Uitspraak
beiden te Amsterdam
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met als producties het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 18 februari 2019;
- het verweerschrift met producties 50 tot en met 52 en het procesdossier van de eerste aanleg, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, ingekomen ter griffie op 9 april 2019;
- Een V6 formulier van [appellante] met de producties 7 tot en met 10, ingekomen ter griffie op 28 juni 2019;
- een V6 formulier van [verweerster] met de producties 53 tot en met 65, ingekomen ter griffie op 28 juni 2019;
- een V6 formulier van [verweerster] met de producties 66 tot en met 70, ingekomen ter griffie op 3 juli 2019;
- een V6 formulier van [verweerster] met de producties 71 tot en met 73, ingekomen ter griffie op 5 juli 2019;
3.De beoordeling
Door medische problematiek in verband[hof: met]
een vorm van overspanning door langdurige mentale overbelasting zijn er tijdelijk geen arbeidsmogelijkheden. Een interventie werd geadviseerd en in gang gezet, echter de arbeid gebonden component wordt tot dusverre niet meegenomen en aangepakt. Het verdient aanbeveling om een gerichte interventie in gang te zetten waarbij ook de arbeid gebonden componenten worden meegenomen, en er ook gesprekken gevoerd worden met de werkgever.
Werknemer geeft aan dat ze een gesprek gehad heeft met [medewerker] . Ze heeft dit als zeer positief ervaren. Ze hebben ook gesproken over eventuele werkhervatting. Werknemer wordt daarvoor nu ingepland met de bedrijfsarts en aan de hand van dat advies worden er concrete afspraken gemaakt t.a.v. werkhervatting en opbouw.”
De arbeid gebonden component werd aangepakt middels een persoonlijk gesprek tussen werkneemster en werkgever (in de persoon van Dhr [medewerker] ). Dit is een goed gesprek geweest en heeft geresulteerd in de gezamenlijk genomen afspraak om een nieuwe poging te ondernemen om de arbeid gerelateerde problemen op te lossen en re-integratie met (al dan niet volledige) terugkeer bij eigen werkgever te realiseren. Afgesproken werd dat betrokkene zal hervatten. Dit zal plaatsvinden in een andere vestiging (vestiging in Belgie), om zo een nieuwe start te realiseren. Afgesproken werd om te starten met twee halve dagen in de week in Juni (…) Vervolgens zullen werkgever en werknemer een plan van aanpak opstellen voor de reïntegratie, met afspraken over aard, omvang en tempo opbouw er van (…)
Werknemer heeft aangegeven dat er met de bedrijfsarts is gesproken over verdere opbouw van haar uren. Het voorstel is om komende week 3 dagen van 5 uur te werken, De week erna 3 dagen van 6 uur. Werknemer heeft dan 3 weken verlof. Na haar vakantie is het voorstel om een week 3 dagen 6 uur te werken en dan 3 een hele dagen van 7,6 uur. Ook is er aangegeven dat als u vragen heeft of dergelijke u contact op kunt nemen met de bedrijfsarts de heer [bedrijfsarts] . Ik heb zijn gegevens naar u doorgestuurd.”
Het bedrijfsbelang zijdens werkgeefster verzet zich tegen handhaving van drie dagen in de week. Mevrouw [verweerster] verricht op dit moment weegbrugwerkzaamheden. Deze zijn in het geheel niet stressvol te noemen en zijn derhalve naar onze mening makkelijk vol te houden. Op dit moment worden de weegbrugwerkzaamheden opgevangen door personeel met andere taken. De bedoeling is dat zij mevrouw [verweerster] aflossen dan wel vice versa.
Ik heb in het verslag een schema afgesproken zoals mevrouw [verweerster] dat zelf heeft geformuleerd. (zie onder). Ik kan mij daar wel in vinden, er is sprake van een stapsgewijze opbouw en er is sprake van een concreet voortel door betrokkene zelf gedaan.
tegen een ander schema bezwaren, maar zal daarvoor ook goede argumenten voor moeten aandragen. Belangrijk is[hof: u]
te realiseren dat geslaagde opbouw te prefereren is boven een opbouwschema met daarna weer een nieuwe uitval/terugval. Ik hoop dat u er in goed onderling overleg uitkomt. Anders nader overleg en nieuw spreekuur.”
Heb [de zoon van medewerker][hof: de zoon van [medewerker] ]
om 18:17 gebeld, neemt niet op. [bedrijfsjurist][hof: [bedrijfsjurist] , bedrijfsjurist [appellante] ]
belt me net. [de zoon van medewerker] had hem gebeld, hij had gezien dat ik gebeld had. Hij heeft aan [bedrijfsjurist] doorgegeven dat het geen zin heeft om te bellen. Ik kan kiezen: of 5 middagen komen of me opnieuw ziek melden. En dan hoef ik niet meer terug te komen. Ik ben perplex. We bellen morgen even.”
Een voorstel werd besproken voor volgend opbouwschema:[het hof leest:]
komende week opbouwen naar 3x5 uur, de week erna naar 3x6 uur. Dan is er een verlof gepland van 3 weken. Na verlof her-starten met 3x6 uur, De week erna 3x8 uur. Vervolgens verdere opbouw in stappen naar contractomvang. Dit schema zou met werkgever besproken worden (…) In dit overleg echter werd door werkgever aangegeven dat in kader van belang bedrijfsvoering sterk werd aangedrongen op werken in de middaguren i.p.v. de voorgestelde ochtend uren, en met ingang van komende week naar 5[hof: dagen van]
-4 uur per week. Betrokkene zou zijn voorgehouden dit plan te accepteren of anders zich weer volledig ziek te melden. In laatste geval zal terugkeer bij eigen werkgever niet meer bespreekbaar en/of mogelijk zijn, en zal tweede spoor reïntegratie worden ingezet. Als tussenvoorstel zou mevrouw [verweerster] voorgesteld[hof: hebben]
om en om 4 en 5 middagen in de week te komen werken (1 dag vrijhouden per 14 dagen ten behoeve van lopende behandeling/coaching). Ook dit voorstel zou niet bespreekbaar zijn. In huidig spreekuur geeft betrokkene aan niet te weten hoe verder te moeten, en door gerezen conflict met werkgever zich niet langer in staat te voelen verdere opbouw van reïntegratie te realiseren.
- Het advies is voorlopig wel de gerichte begeleiding (coaching) en behandelingen te continueren
- Advies de reïntegratie stapsgewijs verder op te bouwen en hierover constructieve gesprekken te continueren (…)
- Trachten te voorkomen de huidige verschillen=n van inzicht te laten escaleren tot een arbeidsconflict.
- Indien werkgever en werknemer niet kunnen komen tot een overeenstemming wijs ik zowel werkgever als werknemer op de mogelijkheid van aanvragen van een Deskundigenoordeel UWV
- In goed onderling overleg tussen werkgever en werkneemster zal indien wenselijk het opbouwschema worden aangepast; verzoek dit ook aan bedrijfsarts kenbaar te maken.
- Vervolgspreekuur op indicatie, bij nieuwe medische feiten/omstandigheden.
- Nader overleg tussen werkgever en bedrijfsarts
geleidelijke maar succesvolle stapsgewijze opbouw van rentegratie te komen dan een snellere rentegratie welke leidt tot terugval en opnieuw volledige uitval.”
Gezien het verloop en thans de duur van uw arbeidsongeschiktheid willen wij u vragen contact met uw werkgeefster op te nemen teneinde een aantal zaken af te stemmen, namelijk:
- Graag zouden wij een afspraak willen maken ter inlevering van de aan u verstrekte zakelijke telefoonsimkaart alsmede de alarm- en toegangssleutels van het kantoorgebouw;
- u dient nog een bedrag aan uw werkgeefster terug te betalen (…)”
Gebleken is dat u heden, 13 augustus 2018, niet op het werk bent verschenen ondanks dat u daartoe door de bedrijfsarts in staat wordt geacht (laatstelijk d.d. 17 juli 2018, bijlage 1). Daarnaast bent u onbereikbaar voor onze arbeidsdeskundige en blijft u weigerachtig, ondanks andersluidende berichten uwerzijds, contact met haar op te nemen. Het vorenstaande achten wij in strijd met uw re-integratieverplichtingen genoemd in artikel 7:629 BW.
Je hebt me gister niet kunnen bereiken omdat werkgever de simkaart geblokkeerd heeft. Ik ben het niet eens met de gang van zaken en heb een jurist ingeschakeld. Ik heb mij namelijk op 12 juli volledig ziekgemeld en ik kan het werk op dit moment niet aan. Deskundigenoordeel zal uitwijzen hoe verder. Werkgever ontvangt een brief van de jurist.”
Wij hebben een speciale band die in de loop van de jaren zo gegroeid is. We trekken heel veel met elkaar op en doordat we een relatie hebben gehad, ligt dit nog anders en ook gevoeliger. (…) De balans tussen werk en privé is op een gegeven moment zoek geraakt. Al jaren draait mijn leven om het werk (…) En ik ben daarin meegegaan, heb het laten gebeuren. (…) Ik heb het vaker geprobeerd aan te geven (..) Ik wil een baan waar ik me tijdens werktijd volledig voor inzet, maar daarbuiten heb ik ook mijn eigen leven. Het volgende vind ik moeilijk om te zeggen, maar ik wil het wel graag kwijt. Het feit dat je aan me zat, in mijn blouse naar mijn borsten en in mijn kruis greep, heeft het nog moeilijker voor me gemaakt. Ik heb aangegeven dat ik het niet wilde, en dat ik je geen valse hoop wilde geven dat het nog iets kan worden tussen ons. (…) Ik ben jaren niet voor mezelf opgenomen, jaren over mijn grenzen heen gegaan, niet duidelijk genoeg geweest (…) Wat ik absoluut niet wil is verwijten maken over en weer of kijken wie waar schuldig aan is, we zijn samen in deze situatie beland en we zijn er samen verantwoordelijk voor (…)”
U heeft een deskundigenonderzoek aangevraagd over uw arbeids(on)geschiktheid (…)
Na vorig spreekuur werd door Mevrouw [verweerster] een Deskundigenoordeel UWV aangevraagd welke op 03-09-2018 plaatsvond. Bedrijfsarts sprak de verzekeringsarts in dat kader. In de eindconclusie wordt door de VA gesteld dat betrokkene NIET geschikt te achten is voor het werk in de door werkgever voorgestelde invuling. De eenzijdige verandering van het voorgestelde reïntegratie traject wordt als niet adequaat beoordeeld.
Oordeel Onderzoekscommissie
(I) afwijzing van het ontbindingsverzoek op grond van de door [appellante] vermelde redenen, en (II) ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van de door [verweerster] vermelde redenen ingevolge artikel 7:671c lid 1 BW, en
(III) veroordeling van [appellante] om aan [verweerster] een billijke vergoeding van € 60.000,00 en een transitievergoeding van € 27.714,00 te betalen.
heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg.
(I) de bestreden beschikking te vernietigen voor zover die ziet op de toekenning van de transitievergoeding, en
(II) opnieuw rechtdoende het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding alsnog af te wijzen, en
(III) voor recht te verklaren dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding, zoals bepaald in artikel 7:673 lid 7 sub c BW, en
De kantonrechter heeft terecht het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a BW beoordeeld.
Dat het voorstel volgens [appellante] niet dwingend was opgelegd en dat [verweerster] in eerste instantie op vrijdag 6 juli 2018 aangaf te willen proberen of het voorstel van [appellante] voor haar haalbaar zou zijn en daarop vervolgens op maandag 9 juli 2018 terugkwam, doet aan het voorgaande niet af. Duidelijk was voor [appellante] op 9 juli 2018 dat [verweerster] het schema van [appellante] niet (meer) zag zitten en dat partijen in goed overleg weer rond de tafel moesten.
Het hof gaat voorbij aan de stellingen van [appellante] dat [verweerster] niet de vereiste toestemming had om (tijdens haar ziek zijn) op vakantie te gaan, “spoorloos” was en naliet om contact op te nemen na verzoek daartoe. Uit de feiten blijkt dat de vakantieperiode zowel met de bedrijfsarts en de verzuimbegeleider van de arbodienst van [appellante] ( [verzuimbegeleider] ) alsmede met [appellante] zelf ( [bedrijfsjurist] ) was afgestemd, onderdeel vormde van het opbouwschema (rov. 3.1.11. en 3.1.17.), en bovendien als collectieve vakantieperiode door [appellante] was opgelegd (3.1.4.). Dat en hoe deze vakantie in de weg zou hebben gestaan aan re-integratie heeft [appellante] bovendien niet toegelicht. Vaststaat dat [verweerster] pas na het advies van de bedrijfsarts van 17 juli 2018 op vakantie is gegaan. In dat advies staat dat een vervolgspreekuur bij nieuwe feiten/omstandigheden zou worden gepland en is alleen de werkgever (en dus niet ook [verweerster] ) verzocht om contact op te nemen met de bedrijfsarts.
Het hof merkt nog op dat het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] geen rechtens relevant (ernstig) verwijt valt te maken is gegeven in het kader van de billijke vergoeding waarbij dient te worden beoordeeld of sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever als gevolg waarvan de arbeidsverhouding is verstoord. Het hof acht zich hieraan niet gebonden bij de beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer waardoor de arbeidsverhouding is verstoord in het kader van de transitievergoeding. Bovendien zag het oordeel van de kantonrechter niet op de handelwijze van [appellante] tijdens voornoemde periode van re-integratie.
Daarbij merkt het hof op dat niet [verweerster] , maar [appellante] zelf in de reactie van haar advocaat van 22 augustus 2018 het etiket seksuele intimidatie heeft geplakt op de brief van 15 augustus 2018 en [bureau] de opdracht heeft gegeven om daarnaar onderzoek te doen.