ECLI:NL:GHSHE:2019:3857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
000000-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in drugszaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De verdachte heeft zijn hoger beroep ingesteld na een eerdere beslissing van de rechtbank, waarin het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de voorlopige hechtenis van de verdachte op een bepaald moment had moeten eindigen, omdat de rechtbank niet tijdig had beslist over de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de schorsing terecht heeft vastgesteld, omdat er klemmende redenen waren voor het aanhouden van de zaak, waaronder het horen van getuigen.

Het hof heeft verder overwogen dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte, die onder andere voortkomen uit verklaringen van getuigen en de vondst van grote hoeveelheden chemische stoffen en wapens. De verdachte heeft eerder al een gevangenisstraf ondergaan voor wapenbezit, wat de vrees voor herhaling vergroot. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte, en heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van de rechtbank is bevestigd, en het hof heeft het hoger beroep verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: [raadkamerappelnummer]
Parketnummer 1e aanleg: [arrondissementsparketnummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de [rechtbank] van [datum 1] , waarbij namens:
[Voornamen & achternaam verdachte]
geboren [geboortedatum, -plaats & -land]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de [detentieplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de [rechtbank] van [datum 1] , bij welke beslissing het verzoek tot opheffing van de aan verdachte opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij namens verdachte tijdig beroep is aangetekend tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing, gegeven ter terechtzitting.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. van Wijk.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte onmiddellijk in vrijheid dient te worden gesteld, omdat de rechtbank tijdens de Pro-formazitting van [datum 1] , anders dan in het proces-verbaal van die zitting is opgenomen, niet op grond van het bepaalde in artikel 282 van het Wetboek van Strafvordering heeft beslist dat het onderzoek niet langer dan drie maanden zal worden geschorst omdat er sprake is van klemmende redenen op grond waarvan de zaak niet binnen één maand weer op zitting kan worden behandeld. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis van de verdachte op [datum 2] is geëxpireerd, aldus de raadsman. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman verwezen naar de correspondentie dienaangaande met de voorzitter van de meervoudige kamer mr. A.H.J.J. van de Wetering van respectievelijk [datum 3 & 4] .
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer geen doel treft, gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de Pro-formazitting.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van de pro forma zitting van [datum 1] , dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend, heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting geschorst, waarbij de termijn van deze schorsing op langer dan één maand na heden, doch een termijn van drie maanden niet te boven gaande, wordt bepaald om de klemmende redenen dat er nog getuigenverhoren in de zaken tegen verdachte en zijn medeverdachte moeten plaatsvinden en omdat alle binnen één maand na heden te houden terechtzittingen reeds zijn geappointeerd en geen ruimte bieden om deze zaak alsdan te behandelen. Met de vaststelling van de ondertekening geven de ondertekenaars te kennen dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de juistheid en volledigheid van het proces-verbaal. De rechtbank heeft vooralsnog geen aanleiding gezien om het proces-verbaal op het door de raadsman opgeworpen punt te verbeteren. Het hof gaat derhalve uit van de juistheid van het proces-verbaal.
Doch al ware dit anders dan mag dit verdachte niet baten. Immers, aan de enkele niet vermelding van de klemmende redenen in het proces-verbaal zijn, gelet op het bepaalde in artikel 282 van het Wetboek van Strafvordering, geen dwingende consequenties verbonden. Wel dient blijkens de rechtsgeschiedenis, wil de rechter het onderzoek voor langer dan een maand aanhouden, uit andere bronnen van de daarvoor geldende klemmende redenen te blijken (Zie voorts: ECLI:NL:GHAMS:2018:4729). Klemmende redenen zijn al die redenen die noodzakelijk zijn voor het onderzoek, bijvoorbeeld, zoals hier het geval is, het verrichten van verder onderzoek zoals het horen van getuigen en de bezetting van het zittingsrooster, zoals daarvan eveneens blijkt uit het meergenoemde proces-verbaal. Daarbij komt dat de zaak opnieuw op zitting zal komen [datum 5] , welke datum valt binnen de hiervoor genoemde termijn van drie maanden, gerekend vanaf de zitting van [datum 1] . Dat brengt mee dat de voorlopige hechtenis niet op enig tijdstip van rechtswege is geëindigd.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof heeft verder kennis genomen van het dossier. Uit het dossier blijkt onder meer het volgende.
Verdachte wordt verweten kort gezegd betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs en overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake hetgeen hem wordt verweten. Het hof verwijst daartoe voor de feiten betreffende de overtreding van de Opiumwet onder meer naar de verklaring van de getuige [achternaam getuige] , tevens eigenaar van de loods waar ketels en andere voorwerpen voor de productie van synthetische drugs zijn aangetroffen, alsmede een grote hoeveelheid chemisch afval en onder meer ruim 1500 kilo caustic soda, 600 liter zoutzuur, 270 liter mierenzuur, 350 liter formamide, 2 liter methanol en 2,6 liter amfetamine.
Voor wat betreft de overtredingen van de Wet Wapens en Munitie verwijst het hof naar het proces-verbaal doorzoeking van de woning van verdachte, naar het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de wapens en munitie en naar de bekennende verklaring van de verdachte.
Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte over veel contant geld zou hebben beschikt terwijl tot op heden niet duidelijk is wat de legale bron van deze gelden is, nu verdachte zich ten aanzien hiervan op zijn zwijgrecht beroept.
Het hof stemt ook in met het gevaar voor herhaling.
Jegens verdachte bestaan ernstige bezwaren ter zake van betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. De productie van synthetische drugs is een zeer lucratieve bezigheid en verdachte is kennelijk gezwicht voor de verleiding om in zeer korte tijd veel geld te verdienen. Dat stelt degene die zich met de productie van synthetische drugs in staat om een zeer luxueus leven te leiden zoals het houden van luxe vakanties in verre oorden en het luxe inrichten van woningen. Daarnaast vindt betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs doorgaans in georganiseerd verband plaats, aan welk verband men zich maar moeilijk kan onttrekken wanneer het laboratorium voor de productie van synthetische drugs door de politie is ontmanteld. Verdachte wordt voorts verdacht van het bezit van vuurwapens en munitie. Verdachte heeft dat ook bekend. Verdachte heeft verklaard de vuurwapens te hebben aangeschaft ter bescherming van zijn familie, nu in zijn omgeving een poging tot liquidatie heeft plaatsgevonden. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor wapenbezit en is daar ook voor veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden toereikend zijn voor de ernstige vrees dat verdachte, wanneer hij zich niet voorlopige hechtenis bevindt, zich schuldig zal maken aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 67a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, meer in het bijzonder aan overtreding van de Wet Wapens en Munitie nu niet gebleken is dat de aanleiding voor verdachte om over vuurwapens te beschikken niet voorbij is en verdachte zich kennelijk weinig of niets gelegen laat liggen aan een eerdere veroordeling tot gevangenisstraf wegens overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich schuldig zal maken aan overtreding van de Opiumwet en een misdrijf zal plegen waardoor de gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De productie van en handel in synthetische drugs is een groot maatschappelijk probleem, meer in het bijzonder in het ressort van dit gerechtshof. De centrale en lokale overheid investeert veel geld en menskracht in het bestrijden van de productie van en de handel in synthetische drugs, niet alleen vanwege het gevaar voor de volksgezondheid, maar ook omdat deze overtredingen van de Opiumwet vaak gepaard gaan met andere ernstige vormen van criminaliteit, zoals bedreiging met geweld, ook van overheidsdienaren, en daadwerkelijk levensdelicten zoals liquidaties, verontreiniging van het milieu op grote schaal doordat chemisch afval afkomstig uit deze laboratoria in de publieke ruimte wordt gedumpt, en witwassen op grote schaal. Daardoor wordt de samenleving in ernstige mate ondermijnd. Dat alles zijn feiten van algemene bekendheid en desondanks heeft de verdachte niet de verleiding kunnen of willen weerstaan om uit persoonlijk winstbejag zich kennelijk in te laten met de productie van synthetische drugs. Daaruit blijkt dat verdachte kennelijk over een mentaliteit beschikt waarbij hij zich weinig gelegen laat liggen aan de belangen van derden. Dat doet vrezen voor herhaling.
Namens verdachte is aangevoerd dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering. Het hof is van oordeel dat deze situatie zich thans niet voordoet.
Het hof wijst af het beroep.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in de onderhavige zaak, er sprake is van gevaar voor herhaling. In dat geval zal de rechter, op grond van het subsidiariteitsbeginsel, dienen na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Dat belang is gelegen in het verschoond blijven van een of meer strafbare feiten, gepleegd door verdachte.
Jegens verdachte bestaan ernstige bezwaren ter zake van betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs en vuurwapenbezit. Verdachte is [in 2016] door dit hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Kennelijk heeft die veroordeling geen zoden aan de dijk gezet nu verdachte bekent nadien wederom in het bezit te zijn geweest van thans meer vuurwapens en munitie. Dat gegeven, alsmede de omstandigheid dat verdachte die vuurwapens in zijn bezit heeft gehad, zoals hij zelf verklaart, ter bescherming van zijn familie nu er in zijn nabijheid een poging tot liquidatie heeft plaatsgevonden, doen ernstig vrezen voor herhaling alleen al aangezien de kennelijke bedreiging, zoals door verdachte ervaren, niet voorbij is.
Het hof ziet thans en vooralsnog niet welke voorwaarden aan een schorsing moeten worden verbonden om de kans op herhaling terug te brengen tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau.
Voor wat betreft de kans op herhaling van overtreding van de Opiumwet overweegt het hof als volgt.
Zoals hierboven overwogen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, wanneer hij zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, zich schuldig zal maken een strafbaar feit als bedoeld in artikel 67a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, meer in het bijzonder aan een misdrijf als bedoeld in de Opiumwet. Het hof ziet, gelet op de aard van hetgeen verdachte thans verweten wordt, thans en vooralsnog niet welke voorwaarden aan een schorsing moeten worden verbonden om de kans op herhaling terug te brengen tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau.
Namens de verdachte is ter onderbouwing van het verzoek tot schorsing aangevoerd dat de echtgenote van verdachte lichamelijke en psychische klachten heeft die verband houden met de detentie van verdachte (en haar zoon), terwijl er geen familie of sociaal netwerk is waar zij op kan terugvallen. Deze klachten zouden aanzienlijk verlicht kunnen worden als verdachte zijn berechting in vrijheid zou kunnen afwachten. Voorts is aangevoerd dat de dochter van verdachte, die zwanger is, behoefte heeft aan ondersteuning bij de bevalling. De raadsman heeft ter onderbouwing stukken overgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte wordt verweten betrokken te zijn bij de productie van synthetische drugs. Er bestaan jegens hem ter zake dit verwijt ernstige bezwaren. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen betreft de productie van synthetische drugs een groot maatschappelijke probleem, meer in het bijzonder in het ressort van dit gerechtshof. De overheid investeert veel geld en menskracht in de bestrijding van de productie van en de handel in synthetische drugs, niet alleen vanwege het gevaar voor de volksgezondheid, maar ook omdat er sprake is van strafbaar gedrag dat vaak gepaard gaat met andere ernstige vormen van criminaliteit waardoor de samenleving in ernstige mate ondermijnd wordt. Gelet hierop is dit hof van oordeel dat het voor de samenleving niet te begrijpen zou zijn en het zou door die samenleving ook niet geaccepteerd worden, wanneer de persoon jegens wie ernstige bezwaren bestaan dat hij zich aan de productie van synthetische drugs schuldig heeft gemaakt, niet onverwijld in voorlopige hechtenis wordt genomen en voorlopig wordt gehouden. Dat zou tot maatschappelijke onrust kunnen leiden. Dat betekent naar het oordeel van het hof, dat er in beginsel slechts ruimte is voor schorsing van de voorlopige hechtenis, wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht, ziet het hof niet als dergelijke bijzondere zwaarwichtige omstandigheden, terwijl het hof ook anderszins niet van het bestaan ervan is gebleken.
Gelet op de omstandigheid dat het hof thans en vooralsnog niet ziet welke voorwaarden aan een schorsing van de voorlopige hechtenis moeten worden verbonden om de kans op herhaling van zowel overtreding van de Wet Wapens en Munitie als overtreding van de Opiumwet terug te brengen tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau, terwijl er voorts geen sprake is van zodanige bijzondere zwaarwichtige omstandigheden die schorsing van de voorlopige hechtenis thans rechtvaardigen, zal het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

Het hof wijst af het verzoek.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 17 oktober 2019
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. M.E.F.H. van Erve en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 17 oktober 2019
Gezien d.d.
De directeur van de [detentieplaats]