ECLI:NL:GHSHE:2019:3346
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewind wegens het ontbreken van gronden voor voortzetting
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die eerder onder bewind was gesteld vanwege problematische schulden en gokverslaving, heeft verzocht om opheffing van het bewind, stellende dat de gronden voor het bewind niet langer aanwezig zijn. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het verzoek tot opheffing had afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2019 is de rechthebbende gehoord, terwijl de bewindvoerder niet is verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende sinds 2017 schuldenvrij is en een stabiel inkomen ontvangt uit AOW en aanvullend pensioen. Ook heeft hij een budgetbeheerder ingeschakeld om hem te begeleiden bij het zelfstandig beheren van zijn financiën. Het hof concludeert dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de rechthebbende opnieuw in financiële problemen zal komen. De rechthebbende heeft bovendien actief deelgenomen aan hulpverlening en heeft zijn situatie verbeterd.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het bewind opgeheven met ingang van 1 oktober 2019. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.