Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 14 augustus 2018 waarbij het hof een pleidooi heeft gelast;
- het tussenarrest van 12 maart 2019 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating na tussenarrest van de advocaat van de vrouw d.d. 9 april 2019;
- de akte uitlating na tussenarrest van de advocaat van de man d.d. 7 mei 2019.
10.De verdere beoordeling
vrouwhet hof verzocht het Frans partnerschapvermogensregime van toepassing te verklaren.
manhet volgende gesteld.
hofstelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van dit verzoek heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter die in een tussenuitspraak een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist, hieraan, in beginsel, in het verdere verloop van het geding is gebonden, met dien verstande dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die beslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (o.m. HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN86521).
Bulletin Officiel de Ministère de la Justicevan 28 februari 2007, p. 4.
Droit de la famille, Grenoble: PUG 2015, nr. 224.
- i) de vordering van de vrouw op de man van € 75.000,-- uit hoofde van verdeling c.q. verrekening van de overwaarde van de woning (rov. 4.6-4.8; deze vordering heeft de rechtbank afgewezen);
- ii) de vordering van de vrouw inzake het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en in verband daarmee de draagplicht (rov. 4.9-4.12, voor dit laatste (de draagplicht), aldus ook rov. 4.8) voor de hypothecaire geldleningen bij de Rabobank met nummer * [geldleningsnummer eindigend op de laatste drie cijfers 1] (€ 102.000,--); nummer * [geldleningsnummer eindigend op de laatste drie cijfers 2] (€ 39.740,--); en nummer * [geldleningsnummer eindigend op de laatste drie cijfers 3] (€ 159.969,66). De rechtbank heeft vastgesteld dat de drie schulden door partijen gezamenlijk zijn aangegaan en zij daarvoor hoofdelijk verbonden zijn. Lening * [geldleningsnummer eindigend op de laatste drie cijfers 1] gaat in hun onderlinge verhouding alleen de man aan; de twee andere schulden gaan partijen ieder voor de helft aan (aldus de rechtbank, rov. 4.11). De rechtbank heeft de man veroordeeld te bewerkstelligen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor lening * [geldleningsnummer eindigend op de laatste drie cijfers 1] ; voor de andere leningen zijn de vorderingen tot ontslag afgewezen.
- iii) de regresvordering van de man voor de drie genoemde hypothecaire geldleningen (rov. 4.19-4.21). De rechtbank verwijst voor de draagplicht naar hetgeen zij eerder overwoog (in rov. 4.11). Deze vordering is afgewezen, samengevat, wegens onvoldoende onderbouwing.
de vrouwallereerst op tegen de afwijzing van haar vordering om de man te veroordelen aan haar een bedrag van € 75.000,-- te voldoen.
- de hypothecaire geldleningen die zijn gesloten na de verkrijging van de woning zijn op naam van partijen gesteld en partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de aflosverplichtingen;
- de vrouw is door de man gedwongen mee te tekenen omdat de bank anders geen aanvullende hypothecaire geldleningen wenste te verstrekken;
- partijen hebben bij het aangaan van de hypothecaire geldleningen afgesproken dat deze geldleningen zouden worden afgelost bij de verkoop van de woning zodat geen van partijen met een schuld zou achterblijven. Ook hebben partijen afgesproken dat de vrouw bij verkoop zou meedelen in de overwaarde van de woning;
- de hypothecaire geldleningen zijn aangewend voor de aankoop, verbouwing en/of verfraaiing van op naam van de man gestelde woningen en/of anderszins uitgegeven ten gunste van de man. De vrouw heeft door mee te tekenen bijgedragen aan de vergroting van het vermogen van de man;
- de vrouw heeft niet meegedeeld in de belastingteruggave uit hoofde van de aftrekbare hypotheekrente;
- de vrouw heeft nagenoeg alle kosten van de huishouding betaald terwijl de man een hoger inkomen had. “De vrouw heeft aldus evenredig bijgedragen in de kosten van de huishouding”. Ook heeft de vrouw altijd bijgedragen in de maandelijkse lasten van de woning;
- de vrouw beschikte bij aanvang van de samenwoning over eigen vermogen dat zij heeft geïnvesteerd in de woning van de man en de gemeenschappelijke woning van partijen in Frankrijk.
manheeft verweer gevoerd. Hij weerspreekt hetgeen de vrouw heeft aangevoerd. Hij voert het volgende aan. Alleen hij is eigenaar van de woning in [woonplaats] . De woning is inmiddels verkocht (mva, pt. 5, prod. 1). Hij heeft niet meerdere woningen in bezit. De vrouw verzuimt uit te leggen waaruit het bedrag van € 75.000,-- bestaat. Het is voor de man ondoenlijk op de ondoorzichtige stellingen van de vrouw over dat bedrag te reageren. De juridische grondslag van de vordering ontbreekt. Anders dan de vrouw stelt, heeft zij “niet meer bijgedragen in de kosten van de huishouding” (mva, pt. 17). De vrouw onderbouwt haar stelling ook niet. De man verwijst ten slotte naar zijn verweer in eerste aanleg (cva, pt. 1-31).
hofoordeelt als volgt. Niet in geschil is dat de man de woning in
[woonplaats] op 18 februari 1998 in eigendom heeft verkregen. Dat de woning (daarna) gezamenlijk eigendom van partijen is geworden, zoals de vrouw betoogt, is niet komen vast te staan. Ook op grond van het PACS is de vrouw geen mede-eigenaar geworden van de woning. De “indivision” heeft op deze woning geen betrekking, omdat deze alleen ziet op tijdens het PACS verworven goederen, zoals de rechtbank reeds heeft overwogen. Dat partijen, zoals de vrouw heeft gesteld, hebben geleefd als waren zij gehuwd is door de man betwist, met verwijzing naar de samenlevingsovereenkomst en het PACS, zodat daar niet van uitgegaan mag worden.
manmet zijn eerste grief op tegen het oordeel van de rechtbank dat niet gesteld of gebleken is dat hij is overgegaan tot aflossing van (een deel) van de gezamenlijke hypothecaire schulden (in rov. 4.21 van het bestreden vonnis). Op die grond is de regresvordering van de man afgewezen. De man licht zijn grief als volgt toe. De rechtbank heeft bepaald dat de drie hypothecaire leningen de vrouw in de onderlinge verhouding voor de helft aangaan. Daartegen heeft de vrouw geen grief gericht (mva, pt. 31).
vrouwheeft op deze grief het volgende verweer gevoerd (mva, pt. 4-7). Zij mag in het geheel niet gehouden worden aan aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen. Inlossingen vallen onder de kosten van de gezamenlijke huishouding en zijn niet als zodanig vermeld in het samenlevingscontract en evenmin zijn daar door partijen specifieke afspraken over gemaakt.
hofoverweegt als volgt.
- nummer [geldleningsnummer 1] ten bedrage van € 102.000,--,
- nummer [geldleningsnummer 2] ten bedrage van € 39.740,-- en
- nummer [geldleningsnummer 3] ten bedrage van € 159.969,66.
[woonplaats] te gebruiken voor allerlei zaken, zoals reizen en andere persoonlijke uitgaven, aldus de brief. In de brief wordt weliswaar ook een verbouwing als een van de bestedingsdoeleinden genoemd, maar of de lening daaraan daadwerkelijk is besteed, om welke verbouwing het ging (met name of het daarbij ging om een verbouwing van de woning in [woonplaats] (en of het daarbij ging om een verbouwing die als investering met een waardevermeerderend karakter kon worden aangemerkt), en hoe groot de uitgave was (met name of daardoor de lening voor een groter gedeelte ten gunste van de man is gekomen dan ten gunste van de vrouw), over al deze kwesties heeft de vrouw nagelaten zich uit te laten.
1012).
vrouwop tegen de afwijzing van haar vordering om de man te veroordelen tot betaling van € 1.880,98 uit hoofde van de achterstand in de maandelijkse kosten van de woning in Frankrijk.
manvoert verweer en wijst er op dat de vrouw haar vordering ook in hoger beroep niet onderbouwt
hofoverweegt als volgt.
de vrouwop tegen de afwijzing van haar vordering de man te veroordelen het debetsaldo van de en/of rekening van partijen aan te vullen en/of vervangende toestemming tot opheffing van die rekening.
de manop tegen het oordeel van de rechtbank dat de man de maandelijkse betaling van de hypotheektermijnen onvoldoende zou hebben onderbouwd.
vrouwheeft verweer gevoerd. Zij stelt dat de man ook nu geen stukken overlegt waaruit zo moeten blijken dat de man de maandelijkse lasten van de hypotheek betaalt en dan vervolgens daarmee een vordering op de vrouw kan hebben. De inkomens van partijen waren zeer verschillend. De bijdragen in de kosten van de huishouding dienden naar rato te worden geleverd. De vrouw heeft veel meer bijgedragen dan haar draagkracht toeliet.
hofoverweegt als volgt. Voor zover de vordering van de man betrekking heeft op de hypothecaire geldlening met nummer * [geldleningsnummer eindigend op de laatste drie cijfers 1] zal de vordering al worden afgewezen omdat deze lening voor rekening van de man komt (het hof verwijst kortheidshalve naar zijn beslissing op grief 1 van de man). Voorts heeft de man nagelaten duidelijk te maken of de hypotheektermijnen alleen rentebetalingen of ook aflossingen omvatten. Met de vrouw gaat het hof er daarom vanuit dat het alleen om rentebetalingen gaat. Daarop is art. 515-4 CC van toepassing. De vrouw beroept zich daar ook op. Dat dit anders zou zijn, heeft de man niet gesteld. De vrouw heeft voldoende gemotiveerd betwist dat de man op grond van dat wetsartikel een regresvordering heeft. Zij heeft zich er namelijk op beroepen dat zij meer heeft bijgedragen dan haar draagkracht (“faculté”, aldus art. 515-4 CC) toeliet. In het licht daarvan heeft de man zijn stelling onvoldoende onderbouwd, aldus in het bijzonder waar het betreft de wederzijdse draagkracht van partijen (“facultés respectives)”, ook niet nadat de man na het tussenarrest van dit hof in de gelegenheid is gesteld zijn stellingen aan te passen. De grief faalt daarom.