In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling door [appellante]. De rechtbank Limburg had op 4 december 2018 het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift van [appellante], dat op 11 december 2018 was ingediend, geen kenbare grieven bevatte, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. Het hof overweegt dat het beroepschrift, ondanks dat het binnen de appeltermijn was ingediend, niet voldeed aan de eisen van artikel 359 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat het beroepschrift de gronden bevat waarop het hoger beroep rust. Het hof heeft ook overwogen dat, zelfs als [appellante] ontvankelijk zou zijn, haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zou zijn afgewezen op basis van de niet-goede trouw in het ontstaan van haar schulden. Het hof concludeert dat [appellante] niet in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, mede gezien haar psychosociale problemen en het feit dat zij eerder behandelingen heeft afgebroken. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en [appellante] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.