Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/309930 / HA ZA 16-11)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen de man verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties.
3.De beoordeling
tussenvonnis van 4 mei 2016heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 13 juli 2016. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
tussenvonnis van 22 maart 2017heeft de rechtbank de man opgedragen te bewijzen dat partijen bij de echtscheiding hebben afgesproken dat de ouderdomspensioen-aanspraken van de man wegvielen tegen de nabestaandenpensioenaanspraken van de vrouw en dat de vrouw daarmee heeft afgezien van verdere verdeling van de pensioenrechten.
17 januari 2018heeft de rechtbank geoordeeld dat de man niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Hierdoor heeft de rechtbank de opgebouwde pensioenrechten aangemerkt als een overgeslagen goed en alsnog voor verdeling in aanmerking komen. Dit betekent volgens de rechtbank dat de vordering van de vrouw om voor recht te verklaren dat zij op grond van het Boon-van Loon-arrest aanspraak kan maken op een gedeelte van de door de man tot 21 mei 1986 opgebouwde pensioenrechten in beginsel voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank heeft aanleiding gezien (opnieuw) een comparitie van partijen te bevelen.
tussenvonnis van 12 september 2018heeft de rechtbank de man bevolen om de berekeningen van de pensioenverzekeraars Pensioenfonds Horeca & Catering en BPF Bouw van de contante waarde van de door hem tot de datum van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap van partijen opgebouwde pensioen bij akte in het geding te brengen. De man is hiertoe bij akte van 10 oktober 2018 overgegaan.
eindvonnis van 9 januari 2019heeft de rechtbank:
- voor recht verklaard dat de vrouw op de voet van het Boon-van Loon-arrest aanspraak kan maken op een gedeelte van de door de man tot 21 mei 1986 opgebouwde pensioenrechten;
- de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een eenmalige contante afrekening, gelijk aan het aandeel dat volgens BPF Bouw en Pensioenfonds Horeca & Catering aan haar toekomt, te betalen binnen een maand na afgifte van het vonnis;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de proceskosten gecompenseerd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
vrouwheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover de man is veroordeeld tot betaling aan haar van een eenmalige contante afrekening gelijk aan het aandeel dat volgens BPF Bouw en Pensioenfonds Horeca & Catering aan de vrouw toekomt. Zij heeft hiertoe één grief aangevoerd.
vrouwbetoogt met haar grief dat de rechtbank ten onrechte de man heeft veroordeeld tot betaling aan haar van een eenmalige contante afrekening, gelijk aan het aandeel dat volgens BPF Bouw en Pensioenfonds Horeca & Catering aan haar toekomt. Zij heeft haar grief als volgt toegelicht.
hofhet volgende voorop.
ten tijde van de inschrijving van het echtscheidingsvonnis(onderstreping hof)” maar deze stelling heeft hij niet toegelicht in zijn conclusie van antwoord en evenmin in (een van) zijn overige processtukken. Gelet hierop, in onderling verband beschouwd met het voornoemde arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2006, kan deze uiterst subsidiaire stelling de man niet baten.
4.De uitspraak
- € 4.990,87 (vierduizend euro negenhonderdnegentig en zevenentachtig eurocent) te vermeerderen met de (pensioen)indexering en wettelijke rente vanaf 1 december 2016;
- € 2.055,60 (tweeduizend euro vijfenvijftig en zestig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019