6.1.In het vonnis van 18 november 2015 (rov. 3.1) heeft de kantonrechter de volgende feiten als vaststaand aangenomen:
- [appellant] heeft paardenboxen gehuurd van [geïntimeerde 1] .
- De huurovereenkomst tussen partijen is per 31 januari 2013 geëindigd.
Ook het hof zal deze feiten, die zijn niet betwist, als uitgangspunt nemen bij de beoordeling.
6.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellant] om [geïntimeerde 1] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
a. tot betaling van € 11.017,33;
b. tot betaling van wettelijke rente over € 11.017,33 vanaf 4 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. tot betaling van € 968,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. tot afgifte van de handpompwagen en de zak van 500 isolators, dan wel tot vergoeding van de waarde ad € 400,00;
e. tot vergoeding van proceskosten.
6.2.2.Op hetgeen [appellant] aan deze vorderingen ten grondslag heeft gelegd en het door [geïntimeerde 1] gevoerde verweer, zal het hof hierna, voor zover in hoger beroep van belang, ingaan.
6.3.1.Bij het vonnis van 18 november 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vorderingen van [appellant] , betrekking hebbend op de kosten van hertrainen van zijn paarden en op de kosten betreffende het paard [paard] , voor afwijzing gereed liggen en [appellant] toegelaten te bewijzen
- dat bij het aangaan van de huurovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde 1] ten behoeve van [appellant] een onbeperkte toegang tot de stallen/paarden is overeengekomen;
- dat aan [appellant] per 27 december 2012 nog slechts tweemaal per dag toegang werd verleend (uitsluitend) voor het voeren van zijn paarden.
6.3.2.In het vonnis van 24 augustus 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] ten aanzien van de bij aanvang overeengekomen openingstijden niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd, zodat ook de door hem gevorderde inkomsten voor afwijzing gereed liggen. Ten aanzien van de beperkte toegang per 27 december 2012 is [appellant] evenmin in de bewijslevering geslaagd, zodat diens vordering ter zake de extra kosten voor de verzorging van een geblesseerd paard eveneens zal worden afgewezen, aldus de kantonrechter.
6.3.3.Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien met hetgeen in het vonnis van 18 november 2015 is overwogen, heeft de kantonrechter bij het vonnis van 24 augustus 2016 de vordering van [appellant] integraal afgewezen en hem in de proceskosten in eerste aanleg veroordeeld.
6.4.1.[appellant] heeft in hoger beroep (ongenummerde) grieven aangevoerd en zijn eis gewijzigd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en tot toewijzing van zijn gewijzigde eis.
6.4.2.Het hof verwijst voor de gewijzigde eis naar het petitum van de memorie van grieven. [geïntimeerde 1] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [appellant] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Bij de beoordeling zal dan ook worden uitgegaan van de gewijzigde eis.