De onderdelen I en II van het middel zijn gericht tegen het oordeel in de rov. 2.4 en 2.5 dat op grond van de aldaar vermelde omstandigheden het beroep van [verzoeker] op dwaling faalt, en dat die omstandigheden ook meebrengen dat het beroep van Aruba Bank c.s. op de borgtocht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
Naar de kern genomen klagen de onderdelen dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, is voorbijgegaan aan het beroep van [verzoeker] op de bijzondere zorgplicht die bij het aangaan van de onderhavige borgtocht op Aruba Bank c.s. rustte, en aan de door [verzoeker] in dat verband (en in verband met zijn beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid) gestelde omstandigheden.
3.4.2De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat [verzoeker] de borgtocht is aangegaan als natuurlijk persoon die noch handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, noch ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van een naamloze of besloten vennootschap waarvan hij bestuurder is (vgl. art. 7:857 BW, dat vergelijkbaar is met het thans geldende art. 7:857 Arubaans BW en het tot 10 oktober 2010 geldende art. 7:857 BW van de Nederlandse Antillen). Voorts staat vast dat Aruba Bank c.s. professionele financiële instellingen zijn.
Daarvan uitgaande geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting, voor zover daarin besloten ligt dat Aruba Bank c.s. jegens [verzoeker] geen bijzondere zorgplicht hadden als hiervoor in 3.4.1 bedoeld. Een particuliere borg behoeft immers bescherming tegen eigen ondoordachtheid bij het aangaan van een overeenkomst waarvan de financiële gevolgen vooralsnog uitblijven maar die, als zij zich voordoen, een zware last plegen te vormen (zie de MvT bij art. 7:857 BW, Parl. Gesch. Boek 7 (Inv. 3, 5 en 6), p. 444).
De omstandigheid dat de borgtocht is aangegaan door een particulier die – zoals het hof ten aanzien van [verzoeker] oordeelde – “een ervaren zakenman” is, maakt dit niet anders.
3.4.3Voor zover het hof wel van voormelde bijzondere zorgplicht is uitgegaan, is zijn oordeel in rov. 2.5 dat de dwaling van [verzoeker] voor zijn rekening moet blijven, onvoldoende gemotiveerd in het licht van de in het cassatieverzoekschrift (onder 1.9–1.10 en 1.51) vermelde stellingen die [verzoeker] in de feitelijke instanties heeft aangevoerd.
Deze stellingen komen op het volgende neer:
- Aruba Bank c.s. zijn niet zelf in contact getreden met [verzoeker] om de overeenkomst van borgtocht aan te gaan, maar hebben dat overgelaten aan [betrokkene], met het risico dat [betrokkene] een rooskleuriger voorstelling van zaken zou geven dan gerechtvaardigd was;
- Aruba Bank c.s. wisten dat (destijds) een vriendschapsband en vertrouwensrelatie tussen [betrokkene] en [verzoeker] bestond;
- [betrokkene] is in de avond van 19 april 2010 bij [verzoeker] thuis gekomen en heeft gezegd dat het faillissement de volgende dag met instemming van Aruba Bank c.s. kon worden opgeheven indien [verzoeker] zich borg stelde voor de schuld van [betrokkene] jegens Aruba Bank c.s., en dat [betrokkene] dan in staat zou zijn een lucratieve bouwovereenkomst te sluiten waardoor hij voor 1 juli 2010 Aruba Bank c.s. zou kunnen afbetalen, zodat [verzoeker] niet als borg zou worden aangesproken;
- [betrokkene] heeft die avond een vooraf (door de gezamenlijke advocaat van [betrokkene] en Aruba Bank c.s.) opgestelde akte van borgtocht ter ondertekening aan [verzoeker] voorgelegd, en heeft [verzoeker] geen bedenktijd geboden omdat de volgende ochtend de zitting zou plaatsvinden waarin volgens [betrokkene] het faillissement kon worden beëindigd vanwege de borgtocht;
- [verzoeker] is door de vriendschaps- en vertrouwensband bewogen [betrokkene] te hulp te schieten met de borgtocht;
- [verzoeker] is een ‘self made man’ die niet juridisch onderlegd is en geen verstand van faillissementen heeft.
In het licht van deze stellingen is de omstandigheid dat [verzoeker] wist dat [betrokkene] failliet was verklaard en dat dit feit tevens uitdrukkelijk in de akte van borgtocht was vermeld (overigens met de toevoeging dat hoger beroep was ingesteld), onvoldoende om te oordelen dat [verzoeker] in voldoende mate was gewaarschuwd voor de risico’s van de onderhavige borgtocht.