Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 247677/KG ZA 18-151)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de rolbeslissing van 10 juli 2018;
- de aktes uitlaten naar aanleiding van de rolbeslissing;
- de memorie van grieven met productie en eiswijziging;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
Het hof stelt in dit verband voorop dat het hier een Alcateltermijn betreft, waarop de gemeente zich jegens [appellante] mocht beroepen. [appellante] heeft niets gesteld dat afdoet aan dit oordeel.
heeft aangevoerd dat zij het onderhavige kort geding aanhangig heeft gemaakt binnen de door de gemeente gestelde termijn: (1) omdat de gemeente in de gunningsbeslissing van 21 februari 2018 de Alcateltermijn heeft verlengd van 20 naar 21 dagen, en (2) omdat de Alcateltermijn (van 21 dagen) is aangevangen op 23 februari 2018, zijnde de dag na de dag waarop de gunningsbeslissing - volgens [appellante] - door de gemeente is verzonden.
Het hof verwerpt beide stellingen.
In verband met de stelling onder (1) is van belang: (a) dat in de Leidraad wordt bepaald dat de inschrijver die zich niet in de gunningsbeslissing kan vinden, daartegen bezwaar kan maken binnen een termijn van 20 (kalender)dagen, en (b) dat in de gunningsbeslissing wordt aangekondigd dat de gemeente, als tegen de voorgenomen gunning geen bezwaren worden ingediend, 21 dagen na dagtekening van de gunningsbeslissing de opdracht zal verstrekken.
heeft niet deugdelijk onderbouwd waarom zij uit de aankondiging onder (b) heeft mogen afleiden dat de bezwaartermijn werd verlengd van 20 naar 21 dagen. Uitgaande van een dergelijke verlenging zou de opdracht juist niet, zoals wel aangekondigd door de gemeente, 21 dagen na het ingaan van de Alcateltermijn kunnen worden verstrekt.
Uitgaande van een Alcateltermijn van 20 dagen kan in het midden blijven of deze termijn is aangevangen op 22 februari 2018 (zoals de voorzieningenrechter heeft geoordeeld), of op 23 februari 2018 (zoals [appellante] stelt). Ook als wordt uitgegaan van de opvatting van [appellante] , heeft zij het kort geding (één dag) te laat aanhangig gemaakt. Het hof voegt hieraan toe dat hij, met de voorzieningenrechter, op voorhand tot het oordeel komt dat de Alcateltermijn is aangevangen op 22 februari 2018, zijnde de dag na de dagtekening van de gunningsbeslissing, waaruit volgt dat [appellante] het kort geding uiterlijk op (woensdag) 13 maart 2018 aanhangig had moeten maken.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen en dat [appellante] in eerste aanleg terecht niet-ontvankelijk is verklaard en is veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente.