Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[de besloten vennootschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/331820 / HA ZA 18-171)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met een productie (het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van 31 juli 2018 met drie producties (genummerd 2 tot en met 4);
- de memorie van antwoord van 22 januari 2019 met een productie.
3.De beoordeling
- 2.1. Op 16 januari 2012 is een notariële akte opgemaakt van een tussen partijen gesloten geldleningsovereenkomst. Deze geldleningovereenkomst heeft betrekking op een vordering van STB op [geintimeerden c.s.] van € 759.371,97 in verband met door STB in opdracht van [geïntimeerde 1] en/of [geintimeerde 2] verrichte werkzaamheden.
- 2.2. Op 23 februari 2012 heeft [geïntimeerde 1] aan STB een hypotheekrecht verstrekt op een aantal aan hem toebehorende onroerende zaken. Dit hypotheekrecht strekt tot zekerheid van de betaling van de vordering uit hoofde van de geldlening.
- 2.3. STB is in de loop van de jaren verschillende malen gestart met het nemen van executiemaatregelen jegens [geintimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] , omdat zij van mening is dat [geintimeerden c.s.] niet volledig heeft voldaan aan de betalingsverplichting uit hoofde van de geldleningsovereenkomst. STB heeft de executiemaatregelen diverse malen ook weer gestaakt.
- 2.4. In 2017 heeft [geïntimeerde 1] een kort geding aangespannen tegen STB, strekkend tot de staking van de executie door STB door middel van veiling van een aan [geïntimeerde 1] in eigendom toebehorend zwembad te [vestigingsplaats] . De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerde 1] afgewezen, waarna het zwembad is verkocht.
- 2.1. [geïntimeerde 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap [geintimeerde 2] (hierna: [geintimeerde 2] ).
- 2.2. [geintimeerde 2] is sinds september 2006 eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] . Deze onroerende zaak was een voormalig klooster en is in opdracht van [geintimeerde 2] verbouwd tot zorgresidentie. Voor het uitvoeren van deze verbouwing heeft [geintimeerde 2] onder meer een beroep gedaan op STB.
- 2.3. Op 6 juni 2007 heeft STB een orderbevestiging gestuurd aan [geintimeerde 2] voor de door STB te verrichten werkzaamheden. Op 29 juni 2007 heeft STB aan [geintimeerde 2] een voorschotnota verstuurd van € 297.500,00. Dit voorschot heeft [geintimeerde 2] op 10 juli 2007 voldaan.
- 2.4. De werkzaamheden van STB zijn aangevangen in 2010. In 2010 en 2011 heeft STB voor haar werkzaamheden een bedrag van € 2.238.908,39 aan facturen bij [geintimeerde 2] in rekening gebracht.
- 2.5. Eind 2011 hebben partijen nadere afspraken gemaakt over de facturen die [geintimeerde 2] eind 2011 nog niet had voldaan. Deze afspraken tussen STB (als schuldeiser) en [geintimeerde 2] (als schuldenaar) zijn vastgelegd in een notariële akte van geldleningsovereenkomst van 16 januari 2012. Daarin is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
“OVERWEGENDE DAT
1. zevenhonderdachtendertigduizend driehonderdeneenenzeventig euro en zevenennegentig eurocent (738.371,97) voor door de Schuldeiser ten behoeve van de Schuldenaar verrichte werkzaamheden;
2. een bedrag ad eenentwintigduizend euro (€ 21.000,00) aan rente over de periode vijf april tweeduizend elf tot en met eenendertig december tweeduizend elf wegens niet tijdige voldoening van de aan de sub 1 vermelde vordering ten grondslag liggende facturen, welke facturen zijn gespecificeerd op een aan deze akte gehechte bijlage (Bijlage 1).
7 Borgstelling
De heer [geïntimeerde 1] stelt zich tot borg voor de nakoming van de verplichtingen van de Schuldenaar uit hoofde van deze overeenkomst en de Financieringsdocumentatie.”
- 2.6. In 2012 heeft [geintimeerde 2] in totaal een bedrag van € 519.028,97 uit hoofde van de geldleningsovereenkomst aan STB voldaan.
- 2.7. Bij brief van 8 mei 2013 heeft de advocaat van STB [geintimeerde 2] gesommeerd om - onder meer - het nog openstaande bedrag van € 219.343,00 uit hoofde van de geldleningsovereenkomst, binnen drie dagen na 8 mei 2013 te betalen.
- 2.8. STB heeft vervolgens op 20 juni 2013 de notariële akte van geldleningsovereenkomst van 16 januari 2012 aan [geintimeerde 2] en [geïntimeerde 1] laten betekenen en heeft op 25 juni 2013 executoriaal beslag gelegd ten laste van [geintimeerde 2] op de onroerende zaak aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] en ten laste van [geïntimeerde 1] op de onroerende zaak aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] .
- 2.9. Eind augustus 2014 heeft STB de executoriale verkoop aangezegd van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] tegen 14 november 2014. Deze verkoop heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.
- 2.10. Op 10 juli 2013 heeft STB de notariële akte van geldleningsovereenkomst van 16 januari 2012 betekend aan [geïntimeerde 1] en bevel gedaan tot betaling van een bedrag van € 279.579,69 binnen 2 dagen na 10 juli 2013.
- 2.11. Op 24 januari 2017 is opnieuw de grosse van de notariële akte van geldleningsovereenkomst van 16 januari 2012 aan [geïntimeerde 1] betekend en is bevel gedaan tot betaling van een bedrag van € 285.297,12.
- 2.12. Op 2 juni 2017 heeft STB aan [geïntimeerde 1] de executoriale verkoop aangezegd van de onroerende zaak aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] tegen 6 juli 2017.
- 1. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde 1] en [geintimeerde 2] niets meer aan STB verschuldigd zijn;
- 2. veroordeling van STB tot vergoeding aan [geïntimeerde 1] van de schade die [geïntimeerde 1] lijdt en/of heeft geleden als gevolg van de executie van de hyptheekakte, de executie van het zwembad daaronder begrepen, en verwijzing naar de schadestaatprocedure.
- A. veroordeling van [geintimeerde 2] tot betaling van € 149.250,89, subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag;
- B. veroordeling van [geintimeerde 2] tot betaling van wettelijke handelsrente over de hoofdsom tot aan de dag der voldoening, tot 18 april 2018 berekend op € 70.444,34.
- STB in het incident voor de duur van het geding verboden om op enigerlei wijze tot executie van de geldleningsovereenkomst d.d. 16 januari 2012 of de hypotheekrechten van 23 februari 2012 over te gaan;
- STB veroordeeld om aan [geïntimeerde 1] en [geintimeerde 2] een dwangsom te betalen van € 8.000,-- voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het betreffende verbod, tot een maximum van € 800.000,-- is bereikt;
- STB in de proceskosten van het incident veroordeeld;
- de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.