6.2.Met inachtneming van het voorgaande, de processtukken en het ter zitting in hoger beroep besprokene, gaat het hof bij de beoordeling van de vorderingen van [appellant] uit van de volgende feiten.
a. a) [echtgenoot van een zus van appellant] , echtgenoot van een zus van [appellant] , heeft een schildersbedrijf geëxploiteerd onder de naam Schilderwerken [schilderwerken] B.V. Van deze onderneming is in 2003 het faillissement uitgesproken.
b) Het schildersbedrijf heeft een doorstart gemaakt onder de naam Schildersbedrijf [schildersbedrijf] B.V. (hierna [schildersbedrijf] ). De beide zonen van [echtgenoot van een zus van appellant] , [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 1] en [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 2] , hielden ieder (indirect via hun holding) 50% van de aandelen en waren bestuurders van [schildersbedrijf] .
c) Op 31 mei 2003 heeft [appellant] (uit een door ING aan hem ter beschikking gestelde kredietfaciliteit) een bedrag van € 250.000,= voor een periode van 5 jaar tegen 6% rente geleend aan zijn zus en (zwager) [echtgenoot van een zus van appellant] , die dat hebben doorgeleend aan [schildersbedrijf] . In 2008 is de looptijd van die lening verlengd met 10 jaar, waarbij zonen [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 1] en [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 2] zich als borg hebben verbonden.
d) [accountant van schildersbedrijf] trad op als accountant van [schildersbedrijf] . [geïntimeerde 3] , die eerder bij [accountant van schildersbedrijf] werkte, raakte in 2004 (als zelfstandige werkzaam in [administratie] Administratie B.V.) bij [schildersbedrijf] betrokken ter begeleiding van de administratie.
e) ING heeft in juni 2004 aan [schildersbedrijf] en de beide aandeelhouders een krediet in rekening-courant verstrekt van € 115.000,=.
f) Op 25 oktober 2005 heeft ING het beheer van de kredietrelatie met [schildersbedrijf] overgedragen aan haar afdeling Intensief Beheer. Voor die afdeling onderhield de heer [medewerker van de afdeling intensief beheer van ING] (hierna [medewerker van de afdeling intensief beheer van ING] ) de contacten met [schildersbedrijf] .
g) Vanwege de aanhoudend slechte bedrijfsresultaten, heeft [schildersbedrijf] eind 2006 op verzoek/voorspraak van ING, de oud bankier [geintimeerden 4 t/m 6] (via [management consultants] ) ingeschakeld voor een organisatiediagnose en heroriëntatie bedrijfsvoering.
h) In juli 2007 heeft ING het krediet in rekening-courant van [schildersbedrijf] verhoogd tot € 425.000,=.
i. i) In oktober 2008 is [geïntimeerde 2] (werkzaam bij [advocatenkantoor] Advocaten) door [geintimeerden 4 t/m 6] en [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 1] benaderd om [schildersbedrijf] bij te staan ter voorkoming van een tegen 15 oktober 2008 door de Belastingdienst aangezegde executoriale verkoop van alle roerende zaken van [schildersbedrijf] .
j) Op 13 januari 2009 heeft [appellant] een bedrag van € 250.000,=, dat hij ter leen heeft verstrekt aan [schildersbedrijf] (zie hierna onder n), overgeboekt op de rekening van [echtgenoot van een zus van appellant] .
k) Op 1 februari 2009 is een zoon van [appellant] (hierna [zoon van appellant] ) bij [schildersbedrijf] gaan werken. In april 2009 is [zoon van appellant] medeaandeelhouder en medebestuurder van [schildersbedrijf] geworden.
l) Op 9 maart 2009 is, in het kader van een herstructurering van [schildersbedrijf] , een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen gesloten, waarbij [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 2] (zijn 50%) en [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 1] (10%) aandelen in [schildersbedrijf] hebben verkocht aan een werknemer van [schildersbedrijf] , [werknemer van het schildersbedrijf] (20% aan zijn holding), en aan [zoon van appellant] (40% aan zijn holding). In de koopovereenkomst is onder 5.8 een ontbindende voorwaarde opgenomen, inhoudende dat indien er geen overeenstemming met de Belastingdienst zou worden bereikt tot finale betaling en kwijting, voor zover nodig binnen het financiële plan en voor de geplande overnamedatum van 31 maart 2009, partijen het recht hebben de koopovereenkomst te ontbinden.
m) Bij overeenkomst van eveneens 9 maart 2009 is afgesproken dat [appellant] , [geintimeerden 4 t/m 6] en [echtgenoot van een zus van appellant] door de nieuwe aandeelhouders per de overdrachtsdatum van de aandelen benoemd werden tot commissarissen en zijn afspraken gemaakt (met de commissarissen en met [appellant] als financier) over de frequentie van vergaderen en over de bedrijfsvoering.
n) Bij overeenkomst van geldlening van eveneens 9 maart 2009 heeft [appellant] het hiervoor onder j) genoemde bedrag geleend aan [schildersbedrijf] om de achterstallige belastingen te betalen.
o) Ook heeft [appellant] bij overeenkomst van diezelfde datum een bedrag van € 125.000,= geleend aan [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 1] om gebruikt te worden ter aflossing van diens belastingschuld en die van zijn holding en het daarna resterende ter aflossing van zijn schuld aan [schildersbedrijf] in rekening-courant en de rest ter aanvulling van de reserves van [schildersbedrijf] .
p) Bij notariële akte van 6 april 2009 zijn de onder l) genoemde aandelen aan de kopers geleverd en zijn [werknemer van het schildersbedrijf] en [zoon van appellant] naast [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 2] (indirect) medebestuurder van [schildersbedrijf] geworden. In artikel 2 van onderdeel C van die akte is – zakelijk weergegeven – opgenomen dat alle ontbindende voorwaarden die zijn overeengekomen in de koopovereenkomst of in nadere overeenkomsten die op die verkoop betrekking hebben, met het passeren van de akte zijn uitgewerkt en dat noch verkopers noch kopers zich ter zake de koop en levering nog op een ontbindende voorwaarde kunnen beroepen. [appellant] heeft de koopprijs voor de aandelen van [zoon van appellant] (€ 196.600,=) voldaan.
q) Op 22 juni 2009 heeft ING de kredietfaciliteit van [schildersbedrijf] (die op dat moment € 315.000,= bedroeg) verhoogd met € 110.000,=.
q) Op 1 september 2009 heeft [appellant] een bedrag van € 175.000,= aan [schildersbedrijf] overgemaakt uit een door ING aan hem daartoe ter beschikking gestelde kredietfaciliteit. Bij overeenkomst van 31 december 2009 is vastgelegd dat [appellant] aan [schildersbedrijf] een lening van € 550.000,= heeft verstrekt door ter beschikking stelling van genoemd bedrag van € 175.000,=, een op 4 februari 2009 aan [schildersbedrijf] betaald bedrag van € 100.000,=, een op 1 juni 2009 betaald bedrag van € 20.000,=, een op 1 november 2009 betaald bedrag van € 30.000,=, een op 1 december 2009 betaald bedrag van € 200.000,= en een op 31 december 2009 betaald bedrag van € 25.000,=. De overeenkomst vermeldt een rente van 7% per jaar (in maandelijkse termijnen te voldoen) en een aflossing uiterlijk op 31 december 2016.
r) Op 7 oktober 2009 is tussen [schildersbedrijf] , de holdings van [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 1] en [zoon van de echtgenoot van een zus van appellant 2] en de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is – kort samengevat – overeen gekomen dat er binnen twee dagen na ondertekening een bedrag van € 800.000,= ineens betaald zal worden, dat door de Ontvanger naar eigen inzicht zal worden afgeboekt op openstaande aanslagen als opgenomen in de bijlage die betrekking hebben op tijdvakken tot en met 2008 en dat na ontvangst de in 2007 en 2008 gelegde executoriale beslagen (zie hiervoor onder i) niet meer worden uitgewonnen. De overeenkomst bepaalt verder dat de twee bij de rechtbank Maastricht lopende invorderingsprocedures zullen worden doorgehaald als ook dat op eerste schriftelijk verzoek van de Belastingdienst een Belgische belastingschuld en een UWV schuld zullen worden voldaan.
s) Het bedrag van € 800.000,= is door [geïntimeerde 2] overgemaakt naar de Belastingdienst.
t) ING heeft de onder p) hiervoor bedoelde kredietfaciliteit per 1 januari 2010 verlaagd met € 75.000,=, doch eind januari 2010 weer verhoogd tot € 425.000,=.
u) Bij overeenkomst van 5 oktober 2010 heeft [appellant] een bedrag van € 200.000,= geleend aan [zoon van appellant] tegen een rente van 7% om te gebruiken ter financiering van zijn bedrijf.
v) In 2011 heeft ING geweigerd nog extra krediet te verstrekken.
w) Op 14 augustus 2012 is het faillissement van [schildersbedrijf] op eigen aanvraag uitgesproken.
x) Bij brief van 30 december 2013 heeft de voormalig advocaat van [appellant] aan geïntimeerden een concept van een dagvaarding gezonden en hen aansprakelijk gesteld voor de door [appellant] als gevolg van het faillissement van [schildersbedrijf] geleden schade.