ECLI:NL:RBLIM:2018:5524

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
03/700695-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbergen van stoffelijk overschot en uitkeringsfraude door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder, [naam moeder], gedurende bijna drie jaar verborgen hield na haar overlijden. De verdachte heeft het stoffelijk overschot van zijn moeder in plastic folie gewikkeld en in een kast geplaatst, waarbij hij de dood van zijn moeder verborgen hield voor instanties zoals de Sociale Verzekeringsbank en het Algemeen Mijnwerkersfonds. Hierdoor ontving hij onterecht AOW- en partnerpensioenuitkeringen, wat leidde tot een totale verduistering van ongeveer € 70.000. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten om de benodigde gegevens te verstrekken, wat hem bevoordeelde. De verdachte werd bijgestaan door mr. E.E.W.J. Maessen, en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 mei 2018. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele primair tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en moest schadevergoedingen betalen aan de benadeelde partijen, waaronder de Gemeente Schinnen en Aegon Nederland NV.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700695-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 mei 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:het stoffelijk overschot van zijn moeder, [naam moeder] , heeft verborgen om geheim te houden dat zij was overleden;
Feit 2:uitkeringsfraude heeft gepleegd door niet te vermelden dat zijn moeder is overleden;
Feit 3 primair:de Sociale Verzekeringsbank heeft opgelicht door niet te vermelden dat zijn moeder is overleden;
Feit 3 subsidiair: het AOW-pensioen van zijn overleden moeder heeft verduisterd;
Feit 4 primair:het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL NV (Aegon) heeft opgelicht door niet te vermelden dat zijn moeder is overleden;
Feit 4 subsidiair: het partnerpensioen van zijn overleden moeder heeft verduisterd;

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 op de bekennende verklaring van de verdachte, het aantreffen van het stoffelijk overschot van [naam moeder] in de woning en het DNA-verwantschapsonderzoek. Bij feit 2 op de bekennende verklaring van verdachte en de zich in het dossier bevindende rechtmatigheidsformulieren.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 acht de officier van justitie telkens de subsidiair tenlastegelegde verduisteringen wettig en overtuigend bewezen. Toen zijn moeder was overleden heeft verdachte immers als gemachtigde van haar bankrekening zich de geldbedragen van haar AOW-pensioen en haar partnerpensioen wederrechtelijk toegeëigend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat partiële vrijspraak dient te volgen voor de gedeeltes van de tenlastelegging voor zover die zien op het verborgen houden van het stoffelijk overschot om de oorzaak van het overlijden te verhelen, en het afplakken van de toegangsdeur van de kleine slaapkamer met tape.
Ten aanzien van feit 2 bepleit de raadsman vrijspraak nu in de tenlastelegging enkel de Wet Werk en Bijstand is genoemd, terwijl in de tenlastegelegde periode de Participatiewet is ingetreden. Wel geeft de raadsman aan dat mogelijk bewezen kan worden ‘in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting’.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 is de raadsman van oordeel dat enkel het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Voor het primair tenlastegelegde dient vrijspraak te volgen omdat de verdachte door het verbergen van het lichaam het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL NV (Aegon) (hierna: Aegon) niet heeft bewogen tot het blijven uitbetalen van het partnerpensioen. Ook heeft de verdachte de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) niet bewogen tot uitbetaling van het AOW-pensioen door gebruik te maken van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Feit 1:
De rechtbank acht het tenlastegelegde, te weten het verbergen van een lijk met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen, wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2018 [2] ;
- het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 24 maart 2016 [3] ;
- het forensisch antropologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2016 [4] ;
- het rapport DNA-verwantschapsonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 21 januari 2016 [5] .
Feit 2:
De rechtbank acht het tenlastegelegde, te weten het schenden van de plicht tot gegevensverstrekking, wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2018 [6] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2016 [7] ;
- het proces-verbaal van bevindingen: schending inlichtingenplicht d.d. 29 juli 2016 [8] .
Feit 3, subsidiair:
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het procesdossier onvoldoende bewijs bevat voor een veroordeling van het primair tenlastegelegde, de oplichting.
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde, te weten de verduistering, wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2018 [9] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2016 [10] ;
- het proces-verbaal van bevindingen: schending inlichtingenplicht d.d. 29 juli 2016 [11] .
Door het overlijden van [naam moeder] is de rechtsgrond voor de betaling aan haar van het AOW-pensioen komen te vervallen en heeft de SVB de bedragen onverschuldigd betaald en overgemaakt op de bankrekening van [naam moeder] . De verdachte, die over een machtiging beschikte, heeft echter alle door de SVB overgemaakte bedragen opgenomen en zich deze gelden dus toegeëigend, verduisterd.
Feit 4, subsidiair:
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het procesdossier onvoldoende bewijs bevat voor een veroordeling van het primair tenlastegelegde, de oplichting.
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde, te weten de verduistering, wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2018 [12] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2016 [13] ;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 maart 2016 [14] ;
- de aangifte van Aegon d.d. 22 februari 2016 [15] .
Door het overlijden van [naam moeder] is de rechtsgrond voor de betaling aan haar van het partnerpensioen komen te vervallen en heeft Aegon de bedragen onverschuldigd betaald en overgemaakt op de bankrekening van [naam moeder] . De verdachte, die over een machtiging beschikte, heeft echter alle door Aegon overgemaakte bedragen opgenomen en heeft zich deze gelden dus toegeëigend, verduisterd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
in de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen,
een lijk, te weten het dode lichaam van [naam moeder] (geboren op [geboortedatum] ) heeft verborgen, met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte voornoemd lijk in plastic folie gewikkeld en in een kist/kast gelegd en deze kist/kast heeft dichtgekit en deze kist/kast met tape afgeplakt en deze kist/kast met touw heeft dichtgebonden en in de ruimte waarin deze kist/kast was geplaatst geurmiddelen aangebracht;
Feit 2:
in de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde
verplichting, meermalen, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij, verdachte, wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een
verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (telkens) opzettelijk geen mededeling te hebben gedaan van, zakelijk weergegeven, een verandering in de woonsituatie en in het vermogen vanwege een gewijzigde woonsituatie na het overlijden van verdachtes moeder en medebewoner [naam moeder] ;
Feit 3, subsidiair:
in de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, meermalen, opzettelijk een hoeveelheid geld, zijnde het AOW-pensioen van [naam moeder] , toebehorende aan de Sociale Verzekeringsbank, welk geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gemachtigde van de bankrekening waarop (telkens) een hoeveelheid geld als AOW-pensioen ten behoeve van die [naam moeder] werd gestort, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 4, subsidiair:
in de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, meermalen, opzettelijk een hoeveelheid geld, zijnde een partnerpensioen van [naam moeder] , toebehorende aan het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL n.v. (Aegon), welk geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gemachtigde van de bankrekening waarop (telkens) een hoeveelheid geld als partnerpensioen ten behoeve van die [naam moeder] werd gestort, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
Een lijk verbergen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen.
T.a.v. feit 2:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming.
T.a.v. feit 3 subsidiair:
Verduistering.
T.a.v. feit 4 subsidiair:
Verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat een taakstraf een gepaste straf is, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht hij niet op zijn plaats, omdat er geen sprake is van een reëel recidivegevaar. De raadsman verzoekt rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte met respect is omgegaan met het stoffelijk overschot.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft gedurende bijna drie jaar het stoffelijk overschot van zijn moeder, [naam moeder] , in zijn eigen huis verborgen. Daarnaast heeft de verdachte geen melding gemaakt bij de juiste instanties van haar overlijden met als gevolg dat de AOW-en pensioenuitkering van zijn moeder bleven doorlopen, en hij het geld, een totaalbedrag van € 70.000,00, in eigen zak kon steken.
De verdachte stelt het lichaam van zijn moeder te hebben verborgen, omdat dit haar laatste wens was. Zij zou een paar dagen voor haar overlijden éénmaal tegen hem hebben gezegd dat hij het tegen niemand moest vertellen als zij zou zijn overleden. Verdachte denkt dat zij dit heeft gezegd, zodat hij op dezelfde financiële voet zou kunnen doorleven als hij toen deed. Of dit daadwerkelijk de achterliggende gedachte was, weet de verdachte niet, want hij heeft op dat moment niet doorgevraagd. Het onderwerp is daarna ook niet meer ter sprake gekomen. Ook eerder was er niet over gesproken. De financiële situatie was geen onderwerp van gesprek tussen moeder en zoon. Evenmin hebben zij ooit besproken wat er op financieel gebied moest gebeuren bij onverhoopt overlijden van óf moeder óf zoon. Ook heeft verdachte na het uiten van de woorden door moeder niet geprobeerd de bedoeling of betekenis van die woorden bij moeder te achterhalen. Hij heeft dit onderwerp niet verder besproken of uitgediept.
Verdachte interpreteert de woorden van zijn moeder als een laatste wens waaraan hij – koste wat het kost – tegemoet diende te komen. Verdachte is alleen zélf degene die zegt deze woorden van zijn moeder te hebben gehoord. Hij heeft het haar niet laten opschrijven of laten vastleggen in beeld en/of geluid via zijn mobiele telefoon.
De rechtbank moet het doen met de enkele verklaring van verdachte dat zijn moeder daadwerkelijk deze uitspraak heeft gedaan. Zijn verhaal is niet te verifiëren, ook niet door eerdere uitlatingen van moeder aan derden over de moeilijke financiële situatie waarin zij en verdachte zouden verkeren. Bovendien is niet duidelijk geworden hoe en of moeder de financiële situatie kon inschatten, omdat zij al vijftien jaar het beheer van haar bankrekening had overgedragen aan verdachte. Verdachte verklaarde dat zij wel af en toe keek naar haar bankafschriften, maar heeft niet aangegeven dat moeder ook inzicht had in haar én verdachtes financiële situatie.
Bovendien valt zonder nadere toelichting niet te begrijpen dat moeder met die enkele zin zou hebben bedoeld dat verdachte haar stoffelijk overschot zou moeten verbergen en de instanties niet van haar overlijden op de hoogte moest stellen. De door moeder geuite wens sluit zelfs niet uit dat zij bedoeld kan hebben dat zij wenste in stilte te worden begraven.
Verklaringen van verdachte en/of derden die buiten de zittingszaal voor en na de behandeling van deze zaak zijn gegeven, kunnen geen gewicht in de schaal leggen. Verdachte heeft tijdens de behandeling – na meermalen daartoe te zijn bevraagd – aangegeven dat zijn moeder alleen heeft gezegd dat hij het niemand moest vertellen als zij dood was én aangegeven dat hij er niet verder over heeft gesproken. Andere gesprekken tussen moeder en verdachte blijken niet uit het dossier en de verklaring van verdachte. Het dossier bevat ook geen enkel aanknopingspunt dat zijn moeder dominant was en dat hij dus niet anders kon dan haar wens te gehoorzamen, zoals in de media wel werd gesuggereerd. Ook verdachte heeft daar bij de politie en ter zitting niets over gezegd.
De rechtbank is van oordeel dat een mogelijke verklaring voor de verstrekkende consequenties die verdachte heeft verbonden aan de gestelde uitspraak van moeder ook gelegen kan zijn in een financieel motief van hem zelf. Verdachte wilde niet aan ‘de bedelstaf’ geraken, zoals hij op de zitting verklaarde. Uit principiële overwegingen heeft verdachte nooit gewerkt. Hij was het gewend om van zijn bijstandsuitkering en de uitkeringen van zijn moeder te leven en was niet van plan om het met minder te doen. Verdachte heeft nagelaten informatie in te winnen over de hoogte van zijn uitkering en de hoogte van de zorg- en huurtoeslag ná overlijden van zijn moeder. Bij hem had het idee postgevat dat hij van zijn lopende uitkering niet rond kon komen, dat hij zou moeten verhuizen en in een klein huis zou moeten wonen en dat hij een of meerdere katten zou moeten wegdoen. Kennelijk wilde verdachte zijn uitgaven niet in overeenstemming brengen met zijn (toekomstige) inkomsten uit een uitkering en toeslagen. Illustratief hiervoor is dat verdachte niet bereid bleek een van zijn BMW’s weg te doen.
Overigens moet worden opgemerkt dat verdachte ten onrechte een volstrekt verkeerd beeld had van zijn eigen financiën. Zoals inmiddels blijkt, is hij prima in staat om van een bijstandsuitkering voor alleenstaanden rond te komen; hij woont nog altijd in hetzelfde huis en heeft nog steeds meerdere katten. Maar daarbij komt dat zijn financiële situatie destijds al helemaal niet in de buurt van ‘de bedelstaf’ kwam: nog los van het feit dat hij twee auto’s had – een luxe die veel mensen met een bijstandsuitkering zich niet kunnen veroorloven – hield hij destijds blijkens het dossier per maand zo’n 1000 euro over na aftrek van alle vaste lasten.
Verdachte heeft (en naar het oordeel van de rechtbank in overwegende mate) om een financieel motief, bewust en koelbloedig de keuze gemaakt om het lichaam van zijn moeder te verbergen en haar geen begrafenis te geven. De rechtbank is van oordeel dat daaruit een grote mate van disrespect volgt voor (het stoffelijk overschot van) zijn moeder en/of haar familieleden en kennissen. Hij heeft haar lichaam na haar overlijden eerst een paar dagen laten liggen totdat hij zag dat haar lichaam begon op te zwellen en uit elkaar dreigde te spatten. Toen heeft hij haar lichaam ingepakt in plastic folie en, naar eigen zeggen, met hangen en wurgen in een tot kist omgebouwde kledingkast gekregen. De bevindingen van het radiologisch onderzoek spreken van een mogelijke schouderfractuur en ontwrichting van meerdere gewrichten, waarschijnlijk postmortaal, dus dat lijkt bij elkaar te passen. Deze kist heeft hij vervolgens hermetisch afgesloten en van zijn moeders slaapkamer verplaatst naar een kleine slaapkamer die nauwelijks in gebruik was. De slaapkamer van verdachtes moeder was immers zo groot dat hij daar nog wel andere dingen mee kon doen, aldus verdachte. Het zou zonde zijn die voor de kist te gebruiken. De kist plaatste hij op kranten en een matras zodat die het vocht konden opnemen dat uit de kist zou lekken en de stank verbloemde hij met geurmiddelen. Op de kist werd een kleedje gelegd en later een stereo-installatie geplaatst.
Als het aan verdachte lag moest dit (voorlopig) de laatste rustplaats van zijn moeder zijn.
Verdachte is bij dit alles zeer planmatig en weloverwogen te werk gegaan. Hij heeft een bewuste keuze gemaakt en minutieus in een schrift beschreven wat hij heeft gedaan. Daarnaast omschreef hij tot in detail wat hij zou zeggen als hij dreigde betrapt te worden door de buren, familieleden of zelfs door een inbreker. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de hele gang van zaken tot in detail heeft opgeschreven omdat hij wilde dat de waarheid voor de rechtbank goed op papier zou staan. De rechtbank acht deze reden niet geloofwaardig, omdat hij uitgerekend het belangrijkste detail, namelijk de wens van zijn moeder en hoe zij hier invulling aan wilde geven, niet door haar heeft laten opschrijven of op een andere wijze heeft vastgelegd. Het is naar het oordeel van de rechtbank onvoorstelbaar dat zijn moeder deze rustplaats voor ogen had toen zij zou hebben gezegd dat hij haar overlijden stil moest houden.
De handelingen van verdachte getuigen – in tegenstelling tot hetgeen ook zijn advocaat betoogde – juist van zeer weinig respect naar zijn moeder en naar de mensen die van haar afscheid hadden willen nemen. Elk mens verdient het, ook na de dood, om met respect en integer behandeld te worden. Het in een kast duwen van een overledene, die kast weg te stoppen en te hopen dat niemand er ooit nog naar vraagt, is alles behalve dat. De verdachte lijkt dat, tot op de dag van vandaag, eigenlijk niet in te zien. Met als verontschuldiging dat het toch de wens van moeder was, lijkt hij het eigenlijk normaal te vinden. Bij de politie verklaarde hij bovendien dat hij het een tweede keer weer zo zou doen. En ter zitting gaf hij aan dat hij eigenlijk nog steeds boos was op de buurvouw die uiteindelijk uit bezorgdheid een melding bij de politie had gedaan: waar bemoeide zij zich mee?
De rechtbank vindt deze houding van verdachte verontrustend. Dat geldt ook voor het feit dat hij, als moeder uiteindelijk begin 2017 - vier jaar na haar overlijden - wordt bijgezet bij haar man in het graf, er niet bij is om zijn respect te tonen.
Het gedrag op zich en de uitlatingen van verdachte daarover roepen wellicht ook de vraag op of verdachte niet ‘gestoord’ is? Wat verdachte gedaan heeft is zó bizar, dat doet een ‘normaal;’ mens toch niet?
Hoewel de aard van de handelingen een dergelijke stoornis wellicht doet vermoeden, zijn er in dit geval toch geen aanwijzingen dat verdachte niet wist wat hij deed of dat hij vanuit een of andere stoornis daartoe gedreven werd. Sterker nog; verdachte is juist zeer weloverwogen en beredeneerd te werk gegaan. Hij heeft alles tot in detail uitgedacht én vastgelegd. Ook de Reclassering merkt op dat verdachte een heldere en vrij rationele indruk maakt. Er is geen aanleiding om hem psychisch te laten onderzoeken of behandelen. De rechtbank zal de verdachte dan ook volledig verantwoordelijk houden voor wat hij heeft gedaan.
De vraag is vervolgens hoe de bewezenverklaarde feiten bestraft moeten worden.
Op het verbergen van een stoffelijk overschot, het schenden van de plicht tot gegevensverstrekking en verduistering, staat als strafmaximum een gevangenisstraf van respectievelijk twee, vier en drie jaren. Als het gaat om de ten onrechte ontvangen geldbedragen, heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat fraude met een benadelingsbedrag tot € 70.000,00 doorgaans wordt bestraft met een taakstraf of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Die oriëntatiepunten bieden hier echter weinig houvast, gelet op het uitzonderlijke karakter van deze zaak. Het gaat hier niet om een doorsnee uitkeringsfraude. Verdachte heeft om de fraude te plegen niet slechts formulieren vals ingevuld, zoals meestal het geval is, maar ook het stoffelijk overschot van zijn eigen moeder verborgen gehouden, waardoor zij geen passende begrafenis kon krijgen. Omwonenden, kennissen en/of familie hebben geen afscheid van haar kunnen nemen. Hij heeft zijn moeder het respect en de integriteit misgund, die zij, ook na haar dood, verdiende. Bij dat handelen past naar het oordeel van de rechtbank geen taakstraf, maar enkel een gevangenisstraf.
De rechtbank houdt daarbij tevens rekening met de omstandigheid dat de verdachte zijn moeder gedurende bijna drie jaren verborgen heeft gehouden en deze toestand niet uit eigen beweging heeft beëindigd, maar juist alles in het werk heeft gesteld om dit verborgen te houden. Dankzij een melding van een buurtbewoner, die zich zorgen maakte over [naam moeder] – een te nieuwsgierige buurvrouw in de ogen van verdachte - is de situatie uiteindelijk aan het licht gekomen. Hoewel dat wellicht niet primair de bedoeling was van verdachte, heeft hij hierdoor bovendien aan instanties de mogelijkheid ontnomen om zorgvuldig onderzoek te doen naar de doodsoorzaak van moeder. Vanwege de ouderdom en de staat van het lichaam heeft vaststelling van de doodsoorzaak nu niet meer kunnen plaats vinden. Aanwijzingen voor een niet-natuurlijke dood zijn overigens uit het dossier niet gebleken.
De verdachte heeft uit eigen financieel gewin gehandeld en is bovendien niet in staat gebleken om het door hem veroorzaakte nadeel bij de genoemde instellingen ongedaan te maken. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat hierdoor wel degelijk andere burgers zijn benadeeld: doordat er ten onrechte pensioen is uitgekeerd uit de pot die voor alle oud-mijnwerkers bedoeld was, zijn andere pensioengerechtigden gedupeerd. De uitkering van AOW berust op de solidariteitsgedachte; de verdachte heeft zich daar niets aan gelegen gelaten; het enige dat voor hem telde was dat hij voldoende geld zou hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van de berechting met een half jaar is overschreden. De rechtbank acht deze overschrijding in het licht van de aard en omvang van de onderliggende zaak – met diverse forensische en financiële onderzoekshandelingen – verklaarbaar, aanvaardbaar en dusdanig beperkt dat kan worden volstaan met de enkele constatering ervan.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij Gemeente Schinnen
De benadeelde partij Gemeente Schinnen vordert een schadevergoeding van € 23.657,00 terzake van feit 2. Dit bedrag bestaat uit de ten onrechte verstrekte bijstand van 2013, 2014 en 2015 van respectievelijk € 4.344,88, € 10.159,56 en € 9.152,57.
De benadeelde partij vordert ook de wettelijke rente en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij Aegon Nederland NV
De benadeelde partij Aegon Nederland NV vordert een schadevergoeding van € 15.559,34 terzake van feit 4. Dit bedrag bestaat uit de ten onrechte verstrekte pensioenuitkering van 2013, 2014 en 2015.
De benadeelde partij vordert ook de wettelijke rente en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing gereed liggen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij Gemeente Schinnen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Gemeente Schinnen niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet verzet zich volgens de raadsman immers tegen het terugvorderen van ten onrechte uitgekeerde bedragen via het strafrecht. Een bestuursrechtelijke procedure zou de geijkte weg zijn.
De benadeelde partij Aegon Nederland NV
De raadsman heeft aangevoerd dat het niet duidelijk is of [naam moeder] daadwerkelijk op 26 juli 2013 is overleden, hetgeen een beletsel vormt voor een integrale toewijzing van de vordering benadeelde partij. Daarnaast is de rechtbank van mening dat de ten onrechte uitgekeerde bedragen van 2013 en 2014 niet kunnen worden toegewezen nu uit het proces-verbaal financieel onderzoek en de brief van het Algemeen Mijnwerkersfonds (AMF) blijkt dat AZL NV in opdracht van Aegon de pensioenreling uitvoert van het vroegere AFM en het AFM per 1 augustus 2014 geliquideerd is.
De schadevergoedingsmaatregel
De raadsman heeft ten aanzien van beide vorderingen bepleit dat de schadevergoedingsmaatregel niet moet worden opgelegd, omdat het totaalbedrag bij toewijzing van de vorderingen fors zal zijn evenals het aantal dagen vervangende hechtenis. De raadsman acht deze vervangende hechtenis contraproductief als verdachte de vorderingen dient terug te betalen. Nu er geen burgers zijn benadeeld door de verdachte, ziet de raadsman niet de noodzaak om een schadevergoedingsmaatregel en/of een vervangende hechtenis op te leggen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij Gemeente Schinnen
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij gemeente Schinnen schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder feit 2 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Blijkens de wet mogen ook rechtspersonen ervoor kiezen om zich te voegen als benadeelde partij in het strafgeding. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook artikel 58 van de Participatiewet hiervoor geen beletsel vormt. Het verweer van de raadsman betreffende de te volgen bestuursrechtelijke procedure wordt verworpen.
De rechtbank wijst de vordering ter hoogte van het gevorderde bedrag toe, nu dit bedrag naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank wijst een bedrag van € 23.657,00 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de benadeelde ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij Aegon Nederland NV
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij Aegon schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder feit 4 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de ten onrechte uitgekeerde bedragen in 2013 en 2014 kunnen worden toegewezen. Per 1 augustus 2014 zijn de rechten en plichten van het AFM overgedragen aan Aegon. Dit maakt dat Aegon ook bevoegd is om de onterechte uitkeringen door het AFM voorafgaand aan augustus 2014 terug te vorderen. Dat AFM geliquideerd is doet daar niets aan af.
De rechtbank wijst de vordering ter hoogte van het gevorderde bedrag toe, nu dit bedrag naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank wijst een bedrag van € 15.559,34 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag van algehele voldoening.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in de toekomst voldoende draagkrachtig zal zijn om de maatregel te dragen.
De verdachte heeft ter terechtzitting schouderophalend aangegeven dat hij de leeftijd van 120 jaar zou moeten bereiken om de vorderingen volledig te kunnen terugbetalen. Daarmee toont de verdachte geen blijk te geven van het willen terugbetalen van de door hem onterecht uitgekeerde geldbedragen. De rechtbank is als gevolg daarvan van oordeel dat enig drukmiddel, in de vorm van 100 dagen vervangende hechtenis, nodig is om verdachte te laten inzien dat hij de vorderingen weldegelijk dient terug te betalen. Niets weerhoudt de verdachte er immers van om een baan te zoeken en daarmee de schade terug te betalen aan de benadeelde partijen. De vervangende hechtenis wordt door de rechtbank proportioneel verdeeld over beide vorderingen. De vervangende hechtenis bij de vordering van de gemeente Schinnen zal zestig dagen bedragen en bij de vordering van Aegon Nederland NV veertig dagen.

8.Het beslag

De rechtbank gelast, anders dan de officier van justitie en de raadsman, de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende inbeslaggenomene:
zie besl.portaal 7 1.00 STK Tas
-
715683 wit plastic zak opschr.26 juli 2013 incl.
zie besl.portaal 8 6.00 STK Papier
enveloppe
715685 met inhoud
zie besl.portaal 9 1.00 STK Papier
schrijfbl.
715728 schrijfblok.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 36f, 57, 63, 151, 227b en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 3 primair en feit 4 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Gemeente Schinnen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Gemeente Schinnen, ten aanzien van feit 2 toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, Gemeente Schinnen, te betalen € 23.657,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 26 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van € 23.657,00 ten behoeve van het slachtoffer, Gemeente Schinnen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 augustus 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Aegon Nederland NV
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Aegon Nederland NV, ten aanzien van feit 4 subidiair toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, Aegon Nederland NV, te betalen € 15.559,34, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 26 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, Aegon Nederland NV, van € 15.559,34, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende inbeslaggenomene:
zie besl.portaal 7 1.00 STK Tas
-
715683 wit plastic zak opschr.26 juli 2013 incl.
zie besl.portaal 8 6.00 STK Papier
enveloppe
715685 met inhoud
zie besl.portaal 9 1.00 STK Papier
schrijfbl.
715728 schrijfblok.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2018.
Buiten staat
De griffier mr. M.K. Klompe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, een lijk, te weten het dode lichaam van [naam moeder] (geboren op [geboortedatum] ) heeft verborgen en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte voornoemd lijk in plastic folie gewikkeld en/of (vervolgens) in een kist/kast gelegd en/of (vervolgens) deze kist/kast heeft dichtgekit en/of deze kist/kast met tape afgeplakt en/of (vervolgens) deze kist/kast met touw heeft dichtgebonden en/of (vervolgens) in de ruimte waarin deze kist/kast was geplaatst geurmiddelen aangebracht en/of (vervolgens) de toegangsdeur tot de ruimte waarin deze kist/kast was geplaatst met tape afgeplakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde
verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand, althans bij of krachtens een wettelijk voorschrift, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (telkens) opzettelijk geen mededeling te hebben gedaan van, zakelijk weergegeven, een verandering in de woonsituatie en/of in de persoongegevens en/of in het inkomen en/of in het vermogen vanwege een gewijzigde woonsituatie na het overlijden van verdachtes moeder en medebewoner [naam moeder] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) de Sociale Verzekeringsbank heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, zijnde het AOW-pensioen van [naam moeder] , in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid na het overlijden van zijn moeder (mevrouw [naam moeder] ),
- het dode lichaam van zijn moeder in een kist/kast gelegd en/of (vervolgens) deze kist/kast heeft dichtgekit en/of deze kist/kast met tape afgeplakt en/of (vervolgens) deze kist/kast met touw heeft dichtgebonden en/of (vervolgens) in de ruimte waarin deze kist/kast was geplaatst geurmiddelen aangebracht en/of (vervolgens) de toegangsdeur tot de ruimte waarin deze kist/kast was geplaatst met tape afgeplakt en/of
- het overlijden van zijn moeder niet gemeld bij de gemeente en/of een arts en/of de Sociale Verzekeringsbank en/of
- aldus de schijn gewekt dat zijn moeder nog in leven was,
waardoor de Sociale Verzekeringsbank (telkens) werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven hoeveelheid geld;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, zijnde het AOW-pensioen van [naam moeder] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Sociale Verzekeringsbank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als
gemachtigde van de bankrekening waarop (telkens) een hoeveelheid geld als AOW-pensioen ten behoeve van die [naam moeder] werd gestort, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL n.v. (Aegon) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, zijnde het partnerpensioen van [naam moeder] , in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid na het overlijden van zijn moeder (mevrouw [naam moeder] ),
- het dode lichaam van zijn moeder in een kist/kast gelegd en/of (vervolgens) deze kist/kast heeft dichtgekit en/of deze kist/kast met tape afgeplakt en/of (vervolgens) deze kist/kast met touw heeft dichtgebonden en/of (vervolgens) in de ruimte waarin deze kist/kast was geplaatst geurmiddelen aangebracht en/of (vervolgens) de toegangsdeur tot de ruimte waarin deze
kist/kast was geplaatst met tape afgeplakt en/of
- het overlijden van zijn moeder niet gemeld bij de gemeente en/of een arts en/of het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL n.v. (Aegon) en/of
- aldus de schijn gewekt dat zijn moeder nog in leven was, waardoor het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL n.v. (Aegon) (telkens) werd bewogen tot afgifte van bovenomschreven hoeveelheid geld;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 16 december 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, zijnde een partnerpensioen van [naam moeder] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Algemeen Mijnwerkersfonds en/of AZL n.v. (Aegon), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gemachtigde van de bankrekening waarop (telkens) een hoeveelheid geld als partnerpensioen ten behoeve van die [naam moeder] werd gestort, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 2015232926, gesloten d.d. 22 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 798.
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 mei 2018.
3.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 24 maart 2016 p. 232 t/m 240.
4.Forensisch antropologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2016, p. 301 t/m 309 in combinatie met het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige d.d. 23 december 2015, p. 295 en rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een verdachte d.d. 22 december 2015, p. 347.
5.Rapport DNA-verwantschapsonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 21 januari 2016 p. 353 t/m 355 in combinatie met in combinatie met het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige d.d. 23 december 2015, p. 295 en rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een verdachte d.d. 22 december 2015, p. 347.
6.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 mei 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2016 p. 70 en 71.
8.Proces-verbaal van bevindingen: schending inlichtingenplicht d.d. 29 juli 2016, p. 712 t/m 797.
9.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 mei 2018.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2016 p. 70 en 71.
11.het proces-verbaal van bevindingen: schending inlichtingenplicht d.d. 29 juli 2016, p. 712 t/m 797.
12.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 mei 2018.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2016 p. 70 en 71.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 maart 2016, pagina 486 en 487.
15.Aangifte van Aegon d.d. 22 februari 2016, pagina 488 t/m 550.