In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, appellante in deze procedure, heeft verzocht om een contra-expertise om het perspectief van de kinderen te bepalen, omdat zij van mening is dat haar opvoedcapaciteiten onvoldoende zijn onderzocht. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij de kinderen slechts één keer per vier weken gedurende één uur ziet, wat haar zou belemmeren om haar capaciteiten te tonen. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat de kinderen kwetsbaar zijn en dat nader onderzoek hen zou belasten. De pleegouders hebben ook aangegeven dat de kinderen niet meer onduidelijkheid en onzekerheid kunnen verdragen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen is verstreken en dat een contra-expertise niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder om een contra-expertise onvoldoende onderbouwd is en heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd, waarbij de kosten zijn gecompenseerd en het meer of anders verzochte is afgewezen.