Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Artikel 5.5
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant], een adjunct-directeur bij Stichting Katholiek Ondernemersonderwijs, hierna De Rooi Pannen. [Appellant] is op 20 augustus 1984 in dienst getreden en heeft verschillende functies bekleed, waaronder adjunct-directeur. In april 2017 werd hij op non-actief gesteld door de directeur van de afdeling Horeca, wat leidde tot een langdurig conflict over zijn arbeidsrelatie. De Rooi Pannen heeft een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, maar dit werd door de kantonrechter afgewezen op 7 maart 2019. In eerste aanleg heeft [appellant] vorderingen ingesteld, waaronder betaling van salaris en wedertewerkstelling, terwijl De Rooi Pannen in reconventie vorderde dat [appellant] zijn werkzaamheden als docent hervatte.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld toegewezen, maar de vordering tot wedertewerkstelling afgewezen. [Appellant] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich richt op de afwijzing van de vordering tot wedertewerkstelling en rectificatie van onrechtmatige publiciteit. Het hof heeft in zijn uitspraak op 3 september 2019 geoordeeld dat de vordering tot wedertewerkstelling nog niet kan worden beoordeeld, omdat er een comparitie moet plaatsvinden om de gevolgen van de bodemzaak te bespreken. De vordering tot rectificatie is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat De Rooi Pannen onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en zal partijen oproepen voor een comparitie.