In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of er door verjaring een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan. De appellanten, bestaande uit een moeder en haar twee kinderen, stelden dat zij recht hadden op een erfdienstbaarheid van overpad over het perceel van de geïntimeerden, die eigenaar zijn van een aangrenzend perceel. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen deed besluiten in hoger beroep te gaan. De appellanten voerden aan dat zij door langdurig gebruik van de uitrit en het parkeerterrein recht hadden op een erfdienstbaarheid, maar het hof oordeelde dat er geen goede trouw aanwezig was en dat er geen erfdienstbaarheid was gevestigd. Het hof concludeerde dat de appellanten niet konden aantonen dat zij te goeder trouw waren en dat er geen inschrijving in de openbare registers was die hun aanspraak op een erfdienstbaarheid kon onderbouwen. Daarnaast werd de kwalificatie van het pad als buurweg en het parkeerterrein als openbare weg betwist. Het hof oordeelde dat het pad niet als buurweg kon worden aangemerkt, omdat het gebruik ervan niet meer bestond en dat het parkeerterrein niet als openbare weg kon worden gekwalificeerd. De vorderingen van de appellanten werden afgewezen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellanten in de proceskosten werden veroordeeld.