Mede gelet op hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 27 augustus 2008 op p. 4 onder het kopje ‘De vorderingen ten laste van [geïntimeerde 1] en [naam] ’ heeft overwogen omtrent de in mindering te brengen bedragen van ƒ 11.800 en ƒ 38.304,24, resulteert één en ander erin dat geen sprake is van een vordering van [geïntimeerde 1] ten laste van de onverdeeldheid van ƒ 5.074,40, maar van een schuld van [geïntimeerde 1] aan de onverdeeldheid van ƒ 4.925,60. Hierbij tekent het hof aan dat voor zover [geïntimeerde 1] hierover op enig moment rente verschuldigd zou zijn geworden, het, gelet op de buitengewoon lange duur van het geding, (...) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar is dat daarvan thans nog voldoening zou kunnen worden verlangd of dat daarmee anderszins rekening zou moeten gehouden.
Onderdeel 3 van het cassatiemiddel houdt kort gezegd in dat het hof, nu [geïntimeerde 1] geen beroep heeft gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden.
3.8.1.De Hoge Raad heeft de arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden van 29 oktober 2013 en 26 januari 2016 vernietigd.
Het hof zal, opnieuw rechtdoende, beslissen dat partijen over dienen te gaan tot verdeling van de onverdeeldheid met inachtneming van hetgeen in het voorgaande is overwogen en beslist, hetgeen betekent dat die verdeling - wat betreft de toescheiding aan [geïntimeerde 1] en de betalingsverplichtingen van [geïntimeerde 1] jegens de onverdeeldheid - zal dienen te geschieden met inachtneming van het volgende:
- aan [geïntimeerde 1] worden de volgende tot de onverdeeldheid behorende onroerende zaken toegescheiden:
a) vier percelen weiland, kadastraal aangeduid met gemeente Havelte sectie [sectieletter 1]
nummers [sectienummer 1] , [sectienummer 2] , [sectienummer 3] en [sectienummer 4] ;
b) twee percelen weiland, kadastraal aangeduid met gemeente Nijeveen, sectie [sectieletter 2] ,
nummer [sectienummer 5] en (sectie [sectieletter 1] ,) nummer [sectienummer 6] ;
- [geïntimeerde 1] dient de volgende bedragen in te brengen in de onverdeeldheid:
a) de waarde van de voormelde onroerende zaken:
f704.828,-, d.i. € 319.837,-;
b) 1/4e deel van de waarde van het melkquotum:
f505.328,75, d.i. € 229.308,19;
c) de waarde van de inventaris:
f23.942,-, d.i. € 10.864,41, welk bedrag op 1 juni
1994 reeds op de derdenrekening bij de boedelnotaris is gestort;
d) wettelijke rente over voormeld bedrag van € 10.864,41, berekend over de periode
van 26 februari 1986 tot 1 juni 1994: € 12.474,41;
e) de waarde van perceel [plaats 1] [het perceel] :
f28.300,-, d.i. € 12.841,98;
f) ter zake van de ondergrond ligboxenstal:
f4.925,60, d.i. € 2.235,14;
g) de wettelijke rente over voormeld bedrag van € 2.235,14, te berekenen vanaf 26
februari 1986 tot aan de dag van inbreng in de onverdeeldheid ter verdeling tussen
de erfgenamen;
- aan [geïntimeerde 1] dienen uit de onverdeeldheid de volgende bedragen te worden voldaan:
h) door [geïntimeerde 1] betaalde boedelkosten:
f22.856,29, d.i. € 10.371,73;
i) wettelijke rente over voormeld bedrag van € 10.371,73, te berekenen vanaf 1 juli
1998 tot aan de dag van verdeling van de onverdeeldheid.
3.8.3.Het hof merkt verder op dat omtrent de toedeling aan geïntimeerde sub 2 van het perceel te [plaats 2] tegen een in te brengen waarde van
f119.764,- is beslist in het vonnis van de rechtbank Assen van 27 augustus 2008 (pagina 2); omtrent de wijze van verdeling van de roerende zaken is beslist in het vonnis van de rechtbank Assen d.d. 12 april 1994, blad 7.