Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/344618 / KG ZA 19-161)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en incidentele vordering op de voet van artikel 351 Rv;
- de memorie van antwoord in de hoofzaak, tevens memorie van antwoord in het incident op de voet van artikel 351 Rv.
3.De beoordeling
- a. Op 8 september 2006 hebben Trudo en [de rechthebbende] een huurovereenkomst gesloten, waarbij [de rechthebbende] van Trudo huurt, gelijk Trudo aan [de rechthebbende] verhuurt, de zelfstandige woonruimte inclusief de eventueel bijbehorende tuin, garage, berging of schuur en inclusief een parkeervoorziening aan het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De maandelijkse kale huurprijs bedroeg bij aanvang van de huurovereenkomst € 474,88 (productie 2 bij de dagvaarding).
- b. In de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden (productie 4 bij de dagvaarding), staat onder meer het volgende vermeld.
- c. Per 4 december 2006 staat [de rechthebbende] onder beschermingsbewind van de bewindvoerder (productie 1 bij de dagvaarding).
- d. Op 5 maart 2019 heeft de politie een inval in de woning gedaan. De politie heeft van deze inval op 7 maart 2019 een zogeheten “Hennepbericht Oost-Brabant” opgemaakt (productie 5 bij de dagvaarding). Daarbij is gebruik gemaakt van de op ambtseed c.q. -belofte opgemaakte schriftelijke bescheiden opgenomen in de politieregistratie “Aantreffen hennepkwekerij” nummer [nummer] met bijlagen. De politie heeft dit hennepbericht op 8 maart 2019 verstrekt aan Trudo. In het hennepbericht staat –voor zover in dit geding van belang- het volgende vermeld:
1.Duiding
Hennepdrogerij welke in werking was, met aanwezige henneptoppen.
2.Hoeveelheid strafbare materie
3.Inrichting
- e. Bij brief van 11 maart 2019 heeft Trudo [de rechthebbende] uitgenodigd voor een gesprek op 14 maart 2019 te 11.00 uur ten kantore van Trudo. Deze brief is ook naar de bewindvoerder verzonden (productie 6 bij de dagvaarding).
- f. Op 14 maart 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Trudo en [de rechthebbende] . Trudo heeft [de rechthebbende] tijdens dit gesprek verzocht om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen waarop [de rechthebbende] heeft laten weten dit niet te zullen doen.
- g. Bij brief van 15 maart 2019 heeft Trudo de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst namens [de rechthebbende] uiterlijk op 19 maart 2019 vrijwillig op te zeggen tegen 19 april 2019 (productie 7 bij de dagvaarding).
- h. De bewindvoerder is niet overgegaan tot opzegging van de huurovereenkomst namens [de rechthebbende] .
- dat [de rechthebbende] de sleutels van het gehuurde al heeft ingeleverd en de woning al ter vrije beschikking van Trudo heeft gesteld;
- dat Trudo de woning al aan een woningzoekende met een hoge urgentie ter beschikking heeft gesteld, zodat de woning niet meer aan [de rechthebbende] ter beschikking kan worden gesteld.