In deze beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 25 januari 2019, wordt een verzoek behandeld om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van een strafzaak tegen een gewezen verdachte. Het verzoek is ingediend op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De zaak betreft een verzoeker die kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand in zowel eerste aanleg als hoger beroep, en die een schadevergoeding van in totaal € 320.900,92 heeft aangevraagd. Het hof heeft kennisgenomen van de conclusie van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van verzoeker, mr. R. van der Hoeven. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.
Het hof oordeelt dat het verzoek tijdig is ingediend en dat de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof stelt vast dat de kosten van rechtsbijstand die zijn ontstaan na inschakeling van politie en justitie als gevolg van een noodlottig ongeval met werknemers, voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof benadrukt dat de ingediende declaratie niet bepalend is, maar wel een belangrijk uitgangspunt vormt bij de beoordeling van de billijkheid van de vergoeding.
Na afweging van alle omstandigheden, waaronder de aard, omvang en complexiteit van de onderliggende strafzaak, kent het hof een schadevergoeding toe van € 175.550,00 aan verzoeker. Het hof wijst het meer of anders verzochte af. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, met mr. O.M.J.J. van de Loo als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 26 juli 2019.