3.1.In dit hoger beroep gaat het om het volgende.
a. a) Tussen Trudo en [curandus] voornoemd bestaat met ingang van 20 april 2010 een huurovereenkomst met betrekking tot de zelfstandige woonruimte, staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
b) Over de goederen van [curandus] is een bewind ingesteld. Bij beschikking van 27 maart 2015 heeft de kantonrechter te Eindhoven de bewindvoerder tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
c) In de periode vanaf 2010 tot en met 3 februari 2017 zijn er meerdere incidenten geweest; onder meer heeft [curandus] sms-berichten aan een medewerker van Trudo gericht met ernstige bedreigingen. Het hof verwijst naar de – door partijen niet bestreden – feitenvaststelling door de kantonrechter in het vonnis waarvan beroep onder rov. 2.3 tot en met 2.7.
d) Op 6 februari 2017 heeft de advocaat van Trudo aan zowel de bewindvoerder als aan [curandus] een sommatiebrief verzonden waarin wordt verzocht om vrijwillig voor ontruiming aan het gehuurde zorg te dragen. Binnen de gestelde termijn is niet tot ontruiming overgegaan.
e) Bij vonnissen in kort geding van respectievelijk de kantonrechter te Eindhoven d.d. 7 maart 2017 en van de voorzieningenrechter d.d. 18 april 2017 zijn door Trudo ingestelde vorderingen tot ontruiming van het gehuurde afgewezen.
f) Bij inleidende dagvaarding d.d. 21 maart 2017 heeft Trudo de bewindvoerder in de onderhavige bodemprocedure betrokken. In deze procedure vordert Trudo, kort gezegd, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
g) De kantonrechter heeft daarop een tussenvonnis gewezen – voormeld vonnis van 28 december 2017.
h) Trudo heeft verzocht verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen dit tussenvonnis. Bij vonnis van 8 maart 2018 heeft de kantonrechter te Eindhoven dit verlof verleend.
i. i) Vervolgens heeft Trudo hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis. Het onderhavige hoger beroep betreft dus een tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis.