In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de vraag of er een overeenkomst tot stand was gekomen met betrekking tot de verplaatsing van een mestsilo. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. R.E. Izeboud, stelden dat er afspraken waren gemaakt die inhielden dat de mestsilo zou worden verplaatst naar een locatie die geen hinder voor omwonenden zou veroorzaken. De verweerders, waaronder de besloten vennootschap Varkensbedrijf [varkensbedrijf] B.V. en [verweerder 2], werden vertegenwoordigd door mr. E.H.T. Kleeven.
Het hof oordeelde dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat er een afspraak was gemaakt over de verplaatsing van de mestsilo. De getuigenverklaringen van de verweerders gaven aan dat de mestsilo was afgebroken en verplaatst, maar niet in gebruik was voor het bedrijf van de verweerders. Bovendien bleek dat de mestsilo niet op de afgesproken locatie was geplaatst vanwege een geweigerde vergunning.
Het hof concludeerde dat de grieven van de appellanten in het principale appel faalden en dat het voorwaardelijke incidentele appel niet meer aan de orde kwam. De appellanten werden veroordeeld in de kosten van het principale hoger beroep, die op € 4.415,-- werden vastgesteld. Het arrest werd uitgesproken op 17 september 2019.