ECLI:NL:GHSHE:2019:3112

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
200.215.357_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de vaststelling van de canon in erfpachtkwestie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van De Staat der Nederlanden tegen de Watersportvereniging. De zaak betreft de vaststelling van de canon voor een erfpachtzaak. In eerste aanleg heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan, waarna het hof op 5 maart 2019 heeft overwogen deskundigen te benoemen om vragen te beantwoorden over de canon. De Staat en de Watersportvereniging hebben ieder een deskundige voorgesteld, en het hof heeft besloten om drie deskundigen te benoemen om een gezamenlijk deskundigenbericht op te stellen. De deskundigen zijn gevraagd om inzichtelijk te maken hoe zij tot hun waardering komen, met specifieke aandacht voor de huidige canon en de invloed van jaarlijkse indexatie en grondwaarde. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht, dat binnen drie maanden na de start van het onderzoek moet worden ingeleverd. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 26.620,-, te betalen door De Staat. Het hof heeft verder bepaald dat de zaak op 19 november 2019 opnieuw op de rol komt voor memorie na deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer gerechtshof 200.215.357/01
(zaaknummer rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, C/02/303185 / HA ZA 15-519)
arrest van 20 augustus 2019
in de zaak van
De Staat der Nederlanden,
gevestigd te Den Haag,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna: de Staat,
advocaat: mr. F. Sepmeijer,
tegen:
Watersportvereniging [Watersportvereniging],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Watersportvereniging [Watersportvereniging] ,
advocaat: mr. L.E. de Geer,

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het verdere verloop blijkt uit:
  • akte na tussenarrest van de zijde van de Staat;
  • akte na tussenarrest van de zijde van Watersportvereniging [Watersportvereniging] .
1.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenarrest van 5 maart 2019 heeft het hof overwogen voornemens te zijn (een) deskundige(n) te benoemen ter beantwoording van de in 5.10 van dat arrest geformuleerde vragen en de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van de Staat te brengen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over aantal en persoon van de te benoemen deskundige(n), de aan deze(n) te stellen vragen en de kosten van het deskundigenbericht.
bindende eindbeslissing
2.2.
Voordat het hof hier nader op beslist, gaat het hof eerst in op het verzoek van Watersportvereniging [Watersportvereniging] om terug te komen op de overweging onder 5.10 van het arrest van 5 maart 2019 om niet de methode voor de berekening van de canon vast te stellen. Het hof zal op deze overweging niet terugkomen en wel om het volgende. Zoals in het tussenarrest van 5 maart 2019 aangegeven, heeft het hof als rechter onvoldoende specifieke kennis om de canon vast te stellen en om een berekeningsmethode te bepalen. Ook artikel 19 van de algemene voorwaarden 1993 op grond waarvan partijen het geschil aan de rechter hebben voorgelegd, bepaalt niet, zoals Watersportvereniging [Watersportvereniging] betoogt, dat de rechter de berekeningsmethode dient vast te stellen maar enkel dat de rechter het geschil tussen partijen dient te beslechten. Het hof maakt gebruik van de bevoegdheid in art. 194 Rv om deskundigen in te schakelen. Van rechtsweigering is dan ook geen sprake.
benoeming deskundigen
2.3.
Partijen zijn het niet eens over het aantal te benoemen deskundigen. Partijen hebben ieder een deskundige voorgesteld. De Staat stelt voor dat beide deskundigen een derde deskundige aanwijzen. Watersportvereniging [Watersportvereniging] wenst dat beide partijen een deskundige voorstellen en dat, indien de aldus aangewezen deskundigen niet tot een eensluidend advies komen, het hof op de geschilpunten beslist.
2.4.
Het hof overweegt als volgt. Partijen hebben aangegeven dat er bij de waardering van erfpacht door deskundigen twee “kampen” zijn (het kamp van de grondeigenaren en het kamp van de erfpachters). Het hof acht het in het belang van een onafhankelijke en goed gemotiveerde voorlichting geraden om drie deskundigen te benoemen die een gezamenlijk deskundigenbericht maken. Beide partijen hebben een deskundige voorgedragen. De Staat heeft verzocht drs. N.B. (Bernd) Kamp van [Makelaardij] Makelaardij aan te wijzen en Watersportvereniging [Watersportvereniging] heeft verzocht de heer A. Roos van [Vastgoedadvies] Vastgoedadvies aan te wijzen. Het hof heeft beiden benaderd en deze hebben zich bereid en in staat verklaard om in de onderhavige zaak als deskundigen op te treden en rapport uit te brengen. Het hof heeft beide deskundigen verzocht om samen een derde deskundige aan het hof voor benoeming voor te dragen. De deskundigen hebben mr. J.R. Vermeulen van [Advocaten] Advocaten voorgedragen om samen met hen als derde deskundige op te treden. Mr. Vermeulen heeft zich eveneens bereid en in staat verklaard om als deskundige op te treden.
2.5.
De deskundigen hebben ieder het hof schriftelijk in kennis gesteld van het door hen begrote voorschot. Het totale voorschot bedraagt € 26.620,-. Conform de overweging onder 5.11 van het tussenarrest van 5 maart 2019 zal het voorschot ten laste worden gebracht van de Staat.
2.6.
Watersportvereniging [Watersportvereniging] stelt voor aan de deskundigen de volgende vragen voor te leggen:
a. Is de huidige canon van € 5.996,- per 1 januari 2015 te beschouwen als een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de erfpachtzaak? Licht uw antwoord toe.
b. Indien het antwoord op vraag a negatief luidt, wat is dan naar uw mening per 1 januari 2015 een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de zaak? Licht uw antwoord toe.
c. Indien u de canon bepaalt aan de hand van de waarde van de in erfpacht uitgegeven grond, de depreciatie en een canonpercentage, hoe bent u per onderdeel dan tot uw waardering gekomen?
d. Wat is naar uw oordeel het effect van de jaarlijkse indexatie van de canon op het redelijkerwijs te hanteren canonpercentage?
e. Wat is volgens u het belang van de termijn waarbinnen de canon kan worden herzien voor het te hanteren rentepercentage?
f. Wat is het effect van het feit dat de canon bij herziening kan worden gebaseerd op de gestegen grondwaarde na de herzieningstermijn voor het canonpercentage dan wel voor de depreciatie?
De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen de vragen c tot en met f, omdat het volgens de Staat aan de deskundigen is om op basis van hun eigen deskundigheid en ervaring in onderling overleg tot vaststelling van de canon te komen. De Staat stelt voor enkel de volgende twee vragen te stellen:
1. Wat is per 1 januari 2015 een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de erfpacht zaak met betrekking tot een perceel grond en water kadastraal bekend gemeente Bruinisse sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] ter grootte van 1.77.65 ha. en op welke gronden? Gelieve uw antwoord uitgebreid te motiveren en te adstrueren.
2. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
2.7.
Het hof overweegt als volgt. Niet alle vragen van Watersport [Watersportvereniging] zijn voldoende bepaald. Wel acht het hof het van belang dat de deskundigen zo inzichtelijk mogelijk aangeven hoe zij zijn gekomen tot de beantwoording van de hierna te stellen hoofdvragen 1 en 2 en in dat kader zal het hof dan ook enkele door Watersport [Watersportvereniging] geformuleerde vragen als volgt voorleggen aan de deskundigen:
1) Is de huidige canon van € 5.996,- per 1 januari 2015 te beschouwen als een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de erfpachtzaak? Licht uw antwoord toe.
2) Indien het antwoord op vraag a negatief luidt, wat is dan naar uw mening per 1 januari 2015 een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de zaak? Licht uw antwoord toe.
3) Kunt u aangeven of en zo ja, op welke wijze bij de beantwoording van de vorige vragen de waarde van de grond, de door Watersport [Watersportvereniging] gestelde in aanmerking te nemen depreciatie en het canonpercentage een rol spelen?
4) Speelt bij de vaststelling van de hoogte van de canon het effect van de contractuele jaarlijkse indexering van de canon een rol? Zo nee, waarom niet en zo ja, welk gevolg heeft dat voor de vaststelling gehad?
5) Speelt bij de vaststelling van de hoogte van de canon een rol dat de canon bij herziening kan worden gebaseerd op de gestegen grondwaarde? Kunt u dit toelichten?
6) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
2.8.
Gelet op het hiervoor overwogene wordt beslist als volgt. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
Bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen:
1) Is de huidige canon van € 5.996,- per 1 januari 2015 te beschouwen als een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de erfpachtzaak? Licht uw antwoord toe.
2) Indien het antwoord op vraag a negatief luidt, wat is dan naar uw mening per 1 januari 2015 een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de zaak? Licht uw antwoord toe.
3) Kunt u aangeven of en zo ja, op welke wijze bij de beantwoording van de vorige vragen de waarde van de grond, de door Watersport [Watersportvereniging] gestelde in aanmerking te nemen depreciatie en het canonpercentage een rol spelen?
4) Speelt bij de vaststelling van de hoogte van de canon het effect van de contractuele jaarlijkse indexering van de canon een rol? Zo nee, waarom niet en zo ja, welk gevolg heeft dat voor de vaststelling gehad?
5) Speelt bij de vaststelling van de hoogte van de canon een rol dat de canon bij herziening kan worden gebaseerd op de gestegen grondwaarde? Kunt u dit toelichten?
6) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
3.2.
Benoemt tot deskundigen ter beantwoording van deze vragen:
Drs. N.B. Kamp
[Makelaardij] Makelaardij
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
tel: [telefoonnummer]
e-mail:
[e-mailadres]
De heer A. Roos RT
Property Valuation & Consultancy
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
tel: [telefoonnummer] en [mobielnummer]
e-mail:
[e-mailadres]
De heer mr. J.R. Vermeulen
[Advocaten] advocaten
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
tel. [telefoonnummer]
e-mail:
[e-mailadres]
3.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de hiervoor genoemde deskundigen toezendt;
3.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
3.5.
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
3.6.
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
3.7.
verzoekt de deskundigen een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
3.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
3.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 26.620,- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
3.10.
bepaalt dat De Staat laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
3.11.
verzoekt de deskundigen, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
3.12.
benoemt mr. P.P.M. Rousseau tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
3.13.
verwijst de zaak naar de rol van 19 november 2019 in afwachting van het deskundigenbericht;
3.14.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van De Staat;
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en R.F. Groos, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2019.
griffier rolraadsheer