3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1978, was sinds 6 februari 2008 werkzaam voor [verweerster] , in eerste instantie op basis van een uitzendovereenkomst en later in dienst van [verweerster] op grond van een arbeidsovereenkomst. Hij vervulde de functie van allround medewerker productie. Laatstelijk bedroeg zijn loon € 2.351,53 bruto per vier weken (exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten), en bij ziekte € 2.137,75 per vier weken. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het midden- en kleinbedrijf in de metaal van toepassing.
3.1.2.Het functioneren van [appellant] is laatstelijk in januari 2017 beoordeeld. Zijn functioneren is met voldoende/goed beoordeeld.
3.1.3.[appellant] is vanaf 10 mei 2017 arbeidsongeschikt als gevolg van knieklachten. Er liep inmiddels een re-integratie tweede spoor.
3.1.4.Op of omstreeks 20 juni 2018 heeft [appellant] aan [verweerster] verlof aangevraagd vanaf 6 augustus tot en met 30 augustus 2018. Dit is geweigerd en [appellant] heeft verlof gekregen voor de periode van 6 augustus tot en met 19 augustus 2018.
3.1.5.Op maandag 20 augustus 2018 was [appellant] niet op zijn thuisadres aanwezig. Dit is door de Operationeel Manager en HR-adviseur geconstateerd.
3.1.6.Bij brief van 20 augustus 2018 heeft [verweerster] [appellant] verzocht om alsnog zo snel mogelijk huiswaarts te keren en is aangezegd dat het loon niet meer zou worden betaald.
3.1.7.Per e-mail van 21 augustus 2018 meldt [appellant] dat hij op 16 augustus 2018 ziek is geworden ‘door eten’ en dat hij twintig dagen niet mocht reizen.
3.1.8.Per e-mail van 21 augustus 2018 heeft [verweerster] om een doktersverklaring verzocht. Dit verzoek is nogmaals bij brief van 23 augustus 2018 herhaald, waarbij [appellant] is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn handelingen/gedragingen. Ook is loonopschorting aangezegd en is [appellant] gewezen op een eventuele beëindiging van het dienstverband.
3.1.9.Op 23 augustus 2018 heeft [appellant] een doktersverklaring overgelegd, alsmede een foto van een ticket/bevestiging van een vlucht naar Nederland.
3.1.10.De doktersverklaring is voorgelegd aan de Arboarts en deze heeft laten weten dat de verwachte duur van de klachten/beperkingen in geen enkele verhouding staat tot de gestelde diagnose.
3.1.11.[verweerster] heeft geconstateerd dat de gegevens van het overgelegde vliegticket dan wel de foto van de bevestiging van de vlucht onjuist waren. Er was een verkeerd vluchtnummer vermeld, de vlucht zou plaatsvinden op woensdag 18 augustus 2018 maar dat bleek een zaterdag te zijn, de vluchttijden waren onjuist en er waren geen verbanden te leggen met wel bestaande vluchtnummers/tijden/vliegmaatschappijen.
Per e-mail van 24 augustus 2018 aan [appellant] heeft [verweerster] de hiervoor genoemde gegevens opgesomd.
3.1.12.Bij brief van 27 augustus 2018 is [appellant] op staande voet ontslagen. Deze brief houdt onder meer het volgende in:
‘ [verweerster] heeft – vanwege recente gebeurtenissen – besloten om uw dienstverband met onmiddellijke ingang (oftewel per heden, 27 augustus 2018) te beëindigen.
De redenen voor het ontslag op staande voet luiden als volgt.
Ten gevolge van het feit:
- dat u uw re-integratieverplichtingen schendt door op 20 augustus 2018 niet aanwezig te zijn;
- dat u ongeoorloofd afwezig bent door langer in Marokko te blijven dan werd toegestaan;
- dat u geen ziekmelding op of omstreeks 16 augustus 2018 heeft gedaan;
- dat u documenten heeft verstrekt aangaande uw vermeende ziekte, die geen bewijs of onderbouwing geven voor de langdurige afwezigheid;
- dat u niet heeft kunnen aantonen wel voornemens te zijn geweest om vóór 20 augustus 2018 terug te reizen;
- en dat u een foto heeft verstrekt met een vermeende bevestiging van een vlucht terug naar huis op 18 augustus 2018, terwijl uit controle blijkt dat deze vlucht niet bestaat.
is ons vertrouwen in u dusdanig ernstig beschadigd dat voortzetting van het dienstverband niet van ons kan worden gevergd.
Bovenstaande daden, eigenschappen en/of gedragingen leveren zowel op zichzelf als in onderlinge samenhang bezien, een dringende reden op in de zin van artikel 7:677 BW.’
3.1.13.De gemachtigde van [appellant] heeft per brief van 14 september 2018 gereageerd, waarbij is verzocht op het ontslag terug te komen.
Partijen, althans hun gemachtigden, hebben daarna nog over en weer gecorrespondeerd.
3.1.14.[appellant] is met een bus teruggekeerd uit Marokko.
3.2.1.In eerste aanleg verzocht [appellant] – verkort weergegeven –
Primair:
a. vernietiging van het op 27 augustus gegeven ontslag op staande voet, en doorbetaling van het loon en emolumenten met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente);
Subsidiair, voor het geval sub a wordt afgewezen:
b. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding ad € 7.086,13 bruto;
Meer subsidiairvoor het geval [appellant] mocht besluiten het verzoek sub a in te trekken:
c. [verweerster] te veroordelen tot betaling van:
- een bedrag van € 25.973,55 bruto ter zake billijke vergoeding;
- een bedrag van € 5.771,19 bruto wegens onregelmatige opzegging;
- de wettelijke rente;
- de buitengerechtelijke kosten;
- de proceskosten.
3.2.2.[verweerster] heeft verweer gevoerd en bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om veroordeling van [appellant] tot betaling van een vergoeding ad € 3.120,62 wegens onregelmatige opzegging, alsmede veroordeling tot betaling van de proceskosten.
3.2.3.Op de stellingen van partijen in eerste aanleg zal het hof hierna, waar van belang in hoger beroep, ingaan.