Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- een lijk verbergen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen (feit 1);
- in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming (feit 2);
- verduistering (feit 3 subsidiair);
- verduistering (feit 4 subsidiair),
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen onder parketnummer 47/700695-15, te weten:
€ 15.559,34 (vijftienduizend vijfhonderdnegenenvijftig euro en vierendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2014 tot aan de dag der voldoening.
€ 15.559,34 (vijftienduizend vijfhonderdnegenenvijftig euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
maximaal 40 (veertig) dagen hechtenis in totaal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2014 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.