ECLI:NL:GHSHE:2019:2190
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aftrek specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting voor het jaar 2013 aan de orde is. Belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij de inspecteur geen aftrek van specifieke zorgkosten had toegestaan. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aftrek specifieke zorgkosten vastgesteld op € 1.250. Belanghebbende is van mening dat de vergoede zorgkosten door zijn aanvullende verzekering aftrekbaar zijn, terwijl de inspecteur de uitspraak van de Rechtbank verdedigt.
Tijdens de zitting op 7 mei 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelt dat de vergoede kosten op hem drukken, omdat hij daarvoor premies heeft betaald. Het Hof oordeelt echter dat de vergoede kosten niet op belanghebbende drukken, omdat hij hiervoor een vergoeding ontvangt. De premies voor de aanvullende verzekering zijn ook niet aftrekbaar volgens de wetgeving. Het Hof concludeert dat er geen sprake is van gelijke gevallen en dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft in fiscale zaken. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.
Het Hof oordeelt verder dat er geen redenen zijn om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of de proceskosten. De beslissing is op 7 juni 2019 uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.