6.3.De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante 1] afgewezen en [appellante 1] veroordeeld in de proceskosten.
6.4.1.[appellante 1] heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties. [appellante 1] heeft daartoe 12 grieven aangevoerd. De grieven 1 tot en met 5 zien – samengevat – op het feitencomplex rond de vakantiedialyse met hotelovernachtingen in combinatie met de grondslagen bedrog, dwaling en wanprestatie. Grief 6 betreft de spin-off. Grief 7 betreft de avonddialyse en avondmaaltijd. Grief 8 betreft de gezondheidstoestand van de patiënten. Grief 9 betreft meerwerk/meerkosten. Grief 10 betreft de motivering van het vonnis. In grief 11 betoogt [appellante 1] dat de rechtbank haar bewijsaanbod ten onrechte heeft gepasseerd. Grief 12 tot slot betreft de conclusie van de rechtbank dat de schade van [appellante 1] valt onder het ondernemersrisico en daarmee niet onder een van de door [appellante 1] aangevoerde grondslagen.
Voorafgaand aan haar grieven heeft [appellante 1] betoogd dat de rechtbank ten onrechte haar antwoordakte na comparitie van 7 december 2016 heeft geweigerd. [appellante 1] heeft deze akte bij memorie van grieven opnieuw overgelegd als productie 1 en zij heeft de inhoud van het stuk ook in haar memorie van grieven verwerkt. Het hof overweegt dat het geschil binnen de grenzen van het hoger beroep opnieuw ter behandeling en beslissing aan het hof is voorgelegd en dat de antwoordakte onderdeel uitmaakt van de processtukken in hoger beroep.
6.4.2.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [appellante 1] in de kosten van het hoger beroep.
6.4.3.Voorafgaand aan haar antwoord heeft [geïntimeerde] betoogd dat de memorie van grieven van [appellante 1] niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zodat de grieven reeds om die reden niet in behandeling dienen te worden genomen. Het hof overweegt dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. Naar het oordeel van het hof is in de memorie van grieven voldaan aan de eis dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht en voor de rechter en de wederpartij voldoende kenbaar zijn.
Vakantiedialyse – grieven 1 tot en met 5
6.5.1.[appellante 1] heeft een uitgebreid feitencomplex opgenomen rond de vakantiedialyse en dit vervolgens gekwalificeerd als bedrog, dan wel dwaling, dan wel wanprestatie.
6.5.2.Volgens [appellante 1] heeft [geïntimeerde] haar (opzettelijk) voorgespiegeld vakantiedialyse in de markt te willen zetten en dit als primaire doelstelling te hebben voor het openen van een dialysecentrum in [hotel] , terwijl [geïntimeerde] in werkelijkheid een capaciteitsprobleem wilde verhelpen, hetgeen [geïntimeerde] (opzettelijk) heeft verzwegen. Volgens [appellante 1] had [geïntimeerde] de samenwerking met een horeca-exploitant nodig om een vergunning voor het dialysecentrum te kunnen krijgen. [appellante 1] heeft zich ter onderbouwing van deze stellingen beroepen op getuigenverklaringen in het door haar aanhangig gemaakte voorlopig getuigenverhoor van 21 maart 2016. Dhr. [destijds voorzitter van de raad van bestuur van geintimeerde] , destijds voorzitter van de raad van bestuur van [geïntimeerde] , en dhr. [destijds vice-voorzitter van de raad van bestuur van geintimeerde] , destijds vicevoorzitter van de raad van bestuur van [geïntimeerde] , hebben volgens [appellante 1] toen verklaard dat [geïntimeerde] al bij aanvang in het nieuw geopende vakantiedialysecentrum voor vakantiedialyse (a) geen capaciteit had, (b) zelfs dat vakantiedialyse geen doel was, dat (c) met vakantiedialyse geen ervaring bestond en (d) er nog twee andere redenen bestonden voor de vestiging van het dialysecentrum in hotel [voormalig hotel-restaurant] , namelijk het oplossen van capaciteitsproblemen en de strategische ligging van [vestigingsplaats] .
[geïntimeerde] stelt transparant te zijn geweest over het feit dat capaciteitsgebrek de aanleiding was voor het openen van een dialysecentrum in [hotel] en dat [appellante 1] dat ook wist, zodat van een onjuiste voorstelling van zaken geen sprake kan zijn. Verder stelt [geïntimeerde] steeds achter het concept vakantiedialyse te hebben gestaan, maar betwist [geïntimeerde] te hebben meegedeeld dat dit haar primaire doelstelling was.
6.5.3.Het hof oordeelt als volgt. [appellante 1] baseert de stelling dat [geïntimeerde] heeft meegedeeld te zullen focussen op vakantiedialyse als primair doel, op de in het eerste concept en de in de huurovereenkomst gemaakte afspraken. Voor zover daarin afspraken/toezeggingen staan opgenomen, bestaat er een verplichting van [geïntimeerde] tot nakoming daarvan en zal het niet nakomen daarvan leiden tot wanprestatie en niet tot bedrog of dwaling. Het hof zal dit beoordelen in rov. 6.5.9. t/m 6.5.11.
6.5.4.Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep (art. 3:44 lid 3 BW). Dat [geïntimeerde] opzettelijk heeft verzwegen dat een capaciteitsprobleem de aanleiding was voor het openen van een dialysecentrum teneinde [appellante 1] daarmee te bewegen de huurovereenkomst en het eerste concept te tekenen, is niet vast komen te staan. Als [geïntimeerde] al onjuiste mededelingen heeft gedaan over haar beweegredenen of zou hebben verzwegen dat het oplossen van een capaciteitsprobleem voor haar de primaire reden was van vestiging, hetgeen [geïntimeerde] heeft betwist, dan is onvoldoende gesteld dat dit opzettelijk zou zijn gebeurd om [appellante 1] te bewegen tot samenwerking. Dit blijkt ook niet uit de getuigenverklaringen van [destijds voorzitter van de raad van bestuur van geintimeerde] en [destijds vice-voorzitter van de raad van bestuur van geintimeerde] waarnaar [appellante 1] verwijst. Daaruit blijkt slechts dat een capaciteitsprobleem voor [geïntimeerde] de aanleiding was voor het openen van een dialysecentrum. Wat [geïntimeerde] hierover wel of niet (opzettelijk) heeft vermeld aan [appellante 1] blijkt niet uit de verklaringen. In dat kader merkt het hof op dat beide getuigen hebben verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de onderhandelingen tussen [geïntimeerde] en [appellante 1] . Daarbij geldt bovendien dat [geïntimeerde] via de gemeente in contact is gebracht met [appellante 1] op een moment dat het besluit rond vestiging en de vergunningverlening van het dialysecentrum al rond waren en over de combinatie met een hotel-restaurant functie nog moest worden nagedacht. Anders dan [appellante 1] stelt, was de samenwerking dus geen voorwaarde voor de vergunningverlening. Dit sluit aan bij de inhoud van het krantenartikel en de mailwisseling tussen [appellante 1] en de gemeente (rov. 6.1.2. en 6.1.3.).
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen sprake is van bedrog.
6.5.5.Van dwaling is sprake indien de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten en de dwaling is te wijten aan een mededeling van de wederpartij, of de wederpartij met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten (art. 6:228 BW). Het hof volgt [appellante 1] niet in haar betoog dat zij niet wist dat een capaciteitsprobleem voor [geïntimeerde] de aanleiding was voor het openen van het dialysecentrum en dat zij de overeenkomst niet zou hebben gesloten indien zij dit wel had geweten. In het krantenartikel van 5 augustus 2008 (rov. 6.1.2.) staat vermeld dat [geïntimeerde] heeft gekozen voor een extra vestiging vanwege een capaciteitsprobleem in het ziekenhuis [vestigingsplaats] . [appellante 1] heeft onvoldoende betwist dat zij van aanvang af bekend was met de inhoud van dit artikel. Zo licht zij niet toe aan de hand van welk artikel van dezelfde datum zij dan wel op 5 augustus 2008 contact heeft opgenomen met de gemeente (rov. 6.1.3.). Als dus al vast zou komen te staan dat [geïntimeerde] heeft verzwegen dat vakantiedialyse voor haar niet de aanleiding was om het dialysecentrum te openen, hetgeen [geïntimeerde] betwist, dan staat tevens vast dat [appellante 1] dit via de krant wel wist en dat zij desondanks de overeenkomst heeft gesloten. Voor zover het uitsluitend gaat om een teleurgestelde toekomstverwachting van [appellante 1] komt haar geen dwalingsberoep toe (art. 6:228 lid 2 BW). Van dwaling is geen sprake.
Nu van bedrog noch dwaling sprake is, kan in het midden blijven of [appellante 1] al dan niet een beroep op (partiële) vernietiging heeft gedaan.
6.5.6.Tussen partijen is niet in geschil dat de afspraken tussen hen zijn vastgelegd in het eerste concept van 11 september 2008, de huurovereenkomst van 28 september 2008, het tweede concept van januari 2009 en het addendum bij de huurovereenkomst.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de afspraken rond de vakantiedialyse in de huurovereenkomst en in het eerste concept. [appellante 1] legt de afspraken zo uit dat [geïntimeerde] verplicht is (14 tot 20) patiënten (per week) aan te leveren die in [hotel] willen overnachten. [appellante 1] baseert haar uitleg op:
de considerans van de huurovereenkomst (rov. 6.1.6.), waar staat
“
Verhuurder[bedoeld is [appellante 1] ]
voornemens is aan huurder[bedoeld is [geïntimeerde] ]
medewerking te verlenen, teneinde in het voormalige Hotel [voormalig hotel-restaurant] te [vestigingsplaats] een nierdialysecentrum met hotel- en restaurant functie in te richten (…) Met een dergelijk centrum wordt voorzien in de behoefte van nierdialysepatiënten om op vakantie op relatief eenvoudige wijze te kunnen dialyseren. Daarnaast kunnen patiënten uit [vestigingsplaats] en omgeving dichter bij huis worden behandeld.
het eerste concept, onder het kopje ‘vakantiedialyse’ (rov. 6.1.5.) waar staat:
“
Primair wordt de combinatie overnachten in [wellness & care] en het dialyseren in het inpandige dialysecentrum aangeboden.”
en
“De hotelexploitant kan geen dialyseplaats toezeggen.”
en
“
Er zal sprake zijn van een patiëntenmix bestaande uit vaste patiënten en vakantiegasten. Per week is er plaats voor circa 14 tot 20 vakantiegasten. Afhankelijk van het aanbod zal deze mix variëren. Het is dus zaak dat er een routine op gang komt waarbij 2-3 weken vooruit de vaste bezetting (en planning op de dagdelen) van het aantal dialyseplaatsen bekend is, zodat op de lege plaatsen actief gezocht kan worden naar vakantiegasten.”
een mail van [medewerker van geintimeerde] van 4 september 2008 aan [appellante 1] , waarin hij verwijst naar voorbeelden van nierdialysehotels in het buitenland en vermeldt: “
toch schitterend als we dit in [vestigingsplaats] ook krijgen”.
Verder blijkt de door haar voorgestane uitleg volgens [appellante 1] uit het feit dat zij voor haar exploitatie feitelijk afhankelijk is van de aanlevering van patiënten door [geïntimeerde] .
6.5.7.[geïntimeerde] legt de afspraken zo uit dat zij meewerkt aan het vakantiedialyseproject door voldoende capaciteit vrij te houden op het moment dat er patiënten zijn die willen overnachten en verwijst daarbij onder meer naar de tekst van de overeenkomst en de context van de overeenkomst waarin voormelde bepalingen staan opgenomen.
6.5.8.Met inachtneming van de Haviltexnorm overweegt het hof als volgt. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante 1] onweersproken toegelicht dat partijen vanwege de haast van het project van tevoren niet hebben gesproken over de rol- en/of taakverdeling rond de vakantiedialyse. Beide partijen baseren de door hen voorgestane uitleg in overwegende mate op de tekst zelf.
6.5.9.Het hof legt de afspraken rond de vakantiedialyse zo uit dat daarin geen verplichting bestaat voor [geïntimeerde] om vakantiedialyse patiënten aan te leveren en dat [appellante 1] die verplichting daar in de gegeven omstandigheden ook redelijkerwijze niet in mocht lezen. In de inleidende bepalingen van de huurovereenkomst staat dat [geïntimeerde] medewerking zal verlenen aan het inrichten van een nierdialysecentrum met hotel- en restaurantfunctie en direct daarna staat dat [geïntimeerde] een nierdialysecentrum zal inrichten en dat [appellante 1] hotelkamers en een restaurant exploiteert. In de huurovereenkomst staan vervolgens voor [geïntimeerde] alleen verplichtingen rond de exploitatie van het dialysecentrum. De verplichtingen van [geïntimeerde] zijn het inrichten en gebruiken van het gehuurde als dialysecentrum, het betalen van de huurprijs voor de ruimtes die [geïntimeerde] gebruikt voor het dialysecentrum en het meebetalen aan de baliefunctie in het hotel die [appellante 1] exploiteert omdat daar gasten van het dialysecentrum worden ontvangen (rov. 6.1.6.). Het feit dat partijen uitgaan van een behoefte van patiënten om een hotelovernachting en dialyse te combineren, maakt [geïntimeerde] niet verplicht ervoor te zorgen dat dergelijke patiënten daadwerkelijk zullen komen.
Hetzelfde geldt voor hetgeen is afgesproken in het eerste concept. Deze afspraken legt het hof met inachtneming van de Haviltexnorm zo uit dat [geïntimeerde] nierdialysepatiënten die willen overnachten zo mogelijk in het dialysecentrum bij het hotel zal dialyseren en daartoe capaciteit zal vrijhouden voor 14 tot 20 vakantiegasten per week. Daar staat dus geen verplichting voor [geïntimeerde] om 14 tot 20 patiënten aan te leveren per week. In de afspraak dat ‘primair de combinatie overnachten in [wellness & care] en het dialyseren in het inpandige dialysecentrum’ wordt aangeboden, leest het hof niet dat [geïntimeerde] de primaire doelstelling heeft om vakantiedialyses uit te voeren in het dialysecentrum, of dat [geïntimeerde] vakantiedialysepatiënten zal aanleveren, of daarop zal focussen, zoals [appellante 1] betoogt. Er staat niet meer dan dat bij vraag naar vakantiedialyse, de combinatie overnachten en behandelen primair in [hotel] wordt aangeboden. Dit volgt ook uit de context van deze bepaling. Direct na deze bepaling staat uitgelegd dat dit anders kan zijn indien patiënten niet geschikt zijn om te dialyseren in [hotel] waarna moet worden gekeken of dialyse in het ziekenhuis wel mogelijk is, en dat het ook mogelijk moet zijn dat patiënten uit het dialysecentrum in een ander hotel willen overnachten.
Dat [appellante 1] geen dialyseplaats kan toezeggen zonder akkoord van [geïntimeerde] , betekent niet dat [appellante 1] zelf geen dialysepatiënten voor hotelovernachtingen kon werven, hetgeen zij naar eigen zeggen ook heeft geprobeerd, bijvoorbeeld door het maken van reclame in de media en op de vakantiebeurs. Evenmin blijkt hieruit een verplichting voor [geïntimeerde] om patiënten aan te leveren. Ook overigens is hiervan niet gebleken.
Het feit dat het [geïntimeerde] enthousiast was over het aanbieden van vakantiedialyse en het feit dat [appellante 1] voor haar bedrijfsvoering afhankelijk was van patiënten die bleven overnachten, maakt het voorgaande niet anders. Ten aanzien van dit laatste argument van [appellante 1] merkt het hof nog op dat uit wat partijen naar voren hebben gebracht, duidelijk wordt dat [appellante 1] van beide partijen veruit het meeste belang had bij hotelovernachtingen van patiënten. Het ligt ook daarom voor de hand dat de verantwoordelijkheid voor het werven van patiënten die ook wilden overnachten, bij haar lag, tenzij anders zou zijn overeengekomen.
6.5.10.Dat [geïntimeerde] onvoldoende capaciteit heeft vrijgehouden voor vakantiedialyse is onvoldoende onderbouwd gesteld en daarmee niet vast komen te staan. De getuigenverklaring van [destijds vice-voorzitter van de raad van bestuur van geintimeerde] waarnaar [appellante 1] verwijst, betreft de periode voorafgaand aan de opening van het dialysecentrum in [vestigingsplaats] . Toen bestond een capaciteitstekort in het ziekenhuis en dit was de reden om buiten het ziekenhuis een dialysecentrum te vestigen.
[appellante 1] heeft voor het eerst ter zitting in hoger beroep gesteld gedurende de vijfjarige looptijd van de overeenkomsten in totaal 2 tot 3 gasten wegens tekort aan dialyseplaatsen te hebben moeten weigeren, maar [geïntimeerde] heeft dit betwist en [appellante 1] heeft haar stelling desgevraagd niet nader geconcretiseerd en bijvoorbeeld niet toegelicht wanneer en onder welke omstandigheden een dergelijke weigering zou hebben plaatsgevonden.
Van wanprestatie met betrekking tot de vakantiedialyse is gezien het voorgaande geen sprake.
6.5.11.De grieven 1 tot en met 5 falen.
6.6.1.Volgens [appellante 1] heeft de rechtbank ten onrechte haar vordering ter zake de avondmaaltijd en –dienst niet beoordeeld, althans afgewezen. [appellante 1] zou drie maaltijden (inclusief drank) verzorgen die door [geïntimeerde] zouden worden betaald: (a) ontbijt, (b) lunch, (c) diner rond 18:00 uur. De avonddialysepatiënten zouden een warme maaltijd in het restaurant ontvangen voorafgaande aan de dialyse. [geïntimeerde] heeft de toegezegde avonddienst en de daaraan verbonden avondmaaltijd nooit ingevoerd, dus eenzijdig geschrapt en daarmee de daaraan verbonden omzet aan [appellante 1] onthouden. Nu [geïntimeerde] de avondmaaltijden en dranken niet heeft afgenomen, terwijl zij dat wel had toegezegd, moet [geïntimeerde] haar compenseren. [appellante 1] heeft tijdens de zitting in hoger beroep toegelicht dat zij circa 1.500 avondmaaltijden zou zijn misgelopen en dat een maaltijd met drinken ongeveer € 15,- zou kosten.
6.6.2.Het hof overweegt als volgt. Dat [geïntimeerde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst al wist dat ze geen avonddialyse zou gaan uitvoeren heeft [appellante 1] niet nader toegelicht en daarmee onvoldoende onderbouwd gesteld. Het hof volgt [appellante 1] daarom niet in haar stelling dat [geïntimeerde] hierover bij het maken van de afspraken (opzettelijk) onjuiste mededelingen heeft gedaan dan wel dit heeft verzwegen. Daarmee is geen sprake van dwaling of bedrog.
6.6.3.Volgens [appellante 1] is [geïntimeerde] haar verplichting avonddialyse aan te bieden door het dialysecentrum ’s avonds te openen niet nagekomen, heeft zij desgevraagd nakoming geweigerd en is zij daarmee in verzuim. [geïntimeerde] heeft het bestaan van een dergelijke verplichting betwist.
Het hof oordeelt als volgt. In het eerste concept staat dat het dialysecentrum geopend is tot 23:00 uur. Er zijn afspraken gemaakt over avondmaaltijden rond 18:00 uur voor dialysepatiënten niet zijnde hotelgasten. Ook in de huurovereenkomst staat in artikel 5.3. dat het dialysecentrum tot 23:00 uur is geopend (rov. 6.1.6.). Dat het de bedoeling van partijen was dat [geïntimeerde] avonddialyse zou aanbieden, vindt daarnaast steun in de notulen van de bespreking van 17 maart 2009 waarin [geïntimeerde] meldt dat de avonddialyse elk moment van start kan gaan, nadat [appellante 1] op het uitblijven hiervan had gewezen. Daarmee legt het hof de afspraken zo uit dat [geïntimeerde] verplicht was om een avonddialyse aan te bieden. Ter zitting in hoger beroep heeft [geïntimeerde] bevestigd dat het dialysecentrum echter steeds ’s avonds rond 18:00 uur sloot. Daarmee is zij haar verplichting niet nagekomen. Dat sprake is van verzuim heeft [geïntimeerde] niet betwist.
Voor zover [appellante 1] stelt dat [geïntimeerde] tevens verplicht was patiënten aan te leveren voor avonddialyse, dan wel heeft toegezegd dat de avonddienst (volledig) gevuld zou zijn, volgt het hof [appellante 1] daarin niet. Een dergelijke verplichting mocht [appellante 1] naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet in de gemaakte afspraken lezen (zie ook rov. 6.5.8. t/m 6.5.9.).
6.6.4.Grief 7 slaagt. Op grond van art. 612 Rv. begroot de rechter, indien hij een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, in beginsel de schade in zijn vonnis voor zover hem dit mogelijk is, ook als slechts schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd, maar voldoende is gesteld en is komen vast te staan om te kunnen veroordelen tot een bepaald bedrag (HR 3 februari 2012 ECLI:NL:HR:2012:BU4914 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=), rov. 3.11.2). Het hof is van oordeel dat voldoende is gesteld en komen vast te staan om [geïntimeerde] te kunnen veroordelen tot schadevergoeding en het partijdebat laat dit ook toe. Het hof zal op de voet van artikel 6:97 BW de omvang van de schade begroten, die [appellante 1] heeft geleden doordat [geïntimeerde] het dialysecentrum ’s avonds niet opende waardoor geen avondmaaltijden zijn afgenomen. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over deze schade van [appellante 1] .