ECLI:NL:GHSHE:2019:2362
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak van strafbare feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie, die was ingesteld naar aanleiding van een strafzaak tegen de verdachte, die was vrijgesproken van het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank had de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, waarop het Openbaar Ministerie hoger beroep heeft ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat, volgens de wet, het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat. Aangezien de verdachte in de hoofdzaak was vrijgesproken, was er geen grondslag meer voor de ontnemingsvordering. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van een veroordeling in de hoofdzaak voor de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarmee het hof opnieuw recht deed in deze zaak.