelt evenmin wat zij concreet had kunnen doen. Grief 4 faalt.
omdat de tekst aangaf dat het bod niet aan de rechter kon worden voorgelegd”. Naar het oordeel van het hof was het bod voldoende concreet, namelijk een bod van € 310.000,00 voor de onderhandse koop van de woning. Onduidelijk is welke tekst Rabobank citeert als zij aanvoert dat het bod niet aan de rechter zou kunnen worden voorgelegd. Dat staat niet in de e-mail waarover het hof beschikt.